Dit wetsvoorstel strekt tot uitvoering van de richtlijn 1999/93/EG inzake een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen. Hiermee wordt het gebruik van de elektronische handtekening (EHT) vergemakkelijkt en een bijdrage geleverd aan de wettelijke erkenning van de EHT naast de handgeschreven handtekening.
Met dit voorstel wordt de rechtszekerheid over de juridische status van de EHT bevorderd. Verder worden de nationaal bestaande verschillen over de EHT en de EHT-dienstverleners (onafhankelijke persoon die certificaten uitgeeft of andere diensten in verband met de EHT verleent) weggenomen. Hierdoor worden de belemmeringen voor het vrije verkeer van diensten langs elektronische weg weggenomen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 14 maart 2002 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 6 mei 2003 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
18 mei 2001titel
Aanpassing van Boek 3 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten inzake elektronische handtekeningen ter uitvoering van richtlijn nr. 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG L 13) (Wet elektronische handtekeningen)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
- staatssecretaris van Economische Zaken
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
-
-
-
-
-
-
-
-
-
14 maart 2002
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2001/2002, nr. 56: blz. 3811