E130006 - Voorstel voor een verordening tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen
De Europese Commissie stelt middels dit wetgevende voorstel, dat deel uitmaakt van het Vierde Spoorwegpakket, voor om Verordening nr. 1192/69 betreffende gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen in te trekken. Genoemde verordening biedt lidstaten de mogelijkheid om 36 genoemde spoorwegondernemingen compensatie te verlenen voor de betaling van lasten die exploitanten van andere vervoerswijzen niet moeten dragen, zoals bijzondere gezinstoeslagen en pensioenen.
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
nationaal
De commissie IMRO nam de brief van de Europese Commissie met de reactie op het door de Eerste Kamer gemaakte subsidiariteitsbezwaar en de brief van de staatssecretaris van I&M tijdens de vergadering op 14 januari 2014 voor kennisgeving aan.
Europees
Tijdens de Transportraad van 3 december 2014 werd kennis genomen van het voortgangsverslag over de voorstellen van de marktpijler. De Raad stemde in met een algemene oriëntatie over het voorstel betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen.
document Europese Commissie
COM(2013)26, d.d. 30 januari 2013
rechtsgrondslag
artikelen 91 en 109 VWEU
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
verwante dossiers
Verordening (EU) 2016/2337 is op 14 december 2016 ondertekend en op 23 december 2016 gepubliceerd in Pb EU L 354/20.
-
Verordening (EU) 2016/2337 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen Europese Unie - Pb EU L354/20
23 december 2016
De commissie IMRO nam de brief van de Europese Commissie met de reactie op het door de Eerste Kamer gemaakte subsidiariteitsbezwaar en de brief van de staatssecretaris van I&M tijdens de vergadering op 14 januari 2014 voor kennisgeving aan.
De bespreking van de brieven van de Europese Commissie van 31 juli 2013 en de brief van de staatssecretaris van I&M van 11 november 2013 werd op 3 december 2013 nogmaals aangehouden tot 14 januari 2014.
Op 19 november 2013 heeft de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloten de bespreking van de quick scan impact analyse van de regering van 11 november 2013 en de brief van de Europese Commissie van 31 juli 2013 aan te houden tot de commissievergadering van 3 december 2013.
Op 11 november 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu een impact assessment naar de Kamer.
Hierin valt onder andere te lezen dat het kabinet alles overwegend bij een negatief oordeel over de voorstellen over marktopening blijft. Nederland wil zelf kunnen blijven kiezen tussen onderhandse gunning of aanbesteding van het hoofdrailnet.
De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 10 september 2013 dat zij de reactie van de Europese Commissie op het subsidiariteitsbezwaar met betrekking tot E130004 en E130008 zal betrekken bij de bespreking van het aangekondigde impact assessment. Volgens de brief van de staatssecretaris van I&M van 26 juni 2013 zal het impact assessment uiterlijk 1 november 2013 aan de Kamer worden toegezonden.
De commissie besloot op 2 juli 2013 naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 26 juni 2013 om het aangekondigde impact assessment (voor 1 november 2013) af te wachten.
Op 26 juni 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief naar de Kamer met een voortgang van de behandeling van het Vierde Spoorwegpakket. Een voldragen impact assessment zal zij voor 1 november 2013 aan de Kamer aanbieden.
Naar aanleiding van de bespreking van de antwoorden van de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu (I&M) van 22 mei 2013 besloot de commissie IMRO op 28 mei 2013 de door de staatssecretaris toegezegde informatie (waaronder in het bijzonder het impact assessment) af te wachten voordat zij de behandeling voortzet.
Op 1 mei 2013 is een brief verzonden aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) met een commissieverzoek en nog aanvullende vragen van de fracties van VVD en D66 over onder andere concurrentie en het hoofdrailnetwerk.
Inbreng ten behoeve van schriftelijk overleg met de regering werd op 23 april 2013 geleverd door de fracties van de VVD en D66. In de conceptbrief wordt ook een commissievraag opgenomen waarin de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) wordt verzocht om aan de Tweede Kamer toegezegde informatie, waaronder in het bijzonder een impact assessment, ook aan de Eerste Kamer te zenden.
De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 9 april 2013 dat zij het besluit om inbreng te leveren voor schriftelijk overleg met de regering aan wil houden tot 23 april 2013 .
De Eerste Kamer heeft op 26 maart 2013 na een kleine wijziging ingestemd met de conceptbrief aan de Europese instellingen zoals aangeboden door de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) eerder die dag. Deze brief zal zo spoedig mogelijk aan de Europese instellingen worden verzonden.
De commissie IMRO besloot op 26 maart 2013 in in meerderheid om de Kamer te adviseren om een subsidiariteitsbezwaar in te dienen bij de Europese Commissie met de mededeling dat de voorstellen wijziging van Verordening nr. 1370/2007 met betrekking tot openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor (E130008) en Richtlijnvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (E130004) strijdig zijn met de beginselen van subsidiariteit zoals genoemd in artikel 5 van het EU-verdrag en het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De commissie stelde daarom een brief vast aan de Voorzitter van de Eerste Kamer, met als bijlage een conceptbrief aan de Voorzitter van de Europese Commissie.
Op 19 maart 2013 sprak de commissie IMRO uit dat zij voornemens is om de Kamer te adviseren om een gemotiveerd advies te zenden aan de Europese Commissie inzake de subsidiariteit van in ieder geval de voorstellen over de opstelling van de markt voor binnenlands passagiersvervoer per persoon (E130004) en de wijziging van de verordening met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor (E130008).
Inbreng voor een conceptbrief aan de Europese Commissie wordt uiterlijk 21 maart 2013 door de fractie van de PvdA geleverd. Een conceptbrief wordt vervolgens op 26 maart 2013 besproken in een commissievergadering voorafgaand aan de vergadering van het College van Senioren teneinde een mogelijk gemotiveerd advies diezelfde dag plenair vast te stellen. Bovendien besluit de commissie om op 9 april 2013 te bezien of er daarnaast behoefte bestaat om over de voorstellen schriftelijk overleg te voeren met de regering.
Na afloop van een technische briefing door ambtenaren van het ministerie van I&M op 12 maart 2013 besloot de commissie wederom de procedure aan te houden tot 19 maart 2013 in afwachting van besluitvorming in de Tweede Kamer.
Mede in afwachting van het oordeel van de Tweede Kamer besloot de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) ten aanzien van de subsidiariteit van de wetgevende voorstellen, de procedure aan te houden tot 12 maart 2013. De commissie stelt prijs op een technische briefing door ambtenaren van het ministerie van I&M op deze datum en zal een verzoek daartoe tot de staatssecretaris van I&M richten.
De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 26 februari 2013 de procedure aan te houden tot 5 maart 2013. De commissie verzoekt om een technische briefing door deskundige ambtenaren van de Europese Commissie op 5 dan wel of 12 maart 2013.
De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) heeft op 12 februari 2013 besloten de bespreking van de procedure voor behandeling van het vierde spoorwegpakket aan te houden tot 26 februari 2013. Daarnaast besloot de commissie ook om een brief te zenden aan de staatssecretaris van I&M om te verzoeken om op zo kort mogelijke termijn het BNC-fiche aan de Kamer te zenden.
-
-
-
-
brief inzake het nationale impact assessment van het Vierde Spoorwegpakket 33.546, EK, F
11 november 2013 Bevat bijlage -
-
-
brief staatssecretaris Infrastructuur en Milieu over de voortgang van de behandeling van het 4e spoorwegpakket Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 33.546, EK, D
26 juni 2013 -
korte aantekening commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) 32.862; 33.424
28 mei 2013 -
brief staatssecretaris I&M met antwoorden op vragen inzake het Vierde Spoorwegpakket Ministerie van Infrastructuur en Milieu - onderdeel kamerstuk 33.456, C
22 mei 2013 -
brief aan de staatssecretaris I&M met vragen over het Vierde Spoorwegpakket Commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening - onderdeel kamerstuk 33.546, C
1 mei 2013 -
korte aantekening commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) 30.218; 33.400 XII; 33.465
23 april 2013 -
korte aantekening commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) 33.400 XII
9 april 2013 -
brief aan de Europese Commissie met een gemotiveerd advies (subsidiariteit) over twee voorstellen uit het Vierde Spoorwegpakket Eerste Kamer - 33.546, EK, B
28 maart 2013 -
korte aantekening commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) 33.197
26 maart 2013 -
-
korte aantekening commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) 33.222
12 maart 2013 -
korte aantekening commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) 33.222; 32.862
5 maart 2013 -
korte aantekening commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) 33.197
26 februari 2013 -
korte aantekening commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) 32.862; 33.125; 33.197
12 februari 2013
De quickscan van Twynstra Gudde werd op 13 november 2013 gepubliceerd en de staatssecretaris heeft per brief op 26 november 2013 gereageerd. Deze reactie werd betrokken bij een algemeen overleg over het Vierde EU-spoorpakket op 27 november 2013.
De staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu heeft op 11 november 2013 een brief naar de Kamer gestuurd met de nationale quickscan impact analyse Vierde Spoorwegpakket. Deze is betrokken bij een algemeen overleg Vierde EU-spoorpakket dat plaatsvond op 27 november 2013.
Op 28 juni 2013 heeft de commissie voor Infrastructuur en Milieu (I&M) de staatssecretaris voor I&M verzocht een reactie te sturen op de quickscan die door Twynstra Gudde zal worden uitgevoerd voor de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland (FMN).
Op 16 april 2013 heeft de Tweede Kamer het parlementair behandelvoorbehoud op het vierde EU-spoorpakket formeel beëindigd, onder de aantekening dat de fractie van de PVV tegen heeft gestemd. De Tweede Kamer volgde hiermee het advies van de commissie voor Europese Zaken van 9 april 2013. Het parlementair behandelvoorbehoud is met de volgende afspraken beëindigd:
-
1.De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stuurt de Kamer:
-
-een reguliere update van de stand van zaken in de onderhandelingen over het spoorpakket, in ieder geval in elke geannoteerde agenda voor de Transportraad;
-
-de concept standpunten van de Raad met betrekking tot het vierde spoorpakket, met een appreciatie van de regering;
-
-informatie over bewegingen in de Raad en onderliggende overlegfora die gevolgen hebben voor Nederland en de Nederlandse inzet op belangrijke onderdelen van het spoorpakket, zoals de toegang tot de markt en de aanbestedingsprocedure, inclusief de nationale keuzes die hierin gemaakt kunnen worden, de verhouding en samenwerking tussen infrastructuurbeheerder en vervoerders en de gedelegeerde bevoegdheden aan de Europese Commissie.
-
2.De staatssecretaris informeert de Kamer tijdig over bovenstaande zaken, dat wil zeggen voordat de onderhandelingen in de Raad en onderliggende overlegfora in een afrondende of beslissende fase zijn.
-
3.Daarnaast zet de staatssecretaris geen onomkeerbare stappen in de onderhandelingen in Brussel met betrekking tot de toegang tot de markt en andere belangrijke onderdelen van het spoorpakket, totdat de impact assessment van de regering is besproken met de Kamer. Deze impact assessment wordt uiterlijk 21 juni aan de Kamer gezonden, zodat de Kamer deze nog voor het zomerreces met de staatssecretaris kan bespreken.
Op 26 maart 2013 heeft de Tweede Kamer een motie van het lid Hoogland (PvdA) aangenomen waarin deze de Voorzitter van de Tweede Kamer verzocht het negatieve subsidiariteitsoordeel van het parlement over de verordeningen over de personenvervoermarkt op het spoor aan de Europese Commissie kenbaar te maken.
De Tweede Kamer heeft op 21 maart 2013 plenair gesproken over het verslag algemeen overleg van 7 maart 2013 over het behandelvoorbehoud. Hierbij zijn een viertal moties ingediend waarover op 26 maart 2013 wordt gestemd.
Tijdens de procedurevergadering op 13 maart 2013 besloot de commissie I&M geen brief met een oordeel subsidiariteit van het vierde EU-spoorpakket voor te leggen voor plenaire besluitvorming.
Op 7 maart 2013 vond een algemeen overleg behandelvoorbehoud vierde EU-spoorwegpakket plaats tussen de commissies voor Infrastructuur en Milieu en Europese Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Volgens het ongecorrigeerde verslag van dit algemeen overleg zal de staatssecretaris de Kamer informeren over elke geannoteerde agenda van de Transportraad , over een conceptstandpunt van de Raad met een appreciatie van de regering en over een wijziging in de positie van de regering of in EU-voorstellen op belangwekkende onderdelen. Daarbij is er tijdens het AO verzocht om een plenair verslag algemeen overleg (VAO) dat naar verwachting plaatsvindt op 21 maart 2013. Tijdens dit VAO zullen moties worden ingediend over de afspraken met de Kamer en eventueel ook andere moties.
Ambtenaren van de Europese Commissie hebben op 27 februari 2013 een technische briefing verzorgd over het vierde spoorwegpakket. Op diezelfde dag kan inbreng geleverd worden voor schriftelijk overleg met de minister over de agenda van de Transportraad waar het pakket geagendeerd staat.
Op 13 februari 2013 heeft de commissie I&M een aantal besluiten genomen ten aanzien van de behandeling van het vierde Spoorwegpakket:
-
-een behandelvoorbehoud plaatsen op de twee wetgevende voorstellen uit het spoorpakket waarin de toegang tot de markt van het passagiersvervoer per spoor wordt geregeld. Dit voorstel voor een behandelvoorbehoud wordt op 26 februari 2013 voorgelegd aan de plenaire vergadering van de Tweede Kamer.
-
-bespreken tijdens een algemeen overleg Behandelvoorbehoud dat naar verwachting zal plaatsvinden op 28 februari 2013.
-
-technische briefing door de Europese Commissie organiseren over het vierde spoorpakket
-
-schriftelijke reacties van belanghebbenden op het vierde spoorpakket vragen De te benaderen organisaties worden geïnventariseerd via een emailprocedure.
-
-een subsidiariteitstoets uitvoeren op het vierde spoorpakket. In een emailprocedure zullen de fracties worden gevraagd om inbreng te leveren op de subsidiariteit van de EU-voorstellen.
-
-De staatssecretaris I&M verzoeken om haar reactie op het vierde spoorpakket uiterlijk 22 februari 2013 naar de Kamer te zenden, en daarbij tevens in te gaan op de motie Bashir over het tegengaan van verdere marktwerking in de spoorsector
De Tweede Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu (I&M) heeft het vierde spoorwegpakket ook als prioritair aangemerkt en zal dit in de eerstvolgende procedurevergadering bespreken.
-
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 27 november 2013, over het Vierde EU-spoorpakket Tweede Kamer - 33.546, TK, 14
30 januari 2014 -
brief regering; Reactie op de Quickscan Impactanalyse 4e Europese spoorwegpakket Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 33.546, TK, 13
26 november 2013 -
-
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 2 oktober 2013, over de Transportraad d.d. 10 oktober 2013 Tweede Kamer - 21.501-33, TK, 441
29 oktober 2013 -
brief van de Europese Commissie inzake de reactie op het gemotiveerd advies van de Tweede Kamer over de EU-voorstellen over verordening marktopening binnenlands passagiersvervoer per spoor COM (2013) 28 en richtlijn gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte inzake marktopening passagiersvervoer en beheer infrastructuur COM (2013) 29 Europese Commissie - 33.546, TK, 11
5 augustus 2013 Bevat bijlage -
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 5 juni 2013, over de Transportraad van 10 juni 2013 Tweede Kamer - 21.501-33, TK, 430
17 juli 2013 -
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 7 maart 2013, over Behandelvoorbehoud vierde EU-spoorpakket Tweede Kamer - 33.546, TK, 9
11 april 2013 -
brief commissie; Brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake de beëindiging van het parlementair behandelvoorbehoud bij het EU-voorstel: Het vierde spoorpakket COM (2013) 25 Tweede Kamer - 33.546, TK, 8
9 april 2013 Bevat bijlage -
Motie-Bashir over afzien van het onderzoek naar de gevolgen van het EU-spoorpakket Tweede Kamer - 33.546, TK, 7
21 maart 2013 -
Motie Bashir over het overbrengen van de inhoud van de motie-Hoogland aan Europa Tweede Kamer - 33.546, TK, 6
21 maart 2013 -
Motie Van Tongeren over toegankelijke internetboekingssystemen Tweede Kamer - 33.546, TK, 5
21 maart 2013 -
Motie Hoogland c.s. over een subsidiariteitsoordeel over het Vierde Spoorpakket Tweede Kamer - 33.546, TK, 4
21 maart 2013 -
-
-
brief commissie; Mededeling van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken omtrent de subsidiariteitstoets t.a.v. EU-voorstellen verordening marktopening binnenlands passagiersvervoer per spoor COM (2013) 28 en richtlijn gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte inzake marktopening passagiersvervoer en beheer infrastructuur COM (2013) 29 Tweede Kamer - 33.546, TK, 1
14 februari 2013 Bevat bijlagen -
brief commissie; Brief van de voorzitter van de cie EU-Zaken inzake een parlementair behandelvoorbehoud bij voorstellen uit het vierde EU-spoorpakket betreffende openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor (COM (2013) 28 en gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte inzake marktopening passagiersvervoer en beheer infrastructuur COM (2013) 29 Tweede Kamer - 33.546, TK, 2
14 februari 2013 Bevat bijlage
De regering zegt in het BNC-fiche van 1 maart 2013 onder andere het volgende over haar positie: Nederland gaat de nationale consequenties van de voorstellen nader bezien in een impact studie, die rond de zomer aan de Kamer zal worden gestuurd. Mede gezien de voorgenomen concessieverlening voor het hoofdrailnet voor de periode 2015 tot en met 2024 is een inperking tot 31 december 2022 niet proportioneel in vergelijking met de doelstelling van de verordening. Ook de opening van de nationale markt voor personenvervoer en de mogelijke impact op de voorgenomen onderhands gegunde hoofdrailnetconcessie wordt kritisch bezien. Het gebrek aan flexibiliteit die het voorstel biedt voor het bepalen van de maximale omvang van openbare dienstcontracten is een ander zorgpunt. Onduidelijk is wat een maximering tot een derde van het totaal aantal aanbestede kilometers in één openbaar dienstcontract voor gevolgen heeft voor de kwaliteit van de dienstverlening. Het risico bestaat dat er een versnipperd netwerk en een verslechtering van de dienstverlening aan de reizigers ontstaat. In de impact studie wordt dit nader onderzocht. Daarnaast ziet de impact studie op de consequenties van de aangescherpte onafhankelijkheidseisen voor de infrastructuurbeheerder en de ruimte die deze laten voor samenwerking en eventuele structuurwijzigingen.
Op 25 februari 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief naar de Kamers met de mededeling dat het BNC-fiche niet voor 1 maart 2013 beschikbaar zou zijn.
-
brief regering; Fiche: 4e spoorpakket Ministerie van Buitenlandse Zaken - 33.546, TK, 3
1 maart 2013 -
brief regering; Uitstel kabinetsstandpunt op het BNC-fiche over het vierde spoorpakket Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 22.112; 33.546, TK 22.112 / 33.546, 1574
25 februari 2013
De Europese Commissie heeft het Vierde Spoorwegpakket gepubliceerd. Dit betreft een pakket maatregelen met als doel voltooiing van de Europese Spoorwegruimte ter bevordering van het concurrentievermogen en de groei in Europa. Het pakket omvat één overkoepelende / begeleidende mededeling en zes wetgevende voorstellen, waaronder drie betreffende (intrekking van) een verordening en drie betreffende een richtlijn. Verder maken een aantal verslagen en werkdocumenten onderdeel uit van het pakket.
De Europese Commissie stelt middels dit wetgevende voorstel, dat deel uitmaakt van het Vierde Spoorwegpakket, voor om Verordening nr. 1192/69 betreffende gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen in te trekken. Genoemde verordening biedt lidstaten de mogelijkheid om 36 genoemde spoorwegondernemingen compensatie te verlenen voor de betaling van lasten die exploitanten van andere vervoerswijzen niet moeten dragen, zoals bijzondere gezinstoeslagen en pensioenen.
Als voornaamste reden voor intrekking wordt door de Commissie strijdigheid met de huidige Europese regelgeving genoemd:
-
-De verordening is in strijd met verdragsregels inzake staatssteun en richtsnoeren betreffende staatssteun aan spoorwegondernemingen;
-
-De opgesomde lijst van spoorwegondernemingen gaat uit van integratie van het infrastructuurbeheer in de activiteiten van de spoorwegonderneming, hetgeen strijdig is met de beginselen inzake de scheiding van de essentiële functies en de boekhoudkundige scheiding;
-
-Op basis van de lijst komen slechts 36 spoorwegondernemingen in aanmerking van compensatie. Dit komt doordat de verordening dateerde uit een periode waarin de traditionele spoorwegondernemingen slechts concurreerden met ander vervoerswijzen en niet met andere spoorwegondernemingen. In de huidige geliberaliseerde markt dient niet te worden gediscrimineerd tussen verschillende spoorwegondernemingen.
Naar het oordeel van de Commissie zijn de effecten van intrekking gering, aangezien uit informatie van de lidstaten blijkt dat slechts vier lidstaten (België, Duitsland, Ierland en Polen) nog (in beperkte mate) gebruik maken van de mogelijkheden die de verordening biedt.
-
Voorstel voor een verordening tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen commissievoorstel Europese Commissie - COM(2013)26
30 januari 2013
Op 14 december 2016 is de verordening door het Europees Parlement en de Raad ondertekend.
Tijdens de Transportraad van 3 december 2014 presenteerde het Voorzitterschap een voortgangsverslag over de marktpijler van het Vierde Spoorpakket. De Europese Commissie benadrukte het belang van hervorming van de spoorsector en hoopte op besluitvorming onder het Letse voorzitterschap. Verschillende landen waaronder Nederland gaven prioriteit aan de voortgang op de technische pijler.
Het voorzitterschap informeerde de Raad dat onlangs de triloog met het Europees parlement is gestart voor de technische pijler. Een klein aantal landen waaronder Nederland gaven aan onderhandse gunning voor het belangrijkste deel van het netwerk te willen behouden. Nederland benadrukte te sturen op verbetering van de kwaliteit en efficiency van het spoorsysteem via een onderhands gegunde concessie met daarin opgenomen prestatie-eisen. De Raad nam kennis van het voortgangsverslag over de voorstellen van de marktpijler. De Raad stemde in met een algemene oriëntatie over het voorstel betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen.
Tijdens de Transportraad op 10 juni 2013 werd een voortgangsrapportage worden voorgelegd over het vierde spoorpakket volgens de agenda van het ministerie van I&M. De voortgangsrapportage betrof het richtlijnvoorstel interoperabiliteit van het spoorsysteem (E130003) omdat de behandeling van de andere onderdelen van het vierde spoorpakket nog niet was gestart.
Nederland verwelkomt de technische voorstellen voor interoperabiliteit en veiligheid, maar toetst deze nog wel op praktische inpasbaarheid en uitvoerbaarheid.
De behandeling van het Vierde Europese Spoorwegpakket startte tijdens de Transportraad op 11 maart 2013 met een debat over het voorstel inzake de interoperabiliteit van het Europees spoorwegsysteem (E130003).
In de geannoteerde agenda laat de minister van I&M onder andere weten dat dit pakket deel uitmaakt van de voorstellen die zijn opgenomen in de Single Market Act II (Akte voor de interne markt II). Op moment van schrijven (19 februari 2013) worden de voorstellen nog bestudeerd om de gevolgen voor Nederland in beeld te brengen. Een BNC-fiche wordt momenteel opgesteld. De regering is voorstander van maatregelen om de efficiency te verhogen en de aantrekkelijkheid voor de reiziger te verbeteren en wil kritisch bezien welke regels op Europees niveau nodig zijn en welke bevoegdheden op het niveau van de lidstaten dienen te blijven.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
-
brief regering; Geannoteerde agenda Transportraad 11 juni 2015 Luxemburg Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 21.501-33, TK, 543
26 mei 2015 Bevat bijlage -
brief regering; Aanbieding van de geannoteerde agenda van de Transportraad van 3 december 2014 en van een voortgangsoverzicht van actuele Europese wetgevinginitiatieven op het terrein van Infrastructuur en Milieu Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 21.501-33, TK, 514
11 november 2014 Bevat bijlage -
brief regering; Aanbieding van het verslag van de EU Transportraad 11 maart 2013 Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 21.501-33, TK, 412
22 maart 2013 -
brief regering; Laatste ontwikkelingen agenda Transportraad Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 21.501-33, TK, 409
5 maart 2013 -
brief regering; Aanbieding van de geannoteerde agenda van de Transportraad van 11 maart 2013 en een overzicht van de stand van zaken van EU-dossiers op het terrein van infrastructuur en milieu. Ministerie van Infrastructuur en Milieu - 21.501-33, TK, 407
19 februari 2013 Bevat bijlage
Plenaire behandeling is voorzien voor februari 2014.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.
Begin mei 2013 hebben de Europese vakbonden in een resolutie hun zorgen geuit over het vierde spoorwegpakket. De European Transport Federation (ETF) doet in deze resolutie een beroep op het Europese Parlement en de Raad om de liberalisering van het binnenlandse passagiersvervoer en de scheiding tussen infrastructuurbeheerders en service operatoren af te wijzen. De vakbonden willen graag een versterking van het Europees Spoorwegbureau (ERA) maar alleen als het ERA verantwoordelijk is voor de veiligheid in plaats van een agentschap dat voor meer concurrentie zorgt.
Op 5 maart 2013 stuurde ProRail op verzoek van de Tweede Kamer een eerste beoordeling van het vierde Europese Spoorpakket en de betekenis ervan voor de Europese en Nederlandse spoorpraktijk. In de brief gaat het achtereenvolgens om:
-
1.Een algemene indruk
-
2.Versterking van het Europees Spooragentschap, veiligheid en interoperabiliteit
-
3.Rol van infrastructuurbeheerder
-
4.Opening van de binnenlandse markt voor spoorwegen
ProRail laat weten dat het vierde spoorwegpakket een veelomvattend en geïntegreerd pakket aan maatregelen biedt met als doel een efficiënt spoor tot stand te brengen in de hele EU. De voorgestelde maatregelen verhouden zich in het algemeen vrij goed tot de inrichting en werkwijze van ProRail binnen de spoorsector in Nederland en lijken daarmee in het algemeen uitvoerbaar. Wel wordt opgemerkt dat men de uitwerking van de maatregelen zal blijven beoordelen op mogelijkheden tot samenwerking tussen spoorpartijen binnen en over de landsgrenzen. ProRail bepleit zoveel als mogelijk gebruik te maken van bestaande arrangementen in Nederland. ProRail heeft een eerste analyse gemaakt van de mogelijke impact van de uitvoering van de voorstellen voor de Nederlandse situatie en sluit niet uit dat deze analyse op een aantal punten aanvulling behoeft.