Dit voorstel beoogt een tijdelijke reparatie van de oorspronkelijke gelijkstelling van de grootstedelijke regio's Amsterdam, Rotterdam en Den Haag aan de provincie op het terrein van de jeugdhulpverlening.
Door de wijziging zijn provincies in beginsel verantwoordelijk voor planning en bekostiging van de regionale voorzieningen van jeugdhulpverlening tenzij zij deze taken aan een regionaal openbaar lichaam (ROL) willen overdragen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 18 november 1999 zonder beraadslaging en zonder stemming door de Tweede Kamer aangenomen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 7 december 1999 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 3 van 9 december 1999.
ingediend
28 september 1999titel
Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de gelijkstelling van stadsregio's met een provincieschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1999
1
-
18 november 1999
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 1999/2000, nr. 24: blz. 1779