Dit wetsvoorstel geeft regels inzake het raadgevend correctief referendum. Het wetsvoorstel bevat een volledige regeling van het raadgevend referendum op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau.

De voorgestelde regeling draagt een tijdelijk karakter en is van toepassing op wetten en besluiten die in de periode vanaf de inwerkingtreding van deze wet tot 1 januari 2005 tot stand komen, tenzij bij wet een andere datum wordt vastgesteld.

De regeling staat in functie en perspectief van het tegelijkertijd ingediende wetsvoorstel tot grondwetsherziening inzake het beslissend correctief referendum (27.033). Een eerder wetsvoorstel tot invoering van een beslissend correctief referendum (26.156) is tijdens de zogenaamde "Nacht van Wiegel" in mei 1999 door de Eerste Kamer verworpen.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 6 februari 2001 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, GroenLinks, PvdA, D66 en VVD stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 10 juli 2001 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. CDA, ChristenUnie, SGP en het lid Ginjaar (VVD) stemden tegen.

De wet is opgenomen in Staatsblad 388 van 4 september 2001.

De plenaire behandeling vond gezamenlijk plaats met wetsvoorstel (27.033).

In de Tijdelijke referendumwet (Trw) is bepaald dat deze wet met ingang van 1 januari 2005 is vervallen. Dit betekent dat als de nog lopende referendumprocedures zijn afgelopen er alleen op grond van andere regelingen (bijvoorbeeld een autonome gemeentelijke referendumverordening) een referendum kan worden gehouden.


Kerngegevens

ingediend

2 maart 2000

titel

Tijdelijke regels inzake het raadgevend referendum (Tijdelijke referendumwet)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

Met ingang van 1 januari 2002. De wet vervalt met ingang van 1 januari 2005


Hoofdlijnen

Het wetsvoorstel regelt de volgende onderwerpen:

  • de reikwijdte en drempels van het raadgevend referendum op de genoemde drie niveaus (onder meer de getalsmatige vereisten voor geldigheid);
  • de gegeven uitzonderingen;
  • de gevolgen van het referendum voor bekendmaking en inwerkingtreding;
  • de plaats van het raadgevend referendum in de onderscheiden procedures van wetgeving, stilzwijgende goedkeuring van verdragen, besluiten van provinciale staten en gemeenteraad en bestemmingsplannen;
  • de afbakening van de groep kiesgerechtigden;
  • de indeling in kieskringen en kiesdistricten;
  • de verschillende fasen van de referendumprocedure;
  • de bepalingen inzake beroep;
  • de terzake vastgestelde strafbepalingen;
  • ten aanzien van een provinciaal of gemeentelijk raadgevend referendum waarvan vóór de inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is komen vast te staan dat het zal worden gehouden, blijft de daarop betrekking hebbende provinciale, onderscheidelijk gemeentelijke autonome regeling van kracht.

Documenten

1