Dit voorstel hangt nauw samen met het wetsvoorstel Vaststelling artikel 7.4 (huur en huurovereenkomst) Burgerlijk Wetboek (26.089) en integreert de overige bepalingen van de Huurprijzenwet woonruimte en die van de Wet op de huurcommissies in een nieuwe uitvoeringswet. Daarnaast worden de bepalingen vereenvoudigd en op bepaalde plaatsen inhoudelijk aangepast.
Doel van de wijzigingen is vereenvoudiging van de huur(prijs)wetgeving, grotere uniformiteit in de uitspraken van de huurcommissies en het wegnemen van enkele juridische en praktische knelpunten.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 18 april 2001 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 november 2002 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. De OSF stemde tegen.
Het voorstel werd gezamenlijk met de wetsvoorstellen 26.089, 26.932, en 28.064 behandeld.
ingediend
2 juli 1998titel
Integratie van de Huurprijzenwet woonruimte en de Wet op de huurcommissies in een uitvoeringswet huurprijzen woonruimte onder gelijktijdige overheveling van een deel van de tekst van de Huurprijzenwet woonruimte naar de nieuwe titel 7.4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 juli 1998 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek (26.089), na tot wet te zijn verheven, in werking treedt, treedt deze wet op hetzelfde tijdstip in werking
-
8 november 2002
brief minister van Justitie met zijn standpunt ter voorbereiding van de tweede termijn nr. 50 -
-
-
-