Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra). Deze wet regelt onder andere dat bepaalde functies onverenigbaar zijn met het rechterlijk ambt en dat de nevenbetrekkingen gemeld en geregistreerd dienen te worden. Deze regeling strekt ertoe de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht en meer in het bijzonder het vertrouwen daarin te waarborgen. De regeling dient tevens ter verzekering van de zuiverheid van verhoudingen en het vertrouwen in de rechterlijke macht in het algemeen.
Met het oog op het vertrouwen in de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de rechterlijke macht, behoeft de regeling inzake de nevenbetrekkingen aanpassing.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 29.937, A) is op 9 september 2008 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 15 mei 2012 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
14 december 2004titel
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstageschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
19
-
-
8 oktober 2012
brief regering; Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage TK, 18 Bevat bijlagen -
-
-
-
-
-
13 maart 2012
brief aan de minister van Veiligheid en Justitie over lang onbeantwoorde verslagen niet als Kamerstuk gepubliceerd -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
9 september 2008
stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 2007/2008, nr. 109, blz.: 7968-7969 -
20 april 2006
behandeling Handelingen TK 2005/2006, nr. 74, blz: 4623-4643