Het Verdrag voorziet in een afbakening tussen alle maritieme zones waar beide Staten op grond van het zeerecht aanspraak op kunnen maken. Dit impliceert dat het Verdrag een zeegrens inhoudt voor zover het de territoriale zee betreft, en voor de aangrenzende zone en de exclusieve economische zone een geografische afbakening van de betreffende bevoegdheden bevat. Ook is bepaald dat partijen, mochten zij in de toekomst wijzigingen aanbrengen in hun maritieme zones, niet mogen afwijken van de in dit Verdrag tot stand gebrachte afbakening.
Op basis van een serie tevoren overeengekomen basispunten, gelegen op de eilanden van beide Staten aan weerszijde van de lijn, is een afbakening gebaseerd op equidistantielijnen bepaald. Deze afbakening is in overleg met het land Sint Maarten en de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba tot stand gekomen. De afbakening was prioritair voor Sint Maarten en zal dit land, als ook de beide openbare lichamen, duidelijkheid geven over de geografische reikwijdte van rechten en bevoegdheden op zee, die van belang is voor de bescherming van het mariene milieu en visserijbeheer.
Dit voorstel van rijkswet heeft betrekking op de goedkeuring van het op 6 april 2016 te Philipsburg tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek inzake maritieme afbakening in het Caribisch gebied (Trb. 2016, nr. 52 en Trb. 2016, nr. 82).
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (TK, nr. 2) op 24 november 2016 als hamerstuk afgedaan.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 13 december 2016 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
6 juli 2016titel
Goedkeuring van het op 6 april 2016 te Philipsburg tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek inzake maritieme afbakening in het Caribisch gebied (Trb. 2016, 52 en 82)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
et ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
9