Dit wetsvoorstel wijzigt de Uitvoeringswet EG-executieverordening in verband met Verordening (EU) nr. 1215/2012 tot herschikking van de Verordening (EG) nr. 44/2001 (Brussel I). De verordening regelt welke rechter bevoegd is voor de behandeling van een internationale civiele vordering.
Met dit voorstel wordt geregeld hoe een civiele beslissing afkomstig uit de ene lidstaat ten uitvoer gelegd kan worden in een andere lidstaat. Ook wordt het exequatur (verlof tot tenuitvoerlegging) afgeschaft. Tegen een beslissing uit een andere lidstaat kunnen door de verordening verschillende rechtsmiddelen worden gebruikt. Het gebruik van deze rechtsmiddelen moet geregeld worden in het Nederlandse executierecht.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 33.676, A) is op 10 december 2013 aangenomen door de Tweede Kamer. PVV, het lid Bontes, SGP, CDA, ChristenUnie, VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 21 januari 2014 als hamerstuk afgedaan. De fractie van de SP is daarbij aantekening verleend.
ingediend
21 juni 2013titel
Wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EG L12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EU L351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
14