Met dit wetsvoorstel wordt een specifieke uitkering met betrekking tot de overige educatie opgenomen in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) in plaats van in de Wet participatiebudget.
Het voorstel vergroot de bestedingsvrijheid van gemeenten inzake het aanbod aan opleidingen educatie. De verplichting van gemeenten om het educatiebudget bij regionale onderwijscentra’s (roc) te besteden wordt in een periode van drie jaar geleidelijk afgeschaft en de wettelijke taak van roc’s om educatie aan te bieden vervalt. Verder wordt voorgesteld om het educatiebudget uit het participatiebudget te halen en een specifieke uitkering voor educatie in te voeren. Deze middelen worden uitgekeerd aan door de minister aan te wijzen contactgemeenten. Een contactgemeente coördineert binnen een bij algemene maatregel vast te stellen regio het aanbod van opleidingen educatie en de toedeling van de daartoe ter beschikking gestelde middelen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 33.911, A) is op 17 juni 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. PVV, CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren, ChristenUnie, SGP, VVD, Van Vliet, 50PLUS/Baay-Timmerman, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 8 juli 2014 als hamerstuk afgedaan. De fractie van de SP is hierbij aantekening verleend.
ingediend
4 april 2014titel
Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentraschriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
-
1.Deze wet treedt met uitzondering van artikel II, onderdeel H, in werking met ingang van 1 januari 2015. Indien het Staatsblad waarin waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2014, treedt deze wet in met uitzondering van artikel II, onderdeel H, in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
-
2.Artikel II, onderdeel H, treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.