Met dit wetsvoorstel wordt een minimumniveau van bescherming geboden aan passagiers van autobussen en touringcars, waarbij hun rechten zijn gebaseerd op de drie basisbeginselen: keuzevrijheid, non-discriminatie en bijstand tijdens de reis.
Dit wetsvoorstel heeft in principe rechtstreekse werking: vervoerders, verkopers van vervoerbewijzen, reisagenten, touroperators en beheerders van terminals, dienen zich te houden aan de in de verordening vervatte regels. Reizigers kunnen zich hier rechtstreeks op beroepen. Verder bevat de verordening bepalingen over handhaving, klachtenprocedures en aanwijzing van terminals.
Dit wetsvoorstel wijzigt de de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2011, L 55).
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (EK 33.733, A) op 16 januari 2014 als hamerstuk afgedaan.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 4 februari 2014 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
13 september 2013titel
Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2011, L 55)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst