35.153

Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie



Dit wetsvoorstel voorziet in een nieuw hoofdstuk 14a in de Telecommunicatiewet. Met dit hoofdstuk wordt voorkomen dat een op basis van geopolitieke motieven handelende partij zodanige zeggenschap verwerft in de telecommunicatie-infrastructuur en -diensten dat daar misbruik van kan worden gemaakt.

De minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) krijgt de bevoegdheid het verkrijgen of houden van overwegende zeggenschap in een telecommunicatiepartij te verbieden indien het verkrijgen of houden van deze zeggenschap naar zijn oordeel leidt tot een bedreiging van het publiek belang.

Om zicht te houden op relevante overnames in de telecommunicatiesector is voorzien in een meldplicht. Degene die het voornemen heeft om overwegende zeggenschap in een telecommunicatiepartij te verkrijgen, dient dit voornemen te melden aan de minister van EZK indien deze zeggenschap leidt tot relevante invloed in de telecommunicatiesector. Na ontvangst van een melding van een voorgenomen verkrijging van overwegende zeggenschap zal de minister een onderzoek starten. Dit onderzoek is er op gericht om vast te stellen of er gronden zijn voor een verbod. Daarnaast zal de minister van EZK de zeggenschapsverhoudingen in de telecommunicatiesector actief monitoren.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK, A) is op 7 mei 2020 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 mei 2020 als hamerstuk afgedaan.


Kerngegevens

ingediend

4 maart 2019

titel

Wijziging van de Telecommunicatiewet met betrekking tot ongewenste zeggenschap in telecommunicatiepartijen (Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie)

schriftelijke voorbereiding

ondertekening

  • staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit kan worden bepaald dat artikel I, onderdeel 0A, terugwerkt tot en met een bij dat besluit te bepalen tijdstip.


Documenten