Met dit voorstel van Rijkswet wordt uitvoering gegeven aan artikel 12a van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (verder: het Statuut) waarin is bepaald dat bij Rijkswet voorzieningen worden getroffen voor de behandeling van bij Rijkswet aangewezen geschillen tussen het Koninkrijk en de landen.
In het wetsvoorstel is opgenomen dat de vaststelling van het bestaan van een geschil gebeurt tijdens een voortgezet overleg als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Statuut. Indien de bezwaren zien op de interpretatie van het bepaalde bij of krachtens het Statuut én deze bezwaren niet tijdens een voortgezet overleg zijn weggenomen, kan een Gevolmachtigde Minister verklaren dat dit bezwaar is blijven bestaan (geschil) en verzoeken om een oordeel van de Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk. De voorzitter van de raad van ministers van het Koninkrijk kan besluiten dit verzoek af te wijzen indien een zwaarwegend belang van het Koninkrijk onverwijlde besluitvorming vergt (artikel 1, tweede lid, eerste volzin). In een dergelijk geval kan de Gevolmachtigde Minister die het geschil kenbaar heeft gemaakt binnen twee maanden na de inwerkingtreding van de beslissing waar het geschil betrekking op heeft alsnog verzoeken de Afdeling Koninkrijksgeschillen – in het belang van de rechtsontwikkeling – te horen (artikel 1, tweede lid, tweede en derde volzin).
Een geschil kan betrekking hebben op iedere voorgenomen beslissing van de Rijksministerraad, behalve beslissingen of voorgenomen beslissingen waarvoor reeds bij rijkswet of algemene maatregel van rijksbestuur in een bijzondere procedure is voorzien (1), voorstellen van rijkswet of ontwerpen van algemene maatregelen van rijksbestuur (2), of beslissingen of voorgenomen beslissingen die op grond van een bijzondere regeling aan de Raad van State van het Koninkrijk of aan de Afdeling Koninkrijksgeschillen daarvan kunnen worden voorgelegd (3).
De Afdeling Koninkrijksgeschillen van de Raad van State van het Koninkrijk stelt naar aanleiding van een verzoek een oordeel vast en brengt deze ter kennis van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vervolgens de partijen in kennis stelt van dat oordeel. De raad van ministers van het Koninkrijk volgt het oordeel van de Afdeling tenzij de aard en het gewicht van het geconstateerde bezwaar niet opweegt tegen een zwaarwegend belang, dan wel tenzij relevante feiten en omstandigheden die zich na het verzoek om een oordeel hebben voorgedaan, nopen tot een van het oordeel afwijkende beslissing.
De uiteindelijke beslissing, alsmede het oordeel van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk worden gelijktijdig bekend gemaakt in de Staatscourant, tenzij dit op grond van artikel 26, vierde lid, van de Wet op de Raad van State achterwege kan blijven. In het geval dat van het oordeel wordt afgeweken, geldt een openbaarmakingsverplichting van de redenen voor de afwijking van het oordeel.
Tot slot voorziet het wetsvoorstel in een evaluatie binnen drie jaren na inwerkingtreding van de doeltreffendheid en effecten van de rijkswet in de praktijk.
Het voorstel (EK, A) is op 4 juli 2019 aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: SP, PvdA, GroenLinks, PvdD, DENK, 50PLUS, D66, VVD, SGP, CDA en ChristenUnie.
Tegen: PVV en FVD.
De staatssecretaris van BZK heeft het wetsvoorstel bij brief van 24 september 2021 (EK, Q met bijlage) ingetrokken.
ingediend
29 november 2018titel
Voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
75
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
29 november 2018
advies Afdeling advisering Raad van State van het Koninkrijk en Nader rapport TK, 4 -
-
-