Op grond van dit wetsvoorstel wordt met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks een heffing aan de verhuurders opgelegd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de in het woonakkoord neergelegde afspraken omtrent de verhuurderheffing vanaf het begin van het kalenderjaar 2014. In het kader van de koopwoningmarkt bevat het voorstel ook maatregelen met het oog op het herstel van onbedoelde gevolgen, onduidelijkheden en omissies naar aanleiding van de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning, maatregelen die in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2014 zijn aangekondigd en de introductie van de tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning.
Dit wetsvoorstel dient ter vervanging van het eerdere voorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014 (33.756) dat door de minister voor Wonen en Rijksdienst bij brief van 9 december 2013 (EK 33.756, E) is ingetrokken. Dit laatste wetsvoorstel had nagenoeg dezelfde inhoud als het onderhavige maar het bevatte ook een bepaling met daarin een wijziging van een artikel uit de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer. Daaromtrent was de vraag gerezen of deze bepaling - en daarmee het gehele wetsvoorstel - op grond van artikel 63 Grondwet een tweederde parlementaire meerderheid vereist.
Het kabinet acht het niet wenselijk dat het debat in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014 en daarin opgenomen noodzakelijke hervormingen van de woningmarkt, zou kunnen worden bezwaard met een discussie over de vraag of een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen noodzakelijk is voor aanneming van dat wetsvoorstel. Daarom heeft het kabinet besloten om opnieuw een wetsvoorstel met dezelfde inhoud als het wetsvoorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014 in te dienen, met uitzondering van het desbetreffende hoofdstuk 7 van het wetsvoorstel 33.756 (de wijziging van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer).
De inhoud van het onderhavige wetsvoorstel komt verder dus exact overeen met het wetsvoorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014, zoals dat na aanvaarding door de Tweede Kamer der Staten-Generaal is komen te luiden.
Het voorstel (TK, nr. 2 en nota van verbetering TK, nr. 5) is op 5 december 2013 aangenomen door de Tweede Kamer. SGP, ChristenUnie, VVD, D66 en PvdA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 17 december 2013 na hoofdelijke stemming met 38 stemmen voor (VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP) en 37 stemmen tegen (50PLUS, CDA, GroenLinks, OSF, PvdD, PVV en SP) aangenomen. Er is op 17 december 2013 ook gestemd over vijf moties die tijdens het debat over het wetsvoorstel werden ingediend.
Op 19 november 2013 werd voor de Eerste Kamercommissies voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) en voor Financiën (FIN) door medewerkers van ministeries een technische briefing over het oorspronkelijke wetsvoorstel 33.756 gehouden. De commissies hebben op 26 november 2013 gesprekken met organisaties en deskundigen gevoerd. Van deze gesprekken is een verslag (EK 33.756, F) beschikbaar.
De commissies hebben het verslag van het schriftelijk overleg met de minister voor Wonen en Rijksdienst van 18 september 2013 (EK 32.847, H) over de hervormingsagenda voor de woningmarkt (naar aanleiding van toezegging T01669) betrokken bij de (schriftelijke voorbereiding van de) behandeling van dit wetsvoorstel.
ingediend
29 november 2013titel
Invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening van de fiscale behandeling van de eigen woning (Wet maatregelen woningmarkt 2014 II)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister voor Wonen en Rijksdienst
inwerkingtreding
-
1.Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2014, met dien verstande dat:
-
-de artikelen 3.1 en 4.1 terugwerken tot en met 1 januari 2013;
-
-artikel 3.1, onderdeel A, eerst toepassing vindt nadat artikel I van het Belastingplan 2014 en artikel I van Overige fiscale maatregelen 2014 zijn toegepast;
-
-artikel 3.2, onderdeel A, eerst toepassing vindt nadat artikel I van het Belastingplan 2014 is toegepast.
-
-
2.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 3.3 in werking op het tijdstip waarop, nadat het bij koninklijke boodschap van 14 mei 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2014) (33.632) tot wet is verheven, die wet in werking treedt.
0
Er zijn geen documenten gevonden.