Met dit voorstel worden acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland vervangen door één Waterwet. Deze Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert het de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast wil het voorstel een bijdrage leveren aan vermindering van de regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.

Het doel van het voorstel is om waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat te stellen wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet het voorstel in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De huidige zes vergunningstelsels op het gebied van water worden gebundeld zodat zowel de burger als het bedrijfsleven eenvoudiger een vergunning aan kunnen vragen.

De invoering van de Waterwet is geregeld in het voorstel Invoeringswet Waterwet (31.858).

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 25 maart 2008 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 27 januari 2009 zonder stemming aangenomen.


Kerngegevens

ingediend

28 september 2006

titel

Regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld


Hoofdlijnen

Dit wetsvoorstel vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:

  • Wet op de waterhuishouding
  • Wet op de waterkering
  • Grondwaterwet
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren
  • Wet verontreiniging zeewater
  • Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904)
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken
  • Waterstaatswet 1900

en via de (nog in te dienen) invoeringswetgeving ook de

  • Wrakkenwet
  • Het waterbeheer wordt gericht op het duurzaam goed functioneren van het watersysteem.
  • Taken en bevoegdheden worden duidelijker vastgelegd dan nu het geval is.
    • Rijk en provincies zorgen vooral voor het strategische beleid en de normstelling op nationaal respectievelijk regionaal niveau. Ook zorgen zij voor de noodzakelijke doorwerking van water in aanpalende gebieden zoals milieu, (natte) natuur en ruimte en stellen zij de functies van de watersystemen vast. De waterschappen zijn belast met het regionale operationele waterbeheer
    • Gemeenten hebben enkele watertaken in het bebouwde of te bebouwen stedelijke gebied.
  • Er komt één overheidsloket voor zowel de watervergunning als de omgevingsvergunning van het ministerie van VROM, waardoor het voor zowel de burger als het bedrijfsleven eenvoudiger wordt een watervergunning aan te vragen.
  • De huidige diverse vergunningstelsels op het gebied van water worden gebundeld. Er komt één watervergunning voor alle handelingen in het watersysteem. Voor het bevoegde gezag betekent het dat de vergunning aan álle aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst. De vergunningplicht wordt steeds meer vervangen door een meldingplicht op basis van algemene regels.
  • De sanering van waterbodems wordt niet langer geregeld in de Wet bodembescherming, maar verhuist naar de Waterwet.
  • Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als wet voor de waterschappen bestaan.

Documenten

35