Dit voorstel wijzigt de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (zie dossier 35.517) en ziet op het op een aantal punten ongedaan maken van de verruiming van de mogelijkheden voor reguliere tijdelijke verhuur.
Dit reparatiewetsvoorstel was door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel 35.517 op 6 juli 2021 (toezegging 'Ongedaanmaking amendement-Koerhuis' (T03245)).
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (TK, 2) is op 16 december 2021 als hamerstuk afgedaan door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 21 december 2021 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
25 oktober 2021titel
Wijziging van de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (Stb. 2021, 425) (laten vervallen verruiming mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
Het onderhavige wetsvoorstel maakt de volgende punten van de verruiming ongedaan:
-
-de verlenging van de maximale duur om zelfstandige woonruimte tijdelijk te kunnen verhuren met één jaar tot maximaal drie jaar;
-
-de mogelijkheid om een tijdelijk huurcontract (maximaal) één keer te verlengen, zonder dat daarbij een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat, waarbij de (totale) maximumtermijn tevens drie jaar dient te zijn;
-
-de mogelijkheid om voor de verhuur van onzelfstandige woonruimte maximaal één keer een verlenging overeen te komen, met dien verstande dat het totaal van de termijnen de vijf jaar niet overschrijdt;
-
-er kan een minimumduur in contracten worden opgenomen waarbinnen de huurder niet kan opzeggen.