Dit wetsvoorstel past de Elektriciteitswet 1998 aan met het oog op de ontwikkeling van een elektriciteitsnet op zee.
Dit wetsvoorstel regelt een aantal onderdelen uit het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet (34.199) dat op 22 december 2015 door de Eerste Kamer werd verworpen. Hierdoor wordt vertraging in de uitvoering van het Energieakkoord beperkt.
De doelstelling uit het Energieakkoord om in 2023 16% duurzame energie te realiseren rust in belangrijke mate op de uitwerking van de afspraken ten aanzien van wind op zee en wind op land. In dit wetsvoorstel worden daarom voorstellen gedaan om het mogelijk te maken dat de afspraken om 3.450 Megawatt windenergie op zee te realiseren tijdig kunnen worden gerealiseerd. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om TenneT aan te wijzen als netbeheerder van het net op zee, biedt een daarbij passend reguleringskader en geeft zekerheid aan windparkontwikkelaars over de aansprakelijkheid voor schade door vertragingen en storingen. Om de doelstellingen ten aanzien van wind op land te realiseren is in het wetsvoorstel een versnelling van de aansluitprocedure, een verbetering van de provinciale coördinatieregeling en een gedoogplicht opgenomen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (TK 34.401, nr. 2) is op op 18 februari 2016 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdD, PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Groep Kuzu/Öztürk, VVD, SGP, ChristenUnie en CDA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 22 maart 2016 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. De fractie van de PVV stemde tegen.
ingediend
3 februari 2016titel
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen Energieakkoord)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Economische Zaken
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.
4