Dit voorstel van rijkswet regelt de goedkeuring van het (facultatieve) protocol nr. 16 (Trb. 2013, 241 en Trb. 2014, 74) van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (Trb. 1990, 156). Hiermee krijgt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de bevoegdheid om adviezen uit te brengen.
Met dit Protocol krijgen specifiek aangewezen nationale gerechten de bevoegdheid het Hof te verzoeken om een advies over principiële (rechts)vragen over de interpretatie of toepassing van de rechten en vrijheden neergelegd in het Verdrag of de daartoe behorende Protocollen. Voor Nederland zijn dit de Hoge Raad der Nederlanden (HR), de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CvBb) en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (TK, 2) is op 16 mei 2017 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdA, GroenLinks, PvdD, DENK, D66 en CDA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 4 december 2018 als hamerstuk afgedaan. PVV, SGP en ChristenUnie is daarbij aantekening verleend.
ingediend
24 juni 2015titel
Goedkeuring van het op 2 oktober 2013 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol nr. 16 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Trb. 2013, 241 en Trb. 2014, 74)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
9 april 2014
Protocol nr. 16 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Trb. 2014, 74 -
5 december 2013
Protocol No. 16 to the Convention on the Protection of Human Rights and Fundamental Freedom Trb. 2013, 241