Dit voorstel van rijkswet regelt de goedkeuring van het verdrag met Peru over de overbrenging van gevonniste personen (Trb. 2011, 109). De overbrenging van gevonniste personen tussen Nederland en een ander land wordt door Nederland bij voorkeur geregeld via het Verdrag van de Raad van Europa over de overbrenging van gevonniste personen (Trb. 1983, 74). Omdat Peru hiermee niet akkoord wil gaan wordt er nu dit bilaterale verdrag gesloten.
Met dit verdrag worden de autoriteiten voor de overbrenging van de gevonniste naar het andere land ingelicht over de wijze van tenuitvoerlegging van de straf en een eventueel voornemen tot gratieverlening. Hierdoor kan de overbrengende staat de overbrenging weigeren. Gevonnisten kunnen, wanneer zij in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, verzoeken om voorwaardelijke invrijheidstelling met als doel zich te vestigen in Peru (de zogenaamde semi-libertad) of om overbrenging naar één van de landen van het Koninkrijk om daar de rest van de straf te ondergaan.
Leden van de Tweede Kamer hebben bij brief van 20 december 2012 (TK 33.486 (R1994), nr. 3) verzocht om uitdrukkelijke goedkeuring door de Staten-Generaal.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (TK 33.486 (R1994) nr. 5) is op 24 september 2013 aangenomen door de Tweede Kamer. SGP, CDA, ChristenUnie, VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, PvdA, PvdD en SP stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 15 oktober 2013 als hamerstuk afgedaan. De fractie van de PVV is daarbij aantekening verleend.
ingediend
8 februari 2013titel
Goedkeuring van het op 12 mei 2011 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Peru (Trb. 2011, 109)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.