Dit wetsvoorstel biedt aan werknemers in de markt- en overheidssector een wettelijke aanspraak op aanpassing van de arbeidsduur.
De werkgever moet een verzoek van een werknemer om de arbeidsduur te vermeerderen of te verminderen honoreren tenzij dit op grond van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen niet van hem verwacht kan worden.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 26 oktober 1999 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van de SGP stemde tegen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 8 februari 2000 zonder stemming aangenomen. VVD, RPF/GPV en SGP is daarbij aantekening verleend.
De wet is opgenomen in Staatsblad 114 van 19 februari 2000.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 115 van 1 maart 2000.
ingediend
23 december 1998titel
Regels inzake het recht op aanpassing van de arbeidsduur (Wet aanpassing arbeidsduur)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zijn door een aantal amendementen wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel aangebracht:
-
-door aanvaarding van het amendement Bussemaker (nummer 14) is deze wet ook van toepassing op werknemers die onder het Nederlands arbeidsovereenkomstenrecht vallen maar niet in Nederland werkzaam zijn;
-
-door aanvaarding van het gewijzigde amendement Bijleveld-Schouten (nummer 29) is de wettelijke norm niet van toepassing op bedrijven met minder dan 10 werknemers;
-
-door aanvaarding van het amendement Orgü (nummer 32) is er binnen cao-onderhandelingen en andere vormen van arbeidsvoorwaardenoverleg ruimte voor de sociale partners om afwijkende afspraken over vermeerdering van de arbeidsduur te maken.
3
-
8 februari 2000
voortzetting behandeling en stemming (aangenomen, aantekening: VVD RPF/GPV en SGP) Handelingen EK 1999/2000, nr. 16: blz. 651-660 -
-