Dit voorstel wijzigt de frequentie van vaststelling van het hoger onderwijs- en onderzoeksplan (HOOP). Het HOOP kan voortaan eens in de vier jaar worden vastgesteld in plaats van jaarlijks zoals tot nu toe gebruikelijk.
Reden voor deze wijziging is dat de verwevenheid tussen het strategisch beleid en het operationeel beleid, waarin het HOOP aanvankelijk voorzag, is afgenomen. Het HOOP heeft meer het karakter gekregen van een strategisch document voor het beleid met betrekking tot het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op langere termijn.
Tevens voorziet het voorstel in een ruimere termijn voor de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal om zich uit te spreken over de voorstellen die in het ontwerp-HOOP worden gedaan. Tenslotte worden met dit voorstel enige technische wijzigingen aangebracht.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is 22 maart 2000 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 17 april 2000 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 203 van 25 april 2000.
ingediend
23 november 1999titel
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer de wijziging van de termijn van vaststelling van het hoger onderwijs- en onderzoeksplanschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
- minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
inwerkingtreding
Met uitzondering van artikel I, onderdeel D met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.
Artikel I, onderdeel D, treedt in werking met ingang van 1 september 2000.
-
-
-
22 maart 2000
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 1999/2000, nr. 59: blz. 4109 -
-