E130007
  ruit icoon
Laatste revisie: 18-07-2017

E130007 - Voorstel voor een verordening betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004



Middels dit voorstel voor een Verordening betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie, dat deel uitmaakt van het Vierde Spoorwegpakket, stelt de EC voor om de bestaande verordening in te trekken en te vervangen door een nieuwe. Doelstelling van de Commissie is om de doorlooptijd voor nieuwe spoorwegondernemingen met twintig procent in te korten en om de tijd en kosten voor het goedkeuren van "rollend materiaal" met twintig procent terug te dringen. De Commissie meent met onder meer dit voorstel een besparing van 500 miljoen euro in vijf jaar te kunnen realiseren.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

nationaal

De commissie IMRO nam de brief van de Europese Commissie met de reactie op het door de Eerste Kamer gemaakte subsidiariteitsbezwaar en de brief van de staatssecretaris van I&M tijdens de vergadering op 14 januari 2014 voor kennisgeving aan. 

Europees

Op 28 februari 2016 heeft het Europees Parlement hierover gedebatteerd en het voorstel in tweede lezing aangenomen. De verordening is op 26 mei 2016 in het publicatieblad verschenen. 


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2013)27PDF-document, d.d. 30 januari 2013

rechtsgrondslag

artikel 91, lid 1 VWEU

commissie Eerste Kamer

beleidsterrein

verwante dossiers


Implementatie

Verordening (EU) 2016/796PDF-document is op 26 mei 2016 gepubliceerd in Pb EU L138/1.


Behandeling Eerste Kamer

De commissie IMRO nam de brief van de Europese Commissie met de reactie op het door de Eerste Kamer gemaakte subsidiariteitsbezwaar en de brief van de staatssecretaris van I&M tijdens de vergadering op 14 januari 2014 voor kennisgeving aan. 

De bespreking van de brieven van de Europese Commissie van 31 juli 2013 en de brief van de staatssecretaris van I&M van 11 november 2013 werd op 3 december 2013 nogmaals aangehouden tot 14 januari 2014.

Op 19 november 2013 heeft de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloten de bespreking van de quick scan impact analyse van de regering van 11 november 2013 en de brief van de Europese Commissie van 31 juli 2013 aan te houden tot de commissievergadering van 3 december 2013.

Op 11 november 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu een impact assessment naar de Kamer. 

Hierin valt onder andere te lezen dat het kabinet alles overwegend bij een negatief oordeel over de voorstellen over marktopening blijft. Nederland wil zelf kunnen blijven kiezen tussen onderhandse gunning of aanbesteding van het hoofdrailnet.

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 10 september 2013 dat zij de reactie van de Europese Commissie op het subsidiariteitsbezwaar met betrekking tot E130004 en E130008 zal betrekken bij de bespreking van het aangekondigde impact assessment. Volgens de brief van de staatssecretaris van I&M van 26 juni 2013 zal het impact assessment uiterlijk 1 november 2013 aan de Kamer worden toegezonden. 

De commissie besloot op 2 juli 2013 naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 26 juni 2013 om het aangekondigde impact assessment (voor 1 november 2013) af te wachten. 

Op 26 juni 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief naar de Kamer met een voortgang van de behandeling van het Vierde Spoorwegpakket. Een voldragen impact assessment zal zij voor 1 november 2013  aan de Kamer aanbieden.

Naar aanleiding van de bespreking van de antwoorden van de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu (I&M) van 22 mei 2013 besloot de commissie IMRO op 28 mei 2013 de door de staatssecretaris toegezegde informatie (waaronder in het bijzonder het impact assessment) af te wachten voordat zij de behandeling voortzet.

Op 1 mei 2013 is een brief verzonden aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) met een commissieverzoek en nog aanvullende vragen van de fracties van VVD en D66 over onder andere concurrentie en het hoofdrailnetwerk. 

Inbreng ten behoeve van schriftelijk overleg met de regering werd op 23 april 2013 geleverd door de fracties van de VVD en D66. In de conceptbrief wordt ook een commissievraag opgenomen waarin de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) wordt verzocht om aan de Tweede Kamer toegezegde informatie, waaronder in het bijzonder een impact assessment, ook aan de Eerste Kamer te zenden.

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 9 april 2013 dat zij het besluit om inbreng te leveren voor schriftelijk overleg met de regering aan wil houden tot 23 april 2013

De Eerste Kamer heeft op 26 maart 2013 na een kleine wijziging ingestemd met de conceptbrief aan de Europese instellingen zoals aangeboden door de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) eerder die dag. Deze brief zal zo spoedig mogelijk aan de Europese instellingen worden verzonden. 

De commissie IMRO besloot op 26 maart 2013 in in meerderheid om de Kamer te adviseren om een subsidiariteitsbezwaar in te dienen bij de Europese Commissie met de mededeling dat de voorstellen wijziging van Verordening nr. 1370/2007 met betrekking tot openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor (E130008) en Richtlijnvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (E130004) strijdig zijn met de beginselen van subsidiariteit zoals genoemd in artikel 5 van het EU-verdrag en het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De commissie stelde daarom een brief vast aan de Voorzitter van de Eerste Kamer, met als bijlage een conceptbrief aan de Voorzitter van de Europese Commissie.

Op 19 maart 2013 sprak de commissie IMRO uit dat zij voornemens is om de Kamer te adviseren om een gemotiveerd advies te zenden aan de Europese Commissie inzake de subsidiariteit van in ieder geval de voorstellen over de opstelling van de markt voor binnenlands passagiersvervoer per persoon (E130004) en de wijziging van de verordening met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor (E130008).

Inbreng voor een conceptbrief aan de Europese Commissie wordt uiterlijk 21 maart 2013 door de fractie van de PvdA geleverd. Een conceptbrief wordt vervolgens op 26 maart 2013 besproken in een commissievergadering voorafgaand aan de vergadering van het College van Senioren teneinde een mogelijk gemotiveerd advies diezelfde dag plenair vast te stellen. Bovendien besluit de commissie om op 9 april 2013 te bezien of er daarnaast behoefte bestaat om over de voorstellen schriftelijk overleg te voeren met de regering.

Na afloop van een technische briefing door ambtenaren van het ministerie van I&M op 12 maart 2013 besloot de commissie wederom de procedure aan te houden tot 19 maart 2013 in afwachting van besluitvorming in de Tweede Kamer. 

Mede in afwachting van het oordeel van de Tweede Kamer besloot de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) ten aanzien van de subsidiariteit van de wetgevende voorstellen, de procedure aan te houden tot 12 maart 2013. De commissie stelt prijs op een technische briefing door ambtenaren van het ministerie van I&M op deze datum en zal een verzoek daartoe tot de staatssecretaris van I&M richten.

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) besloot op 26 februari 2013 de procedure aan te houden tot 5 maart 2013. De commissie verzoekt om een technische briefing door deskundige ambtenaren van de Europese Commissie op 5 dan wel of 12 maart 2013.

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) heeft op 12 februari 2013 besloten de bespreking van de procedure voor behandeling van het vierde spoorwegpakket aan te houden tot 26 februari 2013. Daarnaast besloot de commissie ook om een brief te zenden aan de staatssecretaris van I&M om te verzoeken om op zo kort mogelijke termijn het BNC-fiche aan de Kamer te zenden. 


Behandeling Tweede Kamer

De quickscan van Twynstra Gudde werd op 13 november 2013 gepubliceerd en de staatssecretaris heeft per brief op 26 november 2013 gereageerd. Deze reactie werd betrokken bij een algemeen overleg over het Vierde EU-spoorpakket op 27 november 2013

De staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu heeft op 11 november 2013 een brief naar de Kamer gestuurd met de nationale quickscan impact analyse Vierde Spoorwegpakket. Deze is betrokken bij een algemeen overleg Vierde EU-spoorpakket dat plaatsvond op 27 november 2013

Op 28 juni 2013 heeft de commissie voor Infrastructuur en Milieu (I&M) de staatssecretaris voor I&M verzocht een reactie te sturen op de quickscan die door Twynstra Gudde zal worden uitgevoerd voor de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland (FMN).

Op 16 april 2013 heeft de Tweede Kamer het parlementair behandelvoorbehoud op het vierde EU-spoorpakket formeel beëindigd, onder de aantekening dat de fractie van de PVV tegen heeft gestemd. De Tweede Kamer volgde hiermee het advies van de commissie voor Europese Zaken van 9 april 2013. Het parlementair behandelvoorbehoud is met de volgende afspraken beëindigd:

  • 1. 
    De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stuurt de Kamer:
  • een reguliere update van de stand van zaken in de onderhandelingen over het spoorpakket, in ieder geval in elke geannoteerde agenda voor de Transportraad; 
  • de concept standpunten van de Raad met betrekking tot het vierde spoorpakket, met een appreciatie van de regering; 
  • informatie over bewegingen in de Raad en onderliggende overlegfora die gevolgen hebben voor Nederland en de Nederlandse inzet op belangrijke onderdelen van het spoorpakket, zoals de toegang tot de markt en de aanbestedingsprocedure, inclusief de nationale keuzes die hierin gemaakt kunnen worden, de verhouding en samenwerking tussen infrastructuurbeheerder en vervoerders en de gedelegeerde bevoegdheden aan de Europese Commissie. 
  • 2. 
    De staatssecretaris informeert de Kamer tijdig over bovenstaande zaken, dat wil zeggen voordat de onderhandelingen in de Raad en onderliggende overlegfora in een afrondende of beslissende fase zijn.
  • 3. 
    Daarnaast zet de staatssecretaris geen onomkeerbare stappen in de onderhandelingen in Brussel met betrekking tot de toegang tot de markt en andere belangrijke onderdelen van het spoorpakket, totdat de impact assessment van de regering is besproken met de Kamer. Deze impact assessment wordt uiterlijk 21 juni aan de Kamer gezonden, zodat de Kamer deze nog voor het zomerreces met de staatssecretaris kan bespreken.

Op 26 maart 2013 heeft de Tweede Kamer een motie van het lid Hoogland (PvdA) aangenomen waarin deze de Voorzitter van de Tweede Kamer verzocht het negatieve subsidiariteitsoordeel van het parlement over de verordeningen over de personenvervoermarkt op het spoor aan de Europese Commissie kenbaar te maken. 

De Tweede Kamer heeft op 21 maart 2013 plenair gesproken over het verslag algemeen overleg van 7 maart 2013 over het behandelvoorbehoud. Hierbij zijn een viertal moties ingediend waarover op 26 maart 2013 wordt gestemd.

Tijdens de procedurevergadering op 13 maart 2013 besloot de commissie I&M geen brief met een oordeel subsidiariteit van het vierde EU-spoorpakket voor te leggen voor plenaire besluitvorming.  

Op 7 maart 2013 vond een algemeen overleg behandelvoorbehoud vierde EU-spoorwegpakket plaats tussen de commissies voor Infrastructuur en Milieu en Europese Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Volgens het ongecorrigeerde verslag van dit algemeen overleg zal de staatssecretaris de Kamer informeren over elke geannoteerde agenda van de Transportraad , over een conceptstandpunt van de Raad met een appreciatie van de regering en over een wijziging in de positie van de regering of in EU-voorstellen op belangwekkende onderdelen. Daarbij is er tijdens het AO verzocht om een plenair verslag algemeen overleg (VAO) dat naar verwachting plaatsvindt op 21 maart 2013. Tijdens dit VAO zullen moties worden ingediend over de afspraken met de Kamer en eventueel ook andere moties.  

Ambtenaren van de Europese Commissie hebben op 27 februari 2013 een technische briefing verzorgd over het vierde spoorwegpakket. Op diezelfde dag kan inbreng geleverd worden voor schriftelijk overleg met de minister over de agenda van de Transportraad waar het pakket geagendeerd staat. 

Op 13 februari 2013 heeft de commissie I&M een aantal besluiten genomen ten aanzien van de behandeling van het vierde Spoorwegpakket:

  • een behandelvoorbehoud plaatsen op de twee wetgevende voorstellen uit het spoorpakket waarin de toegang tot de markt van het passagiersvervoer per spoor wordt geregeld. Dit voorstel voor een behandelvoorbehoud wordt op 26 februari 2013 voorgelegd aan de plenaire vergadering van de Tweede Kamer.
  • bespreken tijdens een algemeen overleg Behandelvoorbehoud dat naar verwachting zal plaatsvinden op 28 februari 2013.
  • technische briefing door de Europese Commissie organiseren over het vierde spoorpakket
  • schriftelijke reacties van belanghebbenden op het vierde spoorpakket vragen De te benaderen organisaties worden geïnventariseerd via een emailprocedure.
  • een subsidiariteitstoets uitvoeren op het vierde spoorpakket. In een emailprocedure zullen de fracties worden gevraagd om inbreng te leveren op de subsidiariteit van de EU-voorstellen.
  • De staatssecretaris I&M verzoeken om haar reactie op het vierde spoorpakket uiterlijk 22 februari 2013 naar de Kamer te zenden, en daarbij tevens in te gaan op de motie Bashir over het tegengaan van verdere marktwerking in de spoorsector 

De Tweede Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu (I&M) heeft het vierde spoorwegpakket ook als prioritair aangemerkt en zal dit in de eerstvolgende procedurevergadering bespreken. 


Standpunt Nederlandse regering

De regering zegt in het BNC-fiche van 1 maart 2013 onder andere het volgende over haar positie: Nederland gaat de nationale consequenties van de voorstellen nader bezien in een impact studie, die rond de zomer aan de Kamer zal worden gestuurd. Mede gezien de voorgenomen concessieverlening voor het hoofdrailnet voor de periode 2015 tot en met 2024 is een inperking tot 31 december 2022 niet proportioneel in vergelijking met de doelstelling van de verordening. Ook de opening van de nationale markt voor personenvervoer en de mogelijke impact op de voorgenomen onderhands gegunde hoofdrailnetconcessie wordt kritisch bezien. Het gebrek aan flexibiliteit die het voorstel biedt voor het bepalen van de maximale omvang van openbare dienstcontracten is een ander zorgpunt. Onduidelijk is wat een maximering tot een derde van het totaal aantal aanbestede kilometers in één openbaar dienstcontract voor gevolgen heeft voor de kwaliteit van de dienstverlening. Het risico bestaat dat er een versnipperd netwerk en een verslechtering van de dienstverlening aan de reizigers ontstaat. In de impact studie wordt dit nader onderzocht. Daarnaast ziet de impact studie op de consequenties van de aangescherpte onafhankelijkheidseisen voor de infrastructuurbeheerder en de ruimte die deze laten voor samenwerking en eventuele structuurwijzigingen. 

Op 25 februari 2013 stuurde de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief naar de Kamers met de mededeling dat het BNC-fiche niet voor 1 maart 2013 beschikbaar zou zijn. 


Samenvatting voorstel Europese Commissie

De Europese Commissie heeft het Vierde Spoorwegpakket gepubliceerd. Dit betreft een pakket maatregelen met als doel voltooiing van de Europese Spoorwegruimte ter bevordering van het concurrentievermogen en de groei in Europa. Het pakket omvat één overkoepelende / begeleidende mededeling en zes wetgevende voorstellen, waaronder drie betreffende (intrekking van) een verordening en drie betreffende een richtlijn. Verder maken een aantal verslagen en werkdocumenten onderdeel uit van het pakket.

Middels dit voorstel voor een Verordening betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie, dat deel uitmaakt van het Vierde Spoorwegpakket, stelt de EC voor om de bestaande verordening in te trekken en te vervangen door een nieuwe. Doelstelling van de Commissie is om de doorlooptijd voor nieuwe spoorwegondernemingen met twintig procent in te korten en om de tijd en kosten voor het goedkeuren van "rollend materiaal" met twintig procent terug te dringen. De Commissie meent met onder meer dit voorstel een besparing van 500 miljoen euro in vijf jaar te kunnen realiseren.

De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen betreffen de toedeling van nieuwe bevoegdheden aan en versterken van de positie van het Spoorwegbureau van de Europese Unie. De Commissie stelt onder meer voor om de bevoegdheid inzake de goedkeuring voor het op de markt brengen van voertuigen en de veiligheidscertificering voor spoorwegondernemingen over te dragen aan dit Spoorwegbureau. Ook stelt de Commissie voor dat het Spoorwegbureau een grotere rol gaat spelen bij het toezicht op nationale regels en op de nationale veiligheidsinstanties.


Behandeling Raad

Tijdens de Raad Vervoer, Telecommunicatie  en Energie van 10-11 december 2015 is er een standpunt van de Raad in eerste lezing vastgesteld inzake dit voorstel. De Poolse delegatie onthield zich van stemming.

Tijdens de Transportraad op 5 juni 2014 heeft Nederland ingestemd met het politieke akkoord over de drie voorstellen uit de technische pijler (E130003E130005 en E130007). De spoorsector dringt aan op snelle besluitvorming om de voordelen die zij daarvan ondervindt, te kunnen verzilveren. Wat de Nederlandse regering betreft kan de besluitvorming over de technische pijler zelfstandig worden voortgezet, dus los van de overige onderdelen van het 4e Spoorpakket.

De Transportraad van 14 maart 2014 heeft een algemene oriëntatie bereikt ten aanzien van dit voorstel. De tekst van het voorstel dient nu met een gekwalificeerde meerderheid te worden aangenomen door de Raad en het Europees Parlement. 

De Transportraad van 5 december 2013 heeft kennis genomen van de voortgang in de behandeling van onderhavig voorstel. Er is door de aanwezige ministers afgesproken dat de nog openstaande punten met voortvarendheid zullen worden aangepakt. Over de onderdelen interoperabiliteit en veiligheid van de derde pijler zijn reeds in de Raden van juni en september jongstleden algemene oriëntaties bereikt.

De verordening voor ERA regelt de ERA taken zoals deze volgen uit de bepalingen in de twee andere onderdelen van de technische pijler. Het betreft de certificeringstaken, de begeleiding van de spoorsector bij de uitwerking van Europese regelgeving en de inrichting van een beroepsinstantie. Tevens zijn in de nieuwe ERA-Verordening de afspraken opgenomen die tussen Raad, Europees Parlement en Europese Commissie zijn gemaakt over de harmonisatie van de besturing van Agentschappen in de zogeheten Joint Statement van 19 juli 2012.

In de geannoteerde agenda laat de minister voor Infrastructuur en Milieu (I&M) weten dat de meeste lidstaten positief staan ten opzichte van de technische pijler. Dit geldt ook voor het nu voorliggende onderdeel van de technische pijler. De behandeling van het voorstel verloopt voorspoedig. De Nederlandse regering  is een sterk voorstander van actualisatie van de taken van ERA in een nieuwe verordening op basis van de al bereikte algemene oriëntaties in de Raad voor de herziening van de interoperabiliteitsrichtlijn en herziening van de spoorweg veiligheidsrichtlijn.

Tijdens de Transportraad op 10 juni 2013 werd een voortgangsrapportage voorgelegd over het vierde spoorpakket volgens de agenda van het ministerie van I&M. Deze betrof het richtlijnvoorstel interoperabiliteit van het spoorsysteem (E130003) omdat de behandeling van de andere onderdelen van het vierde spoorpakket nog niet is gestart. Nederland verwelkomt de technische voorstellen voor interoperabiliteit en veiligheid, maar toetst deze nog wel op praktische inpasbaarheid en uitvoerbaarheid.

De behandeling van het Vierde Europese Spoorwegpakket startte tijdens de Transportraad op 11 maart 2013 met een debat over het voorstel inzake de interoperabiliteit van het Europees spoorwegsysteem (E130003).

In de geannoteerde agenda laat de minister van I&M onder andere weten dat dit pakket deel uitmaakt van de voorstellen die zijn opgenomen in de Single Market Act II (Akte voor de interne markt II). Op moment van schrijven (19 februari 2013) worden de voorstellen nog bestudeerd om de gevolgen voor Nederland in beeld te brengen. Een BNC-fiche wordt momenteel opgesteld. De regering is voorstander van maatregelen om de efficiency te verhogen en de aantrekkelijkheid voor de reiziger te verbeteren en wil kritisch bezien welke regels op Europees niveau nodig zijn en welke bevoegdheden op het niveau van de lidstaten dienen te blijven. 

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 28 februari 2016 heeft het Europees Parlement hierover gedebatteerd en het voorstel in tweede lezing aangenomen. De verordening is op 26 mei 2016 in het publicatieblad verschenen.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

Begin mei 2013 hebben de Europese vakbonden in een resolutie hun zorgen geuit over het vierde spoorwegpakket. De European Transport Federation (ETF) doet in deze resolutie een beroep op het Europese Parlement en de Raad om de liberalisering van het binnenlandse passagiersvervoer en de scheiding tussen infrastructuurbeheerders en service operatoren af te wijzen. De vakbonden willen graag een versterking van het Europees Spoorwegbureau (ERA) maar alleen als het ERA verantwoordelijk is voor de veiligheid in plaats van een agentschap dat voor meer concurrentie zorgt. 

Op 5 maart 2013 stuurde ProRail op verzoek van de Tweede Kamer een eerste beoordeling van het vierde Europese Spoorpakket en de betekenis ervan voor de Europese en Nederlandse spoorpraktijk. In de brief gaat het achtereenvolgens om:

  • 1. 
    Een algemene indruk
  • 2. 
    Versterking van het Europees Spooragentschap, veiligheid en interoperabiliteit
  • 3. 
    Rol van infrastructuurbeheerder
  • 4. 
    Opening van de binnenlandse markt voor spoorwegen 

ProRail laat weten dat het vierde spoorwegpakket een veelomvattend en geïntegreerd pakket aan maatregelen biedt met als doel een efficiënt spoor tot stand te brengen in de hele EU. De voorgestelde maatregelen verhouden zich in het algemeen vrij goed tot de inrichting en werkwijze van ProRail binnen de spoorsector in Nederland en lijken daarmee in het algemeen uitvoerbaar. Wel wordt opgemerkt dat men de uitwerking van de maatregelen zal blijven beoordelen op mogelijkheden tot samenwerking tussen spoorpartijen binnen en over de landsgrenzen. ProRail bepleit zoveel als mogelijk gebruik te maken van bestaande arrangementen in Nederland. ProRail heeft een eerste analyse gemaakt van de mogelijke impact van de uitvoering van de voorstellen voor de Nederlandse situatie en sluit niet uit dat deze analyse op een aantal punten aanvulling behoeft. 


Alle bronnen