Dit wetsvoorstel voorziet in de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022, tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie.
Doel van het wetsvoorstel is de invoering van een minimumbelasting om te bewerkstelligen dat multinationale en binnenlandse groepen met een omzet van €750 miljoen of meer ten minste effectief 15% aan belasting over hun winst betalen. De minimumbelasting wordt geheven van in Nederland gevestigde entiteiten van een multinationale groep of een binnenlandse groep. De te weinig geheven winstbelasting wordt bepaald door het bijheffingspercentage (dat is de som van het minimumbelastingtarief minus het effectieve belastingtarief) te vermenigvuldigen met de grondslag (de zogenoemde overwinst). Als het effectieve belastingtarief lager is dan het minimumbelastingtarief, wordt het verschil bijgeheven door toepassing van de kwalificerende binnenlandse bijheffing, de inkomen-inclusiemaatregel, of de onderbelastewinstmaatregel. De wijze waarop deze minimumbelasting wordt geheven, is afhankelijk van de maatregel op grond waarvan wordt geheven.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 26 oktober 2023 aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, Fractie Den Haan, PvdA, PvdD, D66, Lid Omtzigt, ChristenUnie, VVD, SGP, CDA, PVV en BBB.
Tegen: JA21, Groep Van Haga en FVD.
Afwezig: Lid Ephraim en Lid Gündoğan.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 december 2023 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.
Voor: OPNL, GroenLinks-PvdA, SGP, D66, CDA, Volt, PVV, SP, PvdD, VVD, ChristenUnie en 50PLUS.
Tegen: FVD, JA21 en BBB.
De plenaire behandeling van dit voorstel en de andere wetsvoorstellen van het Pakket Belastingplan 2024 c.a. vond plaats op 11 en 12 december 2023. Een derde termijn vond plaats op 19 december 2023. Tijdens deze debatten zijn 24 moties ingediend.
Op 7 november 2023 vond een openbare technische briefing over de wetsvoorstellen van het Pakket Belastingplan plaats, inclusief de twee betrokken wetsvoorstellen.
De Eerste Kamercommissie voor Financiën heeft op 3 oktober 2023 besloten de Fiscale verzamelwet (36.342) en de Wet minimumbelastingen 2024 (36.369) te betrekken bij de gehele behandeling van het Pakket Belastingplan 2024.
ingediend
30 mei 2023titel
Invoering van een minimumbelasting en wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1) (Wet minimumbelasting 2024)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
-
1.Deze wet treedt in werking met ingang van 31 december 2023 en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2023.
-
2.In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 15.1 en 15.2, onderdeel A, in werking met ingang van 31 december 2024 en vinden zij voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2024.
-
3.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 15.2, onderdeel B, in werking met ingang van 31 december 2025 en vindt dat onderdeel voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2025.
-
4.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 15.2, onderdeel C, in werking met ingang van 31 december 2026 en vindt dat onderdeel voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2026.
-
5.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 15.2, onderdeel D, in werking met ingang van 31 december 2027 en vindt dat onderdeel voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2027.
-
6.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 15.2, onderdeel E, in werking met ingang van 31 december 2028 en vindt dat onderdeel voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2028.
-
7.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 15.2, onderdeel F, in werking met ingang van 31 december 2029 en vindt dat onderdeel voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2029.
-
8.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 15.2, onderdeel G, in werking met ingang van 31 december 2030 en vindt dat onderdeel voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2030.
-
9.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 15.2, onderdeel H, in werking met ingang van 31 december 2031 en vindt dat onderdeel voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2031.
-
10.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 15.2, onderdeel I, in werking met ingang van 31 december 2032 en vindt dat onderdeel voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2032.
-
-
-
-
-
8 november 2023
Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 23 oktober 2024, over Pakket Belastingplan 2024 TK, 122 -
3 november 2023
Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 18 oktober 2023, over Pakket Belastingplan 2024 TK 36.418, 119 -
-
-
-
-
-
-
-
-