Dit wetsvoorstel wijzigt, vooruitlopende op een omvangrijke aanpassing van de bestaande wet en regelgeving, de Vreemdelingenwet 2000 naar aanleiding van een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie arrest van 19 juni 2018 (C-181/16) en de beschikkingen van 5 juli 2018 (C-269/18 PPU)) en de uitspaken van de afdeling bestuursrecht van de Raad van State ECLI:NL:RVS:2019:1710 en ECLI:NL:RVS:2019:1843. Hiermee wordt de wettelijke grondslag aangepast voor vrijheidsontneming van asielzoekers na afwijzing of niet in behandeling nemen van een aan de grens ingediend asielverzoek, de grensdetentie.
Met dit voorstel wordt de wettelijke basis aangepast voor het verblijf van vreemdelingen in de periode dat zij in de gelegenheid zijn beroep in te stellen tegen een afwijzende beslissing op een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel en de periode dat zij in Nederland mogen blijven in afwachting van de beslissing op dat beroepschrift of de beslissing van de rechter die naar aanleiding van een voorlopige voorziening oordeelt over de vraag of het beroep mag worden afgewacht.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (TK, 2) op 16 januari 2020 als hamerstuk afgedaan.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 21 april 2020 als hamerstuk afgedaan. De fractie van de PvdD is daarbij aantekening verleend.
Dit voorstel is opgenomen in de lijst van wetsvoorstellen waarvan het kabinet oordeelt dat zij spoedeisend zijn en het daarom wenselijk acht dat deze door de Eerste Kamer binnen twee maanden plenair worden behandeld (EK CXXXIX / 35.300, D met bijlagen).
ingediend
2 september 2019titel
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 tot aanpassing van de wettelijke grondslag voor vrijheidsontneming van asielzoekers na afwijzing of niet in behandeling nemen van een aan de grens ingediend asielverzoekschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.
16