Dit wetsvoorstel bepaalt dat men niet gelijktijdig lid kan zijn van een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges en van de Staten-Generaal of het Europees Parlement.
De zuiverheid van staatsrechtelijke verhoudingen komt in het geding bij een combinatie van een (mede)wetgevende taak en een (wetgevings)adviserende taak door een zelfde persoon. Hiermee wordt de motie-Scheltema-de Nie (24.503 nr 29) uitgevoerd.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 4 februari 1997 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 7 april 1998 verworpen. D66 en GroenLinks stemden voor.
ingediend
14 juni 1996titel
Wijziging van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement om te bepalen dat het lidmaatschap van een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges niet gelijktijdig mag worden uitgeoefend met het lidmaatschap van de Staten-Generaal en van het Europees Parlementschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Binnenlandse Zaken
- staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
inwerkingtreding
1 januari 1997. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1996, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
-
3 maart 1998
eindverslag commissie Biza nr. 12b -
19 februari 1998
nadere memorie van antwoord nr. 12a -
23 september 1997
nader voorlopig verslag commissie Biza nr. 12 -
19 juni 1997
memorie van antwoord nr. 199b -
25 maart 1997
voorlopig verslag commissie Biza nr. 199a -
4 februari 1997
gewijzigd voorstel van wet nr. 199