Dit voorstel van rijkswet is de novelle op de Wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (26.568) (R1638). Deze novelle is nodig omdat het wetsvoorstel door het aannemen van amendementen in de Tweede Kamer strijdig is geworden met richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen.
De Raad van State van het Koninkrijk heeft geoordeeld dat een aantal amendementen vallen buiten de ruimte die de richtlijn aan de nationale wetgever biedt om eigen regels te stellen en zijn deze daardoor onverenigbaarbaar met de op Nederland rustende verplichtingen uit hoofde van het EG-verdrag. Hierdoor is het wetsvoorstel strijdig geworden met de te implementeren richtlijn. Met dit voorstel wordt de strijdigheid met de EG-richtlijn ongedaan gemaakt.
De Europese Commissie heeft Nederland inmiddels voor het Hof van Justitie van de EG gedaagd omdat Nederland de richtlijn niet heeft geïmplementeerd. Dat had uiterlijk 30 juli 2000 moeten gebeuren. Nederland staat mogelijk een hoge boete of dwangsom te wachten wegens niet nakomen van de richtlijn.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 14 oktober 2004 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 9 november 2004, gezamenlijk met het oorspronkelijke wetsvoorstel, als hamerstuk afgedaan.
ingediend
7 september 2004titel
Wijziging van de rijkswet houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingenschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- staatssecretaris van Economische Zaken
inwerkingtreding
Indien het bij koninklijke boodschap van 28 mei 1999 ingediende voorstel van rijkswet houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (Kamerstukken 26 568 (R1638)), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt deze wet op hetzelfde tijdstip in werking.