Dit wetsvoorstel voorziet in de implementatie van richtlijn nr. 2000/9/EG van 20 maart 2000 betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (PbEG L 106). Deze richtlijn harmoniseert de regels ten aanzien van kabelbaaninstallaties in Europa, waardoor het concurrentievermogen van constructeurs wordt verbeterd en een minimaal veiligheidsniveau wordt gewaarborgd.
De richtlijn is alleen van toepassing op installaties waarbij voertuigen, bestemd voor personenvervoer, door kabels worden voortbewogen. Installaties voor vermaak of ontspanning, kabelponten en traditioneel gebouwde kabeltrams die over de openbare weg rijden, zijn van de richtlijn uitgezonderd. Het toezicht op de naleving van de wet wordt ondergebracht bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 9 december 2003 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, GroenLinks, PvdA, D66, ChristenUnie, SGP en LPF stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 3 februari 2004 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
10 april 2003titel
Regels met betrekking tot de productie, de keuring en de exploitatie van kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (Wet kabelbaaninstallaties)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag van na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.
-
-
-
-
-
-
9 december 2003
stemming (aangenomen, voor: SP, GL, PvdA, D66, ChristenUnie, SGP en LPF) Handelingen TK 2003/2004, nr. 34, blz: 2388 -
3 december 2003
behandeling Handelingen TK 2003/2004, nr. 32, blz: 2227-2229