Dit wetsvoorstel strekt tot wijziging van een aantal wetten inzake de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Dit betreft ten eerste de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De Appa regelt enerzijds de uitkering die politieke ambtsdragers na hun aftreden ontvangen en daarnaast bevat de Appa de pensioenregeling voor politieke ambtsdragers. Het wetsvoorstel betreft in hoofdzaak aanpassing van de pensioenregeling, maar wijzigt ook een aantal onderdelen met betrekking tot de uitkeringen.
In het wetsvoorstel is tevens voorzien in een samenloopregeling met het door het voormalige Tweede Kamerlid Van Raak ingediende initiatiefvoorstel inzake de toepassing van het sociale zekerheidsstelsel op politieke ambtsdragers (34.943). Daarnaast bevat het wetsvoorstel enkele wijzigingen van andere wetten die betrekking hebben op de rechtspositie van politieke ambtsdragers (waaronder de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Wet rechtspositie Ministers en Staatssecretarissen) en van de Gemeentewet en de Provinciewet. Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt een kleine wijziging op te nemen van de Wet privatisering ABP.
Omdat zowel de wijzigingen van de Appa als die van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer betrekking hebben op geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en hun nabestaanden, is voor de aanvaarding van het voorstel vereist dat het met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen in beide Kamers der Staten-Generaal wordt aangenomen (artikel 63 van de Grondwet).
NB: de Tweede Kamer heeft bij de stemmingen over dit wetsvoorstel op 1 juni 2021 een amendement (TK, 10) aangenomen waarmee de citeertitel van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is gewijzigd in Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (EK, A) op 1 juni 2021 aangenomen.
Voor: SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, PvdA, PvdD, D66, ChristenUnie, VVD, SGP, CDA, BBB, JA21, FVD, Groep Van Haga en PVV.
De Fractie Den Haan was afwezig bij de stemmingen over dit wetsvoorstel.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 22 juni 2021 met algemene stemmen aangenomen. De 50PLUS-fractie was niet bij de stemming aanwezig.
ingediend
31 augustus 2020titel
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers onder meer in verband met de harmonisering van het partnerpensioen en het wezenpensioen met de regelingen voor het overheidspersoneel alsmede tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Gemeentewet en de Provinciewet betreffende de rechtspositie van politieke ambtsdragers, en aanpassing van de Wet privatisering ABP (Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
-
1.Deze wet, met uitzondering van artikel I, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
-
2.Artikel I, met uitzondering van de onderdelen Ra en AA, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.
-
3.Indien het bij koninklijke boodschap van 2 september 2020 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het Financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de Loonbelasting 1964 in verband met de introductie van de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen) (Kamerstukken 35.555) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel C, van die wet in werking treedt, treedt artikel I, onderdeel Ra, van deze wet op hetzelfde tijdstip in werking.
-
4.Artikel I, onderdeel AA, treedt in werking drie maanden na het tijdstip, bedoeld in onderdeel 2.
-
5.Artikel I, onderdelen R en II, onder 2, werkt terug tot en met 1 januari 2019.
-
6.De artikelen II, onderdelen A, B en C, III, onderdelen A en B, IV, onderdeel 1, en VI werken terug tot en met 1 januari 2020.
-
7.Artikel IX werkt terug tot en met 1 januari 2019.
23