28.223

Wet lidmaatschap koninklijk huis



Dit voorstel voorziet in een nieuwe Wet lidmaatschap koninklijk huis. De huidige Wet lidmaatschap koninklijk huis wordt ingetrokken. De aanleiding voor dit voorstel vormen de huwelijken van prins Constantijn en prins Willem-Alexander, waardoor het aantal leden van het koninklijk huis waarvoor ministeriële verantwoordelijkheid van toepassing is, te groot aan het worden is.

Voorgesteld wordt om het lidmaatschap van het koninklijk huis te beperken tot de Koning en de afgetreden Koning alsmede hun echtgenoten en de erfopvolgers in de eerste en tweede graad van bloedverwantschap met de Koning alsmede hun echtgenoten. Het grondwettelijk recht op erfopvolging voor erfopvolgers in de derde graad alsmede hun echtgenoten blijft bestaan.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 23 april 2002 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van de SGP stemde tegen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 28 mei 2002 als hamerstuk afgedaan.

De wet is opgenomen in Staatsblad 275 van 11 juni 2002.

De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 276 van 11 juni 2002.


Kerngegevens

ingediend

7 februari 2002

titel

Regeling van het lidmaatschap koninklijk huis alsmede daaraan verbonden titels (Wet lidmaatschap koninklijk huis)

schriftelijke voorbereiding

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip


Documenten