Dit initiatiefvoorstel van het Tweede Kamerlid Schouw (D66) wijzigt de Grondwet waardoor de wijze van aanstelling van de commissaris van de Koning en de burgemeester niet meer in de Grondwet zelf is vastgelegd. Met dit voorstel wordt gegarandeerd dat wel door middel van een grondwettelijke basis de aanstellingswijze van de commissaris van de Koning en de burgemeester slechts bij formele wet geregeld kan worden. Binnen dat kader krijgt de wetgever de vrijheid om over de gewenste aanstellingswijze te beslissen.
Dit is de eerste lezing van deze Grondwetswijziging.
Wetsvoorstel 34.716 bevat de tweede lezing van deze Grondwetswijziging.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 19 september 2013 aangenomen door de Tweede Kamer. PVV, CDA, VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, PvdA, PvdD en SP stemden voor.
Het voorstel is door de Eerste Kamer op 28 april 2015 na hoofdelijke stemming met 48 stemmen voor (GroenLinks, D66, PVV, VVD, SP, PvdD, OSF, 50PLUS en de leden Barth, Beuving, Koole en Postema (allen PvdA)) en 21 stemmen tegen (CDA, SGP, ChristenUnie en de leden De Vries, Van Zandbrink, Duivesteijn, Ter Horst, Koning, Linthorst, Schrijver en Sent (allen PvdA)) aangenomen.
De Eerste Kamercommissie BZK/AZ heeft op 15 april 2014 kennisgenomen van de brief van de minister van 27 maart 2014 aan de Tweede Kamer (TK 33.750 VII, nr. 52) ter aanbieding van het onderzoeksrapport "Majesteitelijk en magistratelijk: de Nederlandse burgemeester en de staat van het ambt" met bijlagen (Tilburg University, 20 maart 2014).