Dit voorstel voorziet in een nieuwe Wet lidmaatschap koninklijk huis. De huidige Wet lidmaatschap koninklijk huis wordt ingetrokken. De aanleiding voor dit voorstel vormen de huwelijken van prins Constantijn en prins Willem-Alexander, waardoor het aantal leden van het koninklijk huis waarvoor ministeriële verantwoordelijkheid van toepassing is, te groot aan het worden is.
Voorgesteld wordt om het lidmaatschap van het koninklijk huis te beperken tot de Koning en de afgetreden Koning alsmede hun echtgenoten en de erfopvolgers in de eerste en tweede graad van bloedverwantschap met de Koning alsmede hun echtgenoten. Het grondwettelijk recht op erfopvolging voor erfopvolgers in de derde graad alsmede hun echtgenoten blijft bestaan.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 23 april 2002 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van de SGP stemde tegen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 28 mei 2002 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 275 van 11 juni 2002.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 276 van 11 juni 2002.
ingediend
7 februari 2002titel
Regeling van het lidmaatschap koninklijk huis alsmede daaraan verbonden titels (Wet lidmaatschap koninklijk huis)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
8
-
-
-
-
-
-
23 april 2002
stemming (aangenomen, tegen: SGP) Handelingen TK 2001/2002, nr. 71. blz: 4603 -
11 april 2002
voortzetting behandeling Handelingen TK 2001/2002, nr. 67: blz. 4493-4506 -
11 april 2002
behandeling Handelingen TK 2001/2002, nr. 67: blz. 4469-4489