Door de wijziging van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet milieubeheer en het Burgerlijk Wetboek regelt dit wetsvoorstel de verzameling van scheepsafvalstoffen aan boord en de afgifte hiervan aan overslaginstallaties en ontvangstinrichtingen op de Rijn en daarmee in verbinding staande vaarwegen.
Doel van het voorstel is de goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in Rijn - en binnenvaart (Straatsburg, 9 september 1996) mogelijk te maken.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 3 november 1998 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 24 november 1998 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 687 van 22 december 1998.
ingediend
23 januari 1998titel
Goedkeuring en uitvoering van het op 9 september 1996 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (Trb. 1996, 293)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip met uitzondering van artikel I, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn
-
-een verbod tot lozing van afval;
-
-vermindering van afvalproductie;
-
-de vervuiler betaalt;
-
-geen concurrentievervalsing.
Het verdrag bestrijkt drie deelterreinen
-
-olie- en vethoudend scheepsbdrijfafval;
-
-droog en vloeibaar afval van de lading;
-
-overig scheepsbedrijfafval (huisvuil, huishoudelijk afvalwater, spoelwater met vloeibare ladingrestanten ("slops") en overig gevaarlijk afval.
Het verdrag geldt voor de volgende landen: Nederland, België en Duitsland, Zwitserland (de Rijn vanaf Rheinfelden), Frankrijk (de Rijn, een deel van de gekanaliseerde Moezel en enige Noord-Franse kanalen) en Luxemburg (de Moezel).
2