Dit wetsvoorstel keurt de opzegging van het op 25 juni 1973 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de havenarbeid, 1973 (Verdrag nr. 137, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar achtenvijftigste zitting; Trb. 1974, 70) goed.
Het verdrag strekt ertoe voorzieningen te treffen voor de sociale gevolgen van de mechanisatie en automatisering die voor de havenarbeiders voortvloeien uit het toepassen van nieuwe methoden bij de ladingsbehandeling. In artikel 3 van het verdrag is bepaald dat voor alle beroepscategorieën van havenarbeiders registers moeten worden bijgehouden en dat de geregistreerde arbeiders voorrang genieten bij het verkrijgen van arbeid in de havens.
Omdat de regering specifieke wetgeving gericht op het bieden van een geprivilegieerde positie aan havenarbeiders niet langer nodig of wenselijk acht, en gelet op het onvermogen van sociale partners om in onderling overleg tot een regeling te komen, kan Nederland dus niet meer voldoen aan artikel 3 van het verdrag. De regering wil het verdrag om die redenen opzeggen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 6 september 2005 aangenomen door de Tweede Kamer. D66, Groep Wilders, VVD, CDA, ChristenUnie en SGP stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 december 2005 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 33 van 31 januari 2006.
ingediend
28 februari 2005titel
Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 25 juni 1973 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de havenarbeid, 1973 (Verdrag nr. 137, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar achtenvijftigste zitting; Trb. 1974, 70)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet, met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst