Met dit voorstel wordt uitvoering gegeven aan nadere implementatie van drie richtlijnen van de Europese Unie op het gebied van spoorwegen.
Het betreft met name de implementatie van bepalingen uit de spoorwegveiligheidsrichtlijn ten aanzien van de maximale termijn waarbinnen de veiligheidsinstantie een besluit moet nemen. Nadere implementatie van het onderdeel inzake de (aanvullende) vergunning voor TSI-conforme respectievelijk niet-TSI-conforme spoorvoertuigen. En de implementatie betreffende de kennis- en ervaringseisen van de toezichthouder op het gebied van spoor (de Autoriteit Consument en Markt), de eis dat een bestuurslid van de ACM zich onthoudt van het nemen van een besluit indien hij een directe of indirecte band met de desbetreffende onderneming had en een zogenaamde afkoelingsperiode.
Het betreft implementatie van onderstaande richtlijnen:
Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PbEU 2004, L 220).
Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (herschikking) (PbEU 2008, L 191).
Richtlijn 2012/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343).
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (EK, A) op 29 september 2016 als hamerstuk afgedaan.
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 11 oktober 2016 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
12 mei 2016titel
Wijziging van de Spoorwegwet ter nadere implementatie van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PbEU 2004, L 64), ter nadere implementatie van richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PbEU 2008, L 191) en ter nadere implementatie van artikel 55, derde lid, tweede, derde en vijfde alinea , van richtlijn 2012/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343) (Wet tot wijziging van de Spoorwegwet ter nadere implementatie van drie spoorwegrichtlijnen)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
10