Plenair Janssen bij voortzetting behandeling Geweldsaanwending opsporingsambtenaar



Verslag van de vergadering van 20 april 2021 (2020/2021 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.05 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank. Als eerste ook mijn felicitaties aan de heer Talsma. Ik kijk uit naar zijn verdere inbrengen. Wat hij vandaag naar voren bracht, belooft al veel goeds. Ik kijk daar dus naar uit.

Voorzitter. Ik dreigde even een punt te gaan missen waar ik veel aandacht aan had besteed in de eerste termijn, namelijk de brede discussie. Maar gelukkig zei de minister, op de vraag van de voorzitter hoe ver hij met zijn beantwoording was, dat hij op een aantal punten nog kort zou ingaan, onder andere het onderwerp discriminatie en racisme et cetera, en toen kwam het toch nog een beetje goed, mede dankzij de interrupties van de collega's.

Ik heb in mijn eerste termijn ook vooral veel aandacht besteed aan de afdelingen veiligheid, integriteit en klachten, omdat dit een soort lappendeken is met een grote mate van pluriformiteit, waar de eigen korpscultuur eigenlijk heersend is. Dat is toch wat in de weg kan staan aan een cultuuromslag bij de politie intern. Zo'n eigen korpscultuur richt zich naar het handelen van iedere dag en dat kan, als je niet oppast, snel leiden tot vervaging van normen en blinde vlekken. Dus ik denk dat daar toch behoorlijk wat aandacht voor moet zijn, wil dat nog goedkomen.

Dan de ambtsinstructie. Ik sta als medeondertekenaar onder de motie van mevrouw Veldhoen, maar het punt van de kwetsbare groepen — ze kwamen net nog even langs — is niet teruggekomen. De minister heeft gezegd dat het moeilijk valt te onderscheiden wanneer iemand tot een kwetsbare groep behoort. Maar mijn vraag in eerste termijn was: als dat zo is, dan staat het toch niet in de weg om dat gewoon in de instructie te laten staan? Want het is tenslotte culpoos. Dit betekent dat als de inschattingsfout niet verwijtbaar is, als later niet te onderkennen is dat een vrouw hoogzwanger was, dat iemand duidelijk boven een bepaalde leeftijd was, of dat iemand duidelijk onder de 12 jaar was, het sowieso niet strafbaar is. Dus waarom zou je dit er dan uit halen voor de duidelijkheid? Die duidelijkheid is er nu wel, zeker als je het hebt over bijvoorbeeld de inzet van stroomstootwapens of politiehonden. Graag nog een reactie van de minister op dat punt.

Laat ik er ook even een aantal goede dingen uit halen. De minister heeft duidelijk gemaakt dat de informatievoorziening aan slachtoffers en nabestaanden gewoon op orde moet zijn en dat dit niet minder mag worden. De minister heeft ook duidelijk gemaakt — hij gebruikte het woord "voorkeursvariant" — dat dit niet betekent dat hij hiermee de boodschap wil afgeven dat het Openbaar Ministerie toch vooral zal moeten gaan gebruiken wat nu geregeld wordt. Dus dat is helder.

Het feitenonderzoek. De Raad van State gaf aan dat het onderzoek naar de rechtmatigheid van geweldsgebruik wel een bijzonder onderzoek is. Maar de minister heeft duidelijk aangegeven dat dit de waarheidsvinding niet in de weg staat. De minister gebruikte daarna een zinnetje wat mij intrigeert. Hij zei: integendeel zelfs. Toen vroeg ik mij af: kan er dan in een feitenonderzoek meer dan in een normaal, regulier opsporingsonderzoek mogelijk is? Dat vind ik wel intrigerend, maar misschien was dit een slip of the tongue van de minister. Dat hoor ik nog graag van de minister.

Dan de politiehonden. De minister heeft gezegd dat de ambtsinstructie nu preciezer is geworden, maar ik heb daar toch grote zorgen over. Honden zijn geen machines en die kun je ook niet als zodanig behandelen. Die moeten in de praktijk gewoon voortdurend onder appel staan. In de praktijk is dit nu niet altijd het geval. Dit betekent dus dat je niet zozeer de hond nieuwe trucjes zou moeten aanleren, maar de hondengeleider. Die zal dingen misschien moeten afleren die hij tot nu toe wel gedaan heeft, maar die hij nu niet meer mag doen. Mijn vraag is hoe dat dan op een goede manier geregeld gaat worden.

Tot slot. Wij moeten zuinig zijn op onze opsporingsambtenaren. Heel zuinig. Zij staan er voor ons. Voor ons doen zij die stap naar voren. En zoals ik ook in eerste termijn al gezegd heb, hebben wij hebben daar grote zorgen over. Grote zorgen over de uitstroom die nog komt als gevolg van de vergrijzing en grote zorgen over bijvoorbeeld de mensen die nu met PTSS uitstromen en niet meer inzetbaar zijn. Daar moeten wij met elkaar iets aan doen, en de vraag is hoe. Dat zal dan in de volgende kabinetsperiode zijn beslag moeten krijgen. In ieder geval is duidelijk dat wij met z'n allen moeten staan voor onze opsporingsambtenaren, maar ook dat de organisatie van opsporingsambtenaren als geheel het vertrouwen van de samenleving iedere dag weer zal moeten verdienen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is nu het woord aan de heer Dittrich, namens de fractie van D66.