Dit wetsvoorstel verlengt de geldigheidsduur van de artikelen 33 en 34 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Artikel 33 maakt het mogelijk om in plaats van bloed slijmvlies of sputum van de verdachte of derde af te nemen voor de uitvoering van een onderzoek om vast te stellen of iemand drager is van COVID-19. Artikel 34 regelt de overgang van de bevoegdheden van de burgemeester naar de voorzitter van de veiligheidsregio tot oplegging van een last onder bestuursdwang en de bevoegdheid tot oplegging van een last onder dwangsom.
Met dit voorstel treden de artikelen 33 en 34 in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Het tijdstip waarop deze artikelen vervallen kan bij koninklijk besluit worden bepaald op een ander tijdstip. Deze artikelen zouden oorspronkelijk op 1 september 2020 kom te vervallen, tenzij voor deze datum een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ingediend, waarin het onderwerp van deze artikelen wordt geregeld.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (TK, 2 herdruk) op 24 september 2020 als hamerstuk afgedaan.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 13 oktober 2020 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
31 augustus 2020titel
Wijziging van de Tijdelijke wet Covid Justitie en Veiligheid in verband met het verlengen van de geldingsduur van de voorzieningen in de artikelen 33 en 34 van die wetschriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.