Dit wetsvoorstel implementeert het Protocol bij het Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict.
Naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank te Rotterdam, waarin is geoordeeld dat artikel I.4 van het Protocol niet een ieder verbindende bepaling is als bedoeld in artikel 94 van de Grondwet, wordt het noodzakelijk geacht wettelijke regels op te stellen op grond waarvan een bezitter van een cultuurgoed afkomstig uit bezet gebied, kan worden gedwongen dat goed af te staan. Op deze manier kan voorzien worden in teruggave van dat cultuurgoed aan de autoriteiten van het desbetreffende gebied.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 28 maart 2006 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 6 maart 2007 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 123 van 10 april 2007.
ingediend
20 juni 2005titel
Regels over inbewaringneming en instelling van een vordering tot teruggave van cultuurgoederen afkomstig uit een tijdens een gewapend conflict bezet gebied (Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
-
-verbodsbepaling om cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied Nederland binnen te brengen of hier onder zich te houden
-
-inbewaringneming van cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied
-
-rechtsvordering tot teruggave van in bewaring genomen cultuurgoederen
-
-(eventuele) vergoeding van schade aan de bezitter of houder die het goed moet afstaan
-
-bewijslastverdeling tussen de gedaagde ofwel de bezitter enerzijds en de minister anderzijds
17
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
28 maart 2006
stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 2005/2006, nr. 63, blz; 4033 -
21 maart 2006
behandeling Handelingen TK 2005/2006, nr. 60, blz: 3889-3895