Dit wetsvoorstel past de regels met betrekking tot huur van bedrijfsruimte aan aan de nieuwe titel 7.4 van het Burgerlijk Wetboek zoals die is voorgesteld in wetsvoorstel 26.089 en trekt de Huurwet in.

De voorgestelde regeling brengt geen ingrijpende wijzigingen ten opzichte van het huidige recht met zich mee. Het heeft dan ook een andere strekking dan het inmiddels ingetrokken wetsvoorstel tot wijziging van de bepalingen betreffende huur en verhuur van bedrijfsruimte en intrekking van de Huurwet (24.150).

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 18 april 2001 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 november 2002 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.

Het voorstel werd gezamenlijk met de wetsvoorstellen 26.089, 26.090 en 28.064 behandeld.


Kerngegevens

ingediend

30 november 1999

titel

Vaststelling van afdeling 7.4.6 van het Burgerlijk Wetboek (huur en verhuur van bedrijfsruimte)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat artikel 290 lid 1 tot de inwerkingtreding van het bij Koninklijke Boodschap van 8 juni 1995 ingediende wetsvoorstel tot vaststelling en invoering van afdeling 7.1.12 (huurkoop onroerende zaken) van het Burgerlijk Wetboek, als volgt luidt:

  • 1. 
    De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op huur en verhuur van bedrijfsruimte.

Documenten

1
  • 18 april 2001
    stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 2000/2001, nr. 69: blz. 4608