Dit wetsvoorstel beoogt de aanpassing van het Nederlandse recht aan de richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie om de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven, te vergemakkelijken.
De richtlijn is de derde die tot doel heeft het vrij verkeer van personen en diensten op het terrein van de advocatuur te bevorderen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 20 juni 2002 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 9 juli 2002 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 440 van 3 september 2002.
ingediend
20 januari 2001titel
Aanpassing van de Advocatenwet aan richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven (Implementatie vestigingsrichtlijn advocaten)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
De richtlijn regelt de mogelijkheid voor de advocaat uit een andere lidstaat om zich hier te vestigen en de advocatuur uit te oefenen zonder dat zijn diploma behoeft te worden erkend.
De vestigingsrichtlijn wordt op twee manieren in de Advocatenwet geïmplementeerd.
-
-
-
-
-
-
20 juni 2002
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2001/2002, nr. 85: blz. 5021