Plenair Sini bij behandeling Afschaffen mogelijkheid van lijstencombinaties



Verslag van de vergadering van 20 juni 2017 (2016/2017 nr. 32)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 15.06 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Sini i (PvdA):

Voorzitter. Vandaag behandelen we het wetsvoorstel dat de bepalingen in de Kieswet schrapt die het mogelijk maken, kandidatenlijsten van verschillende politieke partijen te verbinden tot een lijstencombinatie. Mijn fractie dankt de regering voor de beantwoording van onze schriftelijke vragen. Na lezing van de memorie van antwoord blijft zij twijfelen aan de noodzaak van dit wetsvoorstel, dat tot doel heeft de mogelijkheid voor politieke groeperingen om lijstencombinaties te vormen, ongedaan te maken. Kan de minister aangeven, welke problemen hij met het voorliggende wetsvoorstel beoogt te adresseren?

Kiezers willen dat hun stem terechtkomt bij hun partij of anders bij een partij die het meest verwant is aan de partij van hun keuze. Lijstverbindingen geven de kiezer de mogelijkheid om meer richting te geven aan wat er met zijn stem gebeurt. Als zijn stem niet bijdraagt aan een zetel voor de partij van zijn voorkeur, dan komt zijn stem terecht bij de politieke groepering waarmee zijn partij een lijstverbinding is aangegaan en die verwant is aan de partij van zijn aanvankelijke keuze.

Politieke groeperingen bereiden zich op dit moment voor op de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar. Zij zijn aan het nadenken over een inhoudelijke samenwerking met de partijen waarmee zij veel overeenkomsten hebben. In sommige gevallen wordt mogelijk het gesprek gevoerd over een verregaande samenwerking. Dat wordt onder meer ingegeven door zorgen over te kleine afdelingen of door lokale politieke groeperingen die steeds meer moeite hebben om voldoende kandidaten te vinden om aan de verkiezingen mee te doen, vooral in kleine gemeenten. Het is zeer de vraag of het oorspronkelijke doel van lijstverbindingen, te weten het bijdragen aan een verdere bundeling van politieke partijen, uit het zicht is verdwenen en of het behalen van extra zetelwinst het hoofddoel is geworden. De stelling dat dit zo is, die in de motie staat waaraan de regering met het onderhavige voorstel uitvoering wenst te geven, wordt naar de mening van mijn fractie niet overtuigend onderbouwd en onvoldoende in het licht van de huidige ontwikkelingen bezien. Deelt de minister die mening? Zo nee, waarom niet?

Mijn fractie zet daarnaast vraagtekens bij de snelheid waarmee de regering het wetsvoorstel wenst in te voeren. De regering wendt het argument van spoed ook aan in haar reactie op de schriftelijke vraag van mijn fractie om nader in te gaan op de keuze om de recentelijk ingestelde staatscommissie parlementair stelsel níet te vragen advies uit te brengen over het voorliggende wetsvoorstel. In 1958 bracht de staatscommissie van advies inzake het kiesstelsel en wettelijke regeling der politieke partijen, advies uit over de herinvoering van de lijstencombinaties. In 1968 adviseerde de staatscommissie van advies inzake de Grondwet en de Kieswet over de afschaffing van het verbod op lijstencombinaties. De regering onderkent in de memorie van antwoord dat het afschaffen of handhaven van lijstencombinaties en de wijze van restzetelverdeling onderwerpen zijn die binnen de taak van de staatscommissie kunnen vallen. Desondanks ziet zij ervan af om de staatscommissie parlementair stelsel te vragen om advies hierover uit te brengen. Waarom deze haast? Om welke redenen moet dit voorstel met stoom en kokend water ten uitvoer worden gebracht?

In tegenstelling tot de regering ziet mijn fractie voldoende aanleiding om de staatscommissie te vragen om advies te geven over de beoogde afschaffing van de mogelijkheid voor politieke groeperingen om lijstverbindingen met elkaar aan te gaan. Wat ons betreft kan ook de door de heer Köhler opgeworpen vraag om te kijken naar variaties met betrekking tot de restzeteltoedeling, meegenomen worden.

Een van de belangrijkste trends van dit moment is de toename van politieke groeperingen. Kan de regering nader ingaan op de vraag hoe de beoogde afschaffing van de lijstencombinaties zich verhoudt tot ontwikkelingen zoals de toename van met name het aantal kleine politieke partijen? Is de regering het met mijn fractie eens dat een verdere toename van het aantal politieke groeperingen in de toekomst zou kunnen leiden tot de noodzaak om de krachten te bundelen? Zou de mogelijkheid van lijstverbindingen deze kleine partijen kunnen stimuleren tot een verregaande samenwerking en krachtenbundeling?

Waarop baseert de regering haar aanname in de memorie van antwoord dat zij niet verwacht dat de afschaffing van lijstencombinaties processen van krachtenbundeling zal bemoeilijken? De regering stelt dat politieke partijen er, in het geval dat de lijstverbindingen worden afgeschaft, nog altijd voor kunnen kiezen om met een gezamenlijke kandidatenlijst aan verkiezingen deel te nemen. Is de minister het met ons eens dat de stap om een gezamenlijke kandidatenlijst in te dienen, de betrokken politieke partijen kan ontmoedigen om de samenwerking met elkaar aan te gaan en dat lijstverbindingen een eerste stap kunnen zijn om tot een geleidelijke krachtenbundeling te komen?

Ik kom tot een afronding. Zal de invoering van het voorstel niet leiden tot een verstoring van de voorbereidingen die politieke partijen treffen in de aanloop naar de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen en herindelingsverkiezingen, zo vraag ik de minister. Is de regering, om deze reden en om de andere redenen die ik heb genoemd, bereid om de staatscommissie te verzoeken om advies uit te brengen? Mocht de regering hiermee instemmen, dan stelt mijn fractie aan de Kamer voor om het voorliggende wetsvoorstel aan te houden en de stemmingen hierover tot nader order uit te stellen. Mijn fractie wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af.

De voorzitter:

Wenst een van de andere leden nog het woord? Ik zie dat dat niet het geval is. Ik heb van de minister de vraag gekregen of we misschien meteen zouden kunnen doorgaan. Dat blijkt helaas niet mogelijk, mijnheer de minister, omdat een groot aantal leden nu naar een commissievergadering moet. Wij moeten de vergadering daarom toch schorsen tot 15.45 uur.