Verslag van de vergadering van 27 juni 2023 (2022/2023 nr. 39)
Aanvang: 9.18 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet) (36169).
De voorzitter:
Voordat ik de beraadslaging open graag uw aandacht voor het volgende. Aangezien er vandaag vijf maidenspeeches op de rol staan, zullen de gebruikelijke felicitaties plaatsvinden na de eerste termijn van de Kamer als ook alle speeches zijn uitgesproken, zodat de collega's in één keer in de gelegenheid zijn om de desbetreffende collega's te feliciteren. De heer Van Ballekom spreekt als laatste in de eerste termijn, dus dan weet u wanneer het felicitatiemoment aan het naderen is.
U zult vandaag ook vijf keer de maidenspeechbel horen in het gebouw, voorafgaand aan elke maidenspeech; dan weet u ook meteen waar die voor bedoeld is.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Panman, die zal spreken namens de fractie van BBB.
De heer Panman i (BBB):
Voorzitter, senatoren en inwoners van Nederland. Fijn om het woord te mogen krijgen voor de eerste plenaire bijdrage van BBB in de Eerste Kamer: een historisch moment. Door het indirecte kiesstelsel heeft het even geduurd sinds de Provinciale Statenverkiezingen op 15 maart, maar hier zijn we dan. Aangezien we als BBB nieuw zijn in deze Kamer geef ik u kort het gedachtegoed mee, zodat we snel van start kunnen gaan met de samenwerking aan een BBBeter Nederland, beginnend met de implementatie Europese klimaatwet.
BBB heeft niet voor niets niet alleen een groen logo; wij hebben ook een groen hart, een hart voor de natuur en alles wat in samenhang met deze natuur werkt en leeft. BBB-senatoren in de Eerste Kamer hanteren een groen denken. Dat is niet alleen groen voor de natuur en het klimaat, maar ook verkeerslichtgroen als het gaat om het bepalen wat er wel kan. Dus niet oversteken bij onduidelijkheid of risico, een soort voorzorgsbeginsel, zeg maar: in de Eerste Kamer een wet pas toestaan als die veilig is en ook kan.
Hierbij gebruiken wij ons nuchtere verstand en baseren wij ons op de wetenschap en feiten die voorhanden zijn om tot een toetsing van beleid te komen dat in balans, uitvoerbaar en duurzaam is. We zijn van mening dat polarisatie Nederland absoluut niet gaat helpen en daarom zijn we bereid om samen met alle partijen tot het best mogelijke beleid voor de inwoners, bedrijven en organisaties van Nederland te komen. We zijn gewend om elkaar te helpen en er open en transparant voor elkaar te zijn. Bij BBB noemen we dat noaberschap. We hebben op 15 maart veel vertrouwen van de kiezers gekregen en pakken deze verantwoordelijkheid zeker op. We doen dit met visie voor de lange termijn en met oog voor de problemen van nu.
Dat gezegd hebbende: voor ons ligt de implementatie van de Europese klimaatwet. Na bestudering van de stukken van dit wetsvoorstel zoals ze behandeld zijn in de commissievergaderingen van EZK van voor de installatie op 13 juni, zijn we verwonderd en hebben we enige twijfel over het maken van een juiste afweging. Graag neem ik u mee in onze gedachtegang. Klimaat is zeker een van de belangrijkste onderwerpen op de agenda van deze Kamer. Klimaat gaat niet alleen over nu, maar ook over het leven op aarde nadat wij allen, hier in deze Kamer, deze Kamer al hebben verlaten. Klimaat is ook iets waar veel mensen zich zorgen over maken. Zie niet alleen de demonstraties, maar vooral ook alle acties die bedrijven en inwoners van Nederland al nemen om hun CO2-voetafdruk te verminderen. Elektrische auto's, zonnepanelen, windturbines: u kent de voorbeelden.
Onze maatschappij ziet er al heel anders uit dan acht jaar geleden, toen het Parijsakkoord tot stand kwam, een akkoord tussen meer dan 190 landen met als doel, voor zover wij dat als mensen kunnen, de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 2 graden Celsius in 2050 ten opzichte van het pre-industrieel tijdperk. We hebben het dan over het jaar 1750, toen de omvang van de wereldbevolking 10% was van wat die nu is en de broeikasgassen vooral door natuurlijke processen tot stand kwamen. Maximaal 2 graden dus, want door de opwarming smelten de poolkappen en daarom voorzien we een zeespiegelstijging die gevolgen heeft voor lagergelegen stukken land, natuur et cetera.
De Europese klimaatwet is afgeleid van het Parijsakkoord en heeft een doelstelling die zelfs nog ambitieuzer is dan het Parijsakkoord. Ze wil de opwarming van de aarde beperken tot 1,5 graad in plaats van 2 graden en vertaalt dat naar Europese gemiddelden voor een CO2-neutrale samenleving per 2050. Omdat grote landen buiten Europa, zoals India, nog een stijging van de CO2-uitstoot voorzien tot 2050, is het dus eigenlijk dweilen met de kraan open. Maar goed, wij pakken in Europa, in Europees verband onze eigen verantwoordelijkheid.
Klimaat is dus uiterst belangrijk en daarom is het goed om hier in deze Kamer vandaag de tijd voor te nemen. Dit wetsvoorstel gaat over drie aanpassingen in de Nederlandse Klimaatwet. Een is dus 55%, in plaats van 49%, CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Gisteren bleek overigens dat de Europese Rekenkamer onzeker is of deze doelstelling wel gehaald gaat worden. De Europese Rekenkamer zegt hierover: er is weinig bewijs dat de maatregelen werken en onvoldoende inzicht in de kosten en de effectiviteit. Daar voegt de Rekenkamer ook nog aan toe dat vanaf nu de uitstoot van de handel en de internationale lucht- en zeevaart daarin meegerekend zal worden. Ik heb daar zo meteen nog een gouden tip over voor de minister, maar die komt zo meteen.
De tweede aanpassing van de Nederlandse Klimaatwet is om de netto-uitstoot van broeikasgassen per 2050 tot 0 te reduceren, in plaats van met 95%, wat er nu nog instaat. We streven naar een negatieve broeikasgasemissie na 2050. De derde aanpassing betreft het treffen van passende maatregelen om deze reductie te realiseren.
In de voorbereiding hebben we dus ook de memorie van antwoord gelezen aan de commissie, de commissie inderdaad van voor onze installatie. Daar zijn een paar vragen over. Ik zal de minister de vragen ook elektronisch toezenden, zodat ze in ieder geval geborgd zijn. Die krijgt u na afloop van mijn maidenspeech.
In de memorie van antwoord staat bij vraag 1: "De reductiedoelen in de Nederlandse Klimaatwet mogen niet conflicteren met de doelen in de Europese klimaatwet." In antwoord 8 staat: "Dat maakt aanpassing van de Klimaatwet noodzakelijk." Vervolgens zegt u bij antwoord 9: "(Er is) alleen een EU-wijd plafond zonder doel per lidstaat. Daarom is het niet mogelijk om procentueel tot uitdrukking te brengen welke emissiereducties in Nederland moeten worden gerealiseerd om het EU-doel van 55% te realiseren." En bij 10 zegt u: er zal geen nationale doorvertaling komen van de EU-brede doelstelling van tenminste 55% reductie.
Ik hoor een telefoon. Ik zie dit als een interruptie, voorzitter. Bedankt voor de minuten extra zendtijd, meneer Crone.
Mijn eerst vraag aan de minister — ik heb er in totaal dertien — luidt daarom: lees ik hieruit een tegenstrijdigheid in de memorie van antwoord tussen de vragen 1 en 8 aan de ene kant en 9 en 10 aan de andere kant? De EU geeft zelf aan dat individuele lidstaten kunnen afwijken. Hoe kan het dan dat Nederland daar niet van afwijkt? Hoe zit het met het subsidiariteitsbeginsel?
Mijn tweede opmerking over de memorie heeft betrekking op de effectiviteit. In antwoord op vraag 5 zegt u: "het kabinet deelt niet de mening dat het nagestreefde ambitieniveau minder haalbaar zou zijn". Mijn vraag aan de minister is of hij nog steeds achter deze beantwoording van vraag 5 staat, met de wetenschap van de bevindingen van de Europese Rekenkamer zoals zo-even met hem gedeeld. Welk percentage reductie gaan we nu eigenlijk halen?
Dan met betrekking tot de kosten. Het zal u niet verbazen na de opmerking van vorige week in de Tweede Kamer dat we daar een vraag over hebben. In antwoord op vraag 6 zegt u: een reductie van 22 megaton in 2030 komt ongeveer neer op 10% reductie. Ik was even verbaasd. Ik vroeg me af waar die 10% vandaan komt. Want we hadden 49 en naar 55 is volgens mij een verschil van 6. Die 10 kwam even uit de lucht vallen voor mij. Maar goed, we gaan door. U zegt dan: daar heb ik 7,2 miljard euro voor nodig, het gaat om 720 miljoen per procent. Tevens zegt u in het antwoord op vraag 6 dat het ontwerp-Meerjarenprogramma Klimaatfonds een aantal percelen bevat: energie, 9 miljard, industrie en mkb, 3 miljard, en gebouwen, 7 miljard. Ik vraag de minister waar de ondersteuning voor landbouw en visserij in dezen zit. Is dat ten opzichte van die 28 miljard de resterende 7,5 miljard? Waar moet ik dat zien?
Dan hebben we nog de EU-verordening, zoals net door de voorzitter is opgenoemd. Daar staat in dat de uitstoot van broeigassen door de Unie tussen 1990 en 2019 al reeds met 24% verminderd is. Dus als we dan uitgaan van 49% of 55%, dan hebben wij nog maar 31% te gaan. Hoe verhoudt zich dit tot de resultaten van de Europese Rekenkamer?
De minister heeft dus inderdaad vorige week in de Tweede Kamer gedeeld dat de 122 maatregelen 22 megaton reductie opleveren en dat dat 28 miljard moet kosten. Dan hebben we het over 0,000036 — vier nullen zei de minister toen — graden resultaat. Waarbij opgemerkt dat dit volgens het IPCC een gemiddelde is. Als je rekening houdt met de ondergrens van het IPCC, dan is het slechts 0,000018, met vier nullen. In de memorie van antwoord kon nog geen hoeveelheid graden aangegeven worden. Het is goed dat die nu wel bekend is. Ik beschouw daarmee de opmerking in de Tweede Kamer van vorige week als aanvulling op deze memorie van antwoord. Dus de vraag aan de minister is: hoeveel procent moeten we nog reduceren ten opzichte van de 55% die de minister voor ogen heeft, wat is de kostenraming daarvan en waar bevindt zich de ondersteuning voor de landbouw en visserij? Dat met betrekking tot de memorie van antwoord.
De uitgangspunten. We hebben een zestal uitgangspunten meegenomen in onze afweging. Ik neem u even mee in onze gedachtegang.
Eén: klimaat en natuur. Klimaat en natuur zijn altijd al aan verandering onderhevig. We hebben meteorietinslagen, ijstijd en nog steeds hebben we een leefbaar klimaat. Het is dus grote onzin om te zeggen dat de natuur op omvallen staat. De natuur verandert, dat wel. Maar dat doet die al sinds het leven op aarde is. Hiermee is de biodiversiteit door miljoenen jaren heen veranderd en die zal ook blijven veranderen. Al lang geleden was er meer CO2 in de atmosfeer dan nu, zonder een evenredig hogere temperatuur. Het getuigt dan ook van enorme arrogantie om te denken dat wij mensen de natuur en het klimaat volledig kunnen beheersen. Overigens — ter nuancering — ontslaat dat ons absoluut niet van goed zorgen voor de aarde en het klimaat. We hebben als mensen immers rentmeesterschap over deze aarde. Ik zag bij de installatie dat driekwart de eed aflegde, dus deze mensen weten precies wat ik bedoel.
Wetenschappelijke kennis hebben we ook nog. Die is in ontwikkeling. We weten nog niet alles. Zo is de ecologische impact van windmolens, zonneparken en biomassa nog onvoldoende onderzocht. Maar laten we wel iets doen met de kennis die we wel hebben. De huidige doelstelling van 49% in 2030 lijkt me daarbij zeer ambitieus.
Internationale samenwerking en naleving. Hoewel de internationale samenwerking belangrijk is voor effectief klimaatbeleid, is er geen garantie dat alle landen dezelfde mate van inzet zullen tonen. Als sommige landen geen vergelijkbare klimaatmaatregelen nemen, kunnen de inspanningen van de EU op het gebied van emissiereductie en verduurzaming van de economie beperkt worden en geen effect hebben. Even voor uw informatie: vorige week heeft India 1.000 nieuwe vliegtuigen besteld; IndiGo 500 en Air India 470 met een optie op 70. Het is voornamelijk uitbreiding van de luchtvloot.
Een eerlijke verdeling van de reductiebijdragen door lidstaten. De EU heeft een klimaatdoel op Europees niveau geformuleerd van netto CO2-neutraal in 2050. Dat betekent een gemiddelde voor Europa. Individuele lidstaten kunnen dus eigen doelstellingen hebben. Dat is logisch, want Europese landen zijn verschillend. Zo heeft Nederland minder groene oppervlaktes dan Zweden om CO2 vast te leggen en heeft Nederland een veel grotere bevolkingsdichtheid die CO2 produceert. Waarom zou Nederland een-op-een aansluiten bij de Europese doelstelling? Heeft de minister een opt-out, een uitzonderingsverzoek bij de EU overwogen voor de aanscherping naar 55%? Met andere woorden, heeft de minister ook onderzocht of wij een uitzonderingspositie kunnen krijgen door onze Nederlandse situatie met relatief weinig groen per inwoner, ligging in een delta, een hoge bevolkingsdichtheid en de opvang van relatief grote hoeveelheden vluchtelingen? Nederland moet meedoen op basis van het loyaliteitsbeginsel. Mogelijk moeten we kijken in hoeverre we kunnen salderen met andere lidstaten. In hoeverre heeft de minister dit onderzocht?
Punt vijf van de zes uitgangspunten. Nederland draagt voor 0,4% bij aan de wereldwijde CO2-uitstoot. De trend is overigens neerwaarts, deels doordat we onze autonome CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking verlagen, maar ook doordat andere, grotere landen op een koers zitten van meer uitstoot, waardoor onze bijdrage relatief kleiner wordt. Dat Canada en landen in het Midden-Oosten gemiddeld op twee keer zo veel CO2-uitstoot per inwoner zitten als Nederland en de Verenigde Staten op anderhalf keer zo veel, zal ik hier verder buiten beschouwing laten. De doelstelling van 55% is goed als een stip aan de horizon, als een intentie. Maar dat nu in een wet verankeren, veronderstelt ook inzicht bij de minister in hoe de doelstellingen bereikt kunnen worden. Anders hebben we het hier over wensdenken, minister, zonder realiteitsgevoel. Het lopen door een snoepjeswinkel. Steeds vaker koppelen we jaartallen en doelstellingen en nemen we die op in wetten. Het is een zegen voor activisten en juristen en een vloek voor onze maatschappij. We zetten ons land, net als met stikstof, nog verder vast. Dus een vraag aan de minister: welke concrete maatregelen stelt de minister voor om de doelstelling van deze wet te realiseren?
Nederland verkeert momenteel in meerdere crisis. U kent ze waarschijnlijk allemaal, maar goed: we hebben het over asiel, wonen, zorgtoeslag, Groningengas, stikstof, klimaat, energie, koopkracht, et cetera. Deze drukken allemaal al zwaar op de maatschappij. Bedrijven en inwoners gaan hieronder gebukt en er is geen vooruitzicht dat deze op zeer korte termijn opgelost zullen zijn. Een verhoging van de CO2-reductie, van de doelstelling van 49% naar 55%, betekent nog een extra belasting voor onze inwoners met grote impact op de sociaal-economische situatie in ons land, bijvoorbeeld energiearmoede. Alleen de rijken kunnen zich elektrische auto's, warmtepompen et cetera veroorloven. En voor bedrijven: onze welvaart en concurrentiepositie komen onder druk te staan. En dan realiserende dat Nederland al op slot staat. Randvoorwaarden voor de CO2-reductie zijn nog niet gerealiseerd. We kunnen in deze hoedanigheid zeker geen normatief land zijn met deze discrepantie tussen ambitie en capaciteit om CO2-reductie te realiseren. Wij verzwakken onze economie, nemen onverantwoordelijke risico's voor onze inwoners en worden uiteindelijk het lachertje van Europa.
Desondanks blijft het lijken op een wedstrijdje verplassen van mensen en organisaties die zich willen profileren als natuurliefhebber. Overigens valt op dat het veelal welgestelden en theoretisch geschoolden zijn in Nederland met een spreekbuis ergens in de grachtengordel die aan deze vorm van greenwashing doen, mensen die wel met het vliegtuig op vakantie gaan naar Ibiza, naar Bali of naar hun vakantiehuisje op de Nederlandse Antillen. Mijn vraag aan de minister is of hij ook een onderbouwde kosten- en batenanalyse beschikbaar heeft van de beoogde effecten van dit wetsvoorstel.
In de regering en in de Tweede Kamer lijkt het dus op een snoepjeswinkel, waar partijen vooral graag iets willen, bijvoorbeeld minder vrijblijvendheid van deze ambities en nog ambitieuzere klimaatdoelen. Bij ons hier in de Eerste Kamer gaat het om het toetsen van wat ook werkelijk kan, op afstand van de coalitie en van de Tweede Kamer kijken naar de kwaliteit van het voorliggende wetsvoorstel. Dat doen we in de Eerste Kamer doorgaans door te kijken naar drie punten, u kent ze: rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Ik neem u in deze even mee in de toetsing van de BBB-fractie. Voorzitter, we zijn er bijna. Nog even rekken en strekken voor het laatste stukje.
Rechtmatigheid. Als het gaat om punt een, rechtmatigheid, dan hebben wij als BBB, hoewel voor sommige inwoners in Nederland de EU-verdragen en aanpassingen van Nederlandse wetten hierop anders aanvoelen, geen juridische en technische onrechtmatigheden in het voorliggende voorstel van de minister gevonden.
Bij de uitvoerbaarheid van de wetten hebben we als BBB-fractie wel onze twijfels. Het gaat om het doel. De Europese klimaatwet en het voorliggende wetsvoorstel zijn niet concreet. Het vermeldt alleen doelen. Het is werken met een blanco cheque. We zijn afhankelijk van de grillen van Europa geworden. Doelstellingen worden tussentijds veranderd, waardoor we aan het werken zijn met bewegende doelen. Het is onwerkbaar, doordat Nederland keer op keer deze wijzigingen in doelstellingen blindelings adopteert in eigen beleid. Nederland lijkt het braafste jongetje van de klas te willen zijn en daarmee normatief voor andere. Echter, we zien dat andere lidstaten daar realistischer in zitten.
Doordat we veel te ver zijn gegaan met de stikstofdoelstellingen en maatregelen daarvoor, gaat aansluiting bij de Europese klimaatwet Nederland nog verder op slot zetten. Dit kan er niet bij. Hadden we de stikstofwaanzin niet gehad, dan was er wellicht meer ruimte geweest. Maar dan nog is het de vraag of het verstandig is. Door deze wet goed te keuren, zetten we dezelfde juridische fuik op als met stikstof, dat door jurisprudentie verder aangesnoerd kan worden en uiteindelijk verstikkend is voor de Nederlandse inwoners en bedrijven. Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is om concessies te doen aan de stikstofdoelstellingen ter wille van de klimaatdoelstellingen en, in hoeverre er sprake is van samenwerking, er samenwerking is gezocht met inwoners en bedrijven van Nederland voor deze aangescherpte doelstellingen.
De randvoorwaarden voor de CO2-reductie zijn, zoals gezegd, nog niet gerealiseerd. We hebben het niet alleen over landbouw en transport, maar ook over het mkb en de gezondheidszorg: maatschappijbreed waar CO2-equivalenten en broeikasgassen vrijkomen. Richtlijnen en ondersteuning voor bedrijven en inwoners zijn nog niet concreet ingericht. Het zou verstandig zijn om eerst te werken aan de realisatie van de randvoorwaarden alvorens de Nederlandse maatschappij figuurlijk het CO2-bos verder in te sturen. Denk vooral aan het focussen op netcongestie, de beschikbaarheid van technici en materialen en het verminderen van het risico op elektrificatie van de Nederlandse samenleving. We worden erg kwetsbaar.
Het implementeren van de maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen kan aanzienlijke kosten met zich meebrengen, met name voor bedrijven en sectoren die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. Dit kan leiden tot economische kosten en mogelijk banenverlies. Volgens het CPB is een bindende nationale doelstelling van 55% in 2030 ook niet kostenefficiënt. Mijn vraag aan de minister: zijn de kosten van en regio's met de kans op banenverlies al in kaart gebracht en zijn er instrumenten voor een effectiviteitsmeting?
Vraag negen aan de minister. Landbouw, bijvoorbeeld de teelt van suikerbieten en bosbouw, legt netto CO2 vast en steden zijn netto CO2-uitstoters. Energiegebruik heeft een aandeel van 77%. Welke maatregelen voorziet de minister ervoor dat de inwoners die in de steden leven significant minder gaan uitstoten? En een vraag aan de minister: moeten we niet voor elke euro die we besteden aan CO2-reductie er ook één besteden aan klimaatadaptie? Want als de rest van de wereld niet de nodige inspanning levert, gaat de zeespiegel sowieso extra stijgen en zullen extreme weersomstandigheden, zoals de overstroming in Zuid-Nederland van 2021, ook vaker voorkomen. Daar moeten wij ons op voorbereiden. Mocht de minister besluiten tot een CO2-heffing — de gouden tip, daar komt ie! — op de import van voedsel van buiten de Europese Unie, bijvoorbeeld €0,01 per kilogram per kilometer, dan heeft de minister zowel een concreet instrument dat de CO2-voetafdruk verlaagt als een inkomstenbron om klimaatmaatregelen te betalen. Maar goed, in deze Kamer maken we geen beleid; we zijn er om te toetsen. Het is dus maar een tip.
Het effect op het concurrentievermogen. Bedrijven in de EU kunnen te maken krijgen met een verminderd concurrentievermogen ten opzichte van bedrijven buiten de EU, vooral in de landen waar minder strenge klimaatmaatregelen gelden. Dit kan leiden tot verplaatsing van industrieën naar regio's met minder strenge regelgeving, wat de emissiereductie in de EU mogelijk tenietdoet. De Europese klimaatwet streeft naar het bevorderen van innovatie en technologische ontwikkelingen om de transitie naar een koolstofarme economie te ondersteunen. De vraag aan de minister: heeft de minister inzage in de beschikbaarheid en effectiviteit van nieuwe technologieën op grote schaal en zijn deze snel genoeg inzetbaar om bij te dragen aan de bijgestelde doelstellingen?
We komen op punt drie van onze toetsing: is het ook handhaafbaar? Een vraag aan de minister: zou de minister informatie kunnen verschaffen over hoe de regering de handhaafbaarheid van de 55% reductie voor zich ziet? Het aangaan van en aansluiten bij verdragen boven nationale wetgeving is een bedreiging voor onze democratie en het vertrouwen in de politiek. Dat is op dit moment wel een punt waar we rekening mee moeten houden. Door de stikstofgekte die bij een groep in de maatschappij is ontstaan en door de juridische fuik waarin we terecht zijn gekomen, hebben we ons land al klemgezet, waardoor een verder aangescherpte norm van 55% reductie er niet bij kan. Hadden we dat niet gehad, dan hadden we meer kunnen doen wat betreft CO2. Momenteel plegen we dus roofbouw op onze samenleving, boeren, burgers en bedrijven. Met name burgers met beperkte financiële middelen en mkb-bedrijven kunnen alle maatregelen niet meer behappen en zijn op zoek naar de menselijke maat. Burgers voelen zich beperkt in hun vrijheid en handelen. Evenwicht tussen ambitie en haalbaarheid lijkt volledig zoek. De politiek boet met maatregelen als deze in op haar geloofwaardigheid, op het er zijn voor de inwoners van dit mooie land. Deze wet is niet het juiste instrument op dit moment en niet handhaafbaar. Het is daarom essentieel om te streven naar een evenwichtiger aanpak bij de implementatie van de Europese klimaatwet, waarbij rekening wordt gehouden met de sociaaleconomische impact en de betrokkenheid van alle belanghebbenden. In de regel komt met een ambitie als deze de last te liggen bij de burgers, die meer gaan betalen voor energie. Deze wet is op dit moment te ambitieus en niet draagbaar voor burgers. Bovendien is onze infrastructuur, bijvoorbeeld het elektriciteitsnet, er niet klaar voor. Daar hebben we nog vele jaren voor nodig.
Ik citeer de minister nog een keer. Dan gaat het om punt 13 en punt 15 in de memorie van antwoord. De minister zegt dat het kabinet de grenzen opzoekt. Punt 15: "Wij zien dat wij hogere ambities moeten stellen, dus stellen wij het op 60% in plaats van 55%." Het blijft dus een beweegbaar doel en ik weet niet waar de minister naartoe wil. Wij hebben een grotere verantwoordelijkheid dan nu al voor 2030 er 6% bij te doen. We moeten nog een aantal crisissen oplossen en zorgen voor voldoende, veilig en duurzaam voedsel en welzijn voor onze inwoners. In dit geval moeten we een beroep doen op de proportionaliteit, op een redelijke verhouding tussen middelen en doelen.
Afronding; nog 2 minuut 40. Bij twijfel niet oversteken, zei mijn moeder altijd. Dat advies zou ik de minister ook willen geven. De twijfel is gebaseerd op de uitvoering die al piept en kraakt. Denk aan het ontbreken van gerealiseerde randvoorwaarden, de netwerkcongestie, de stikstofcrisis, maar ook de handhaafbaarheid. Zonder draagvlak zal de overheid opnieuw haar toevlucht zoeken tot dwangwetten, en dat wil niemand. Laten we onze verantwoordelijkheid als senator pakken. Gezond verstand: niet wat we willen — dat is de snoepjeswinkel van de Tweede Kamer — maar wat kan. Laten we het leggen langs de meetlaat van de Eerste Kamer, met visie voor de lange termijn en oog voor een evenwichtige en duurzame samenleving. Nederland is door de stikstofmaatregelen al op slot gezet. In een tijd met vele andere crisissen kan onze maatschappij dit niet dragen. De aanscherping die voor ons ligt van 49% naar 55% reductie voor 2030 kan er gewoon niet bij.
Voorzitter, dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Panman. Blijft u nog even staan als u wilt. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.
U studeerde agrarische bedrijfskunde aan de Aeres Hogeschool in Dronten en vervolgens bedrijfseconomie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ook deed u de opleiding NIMA-B voor marketingmanagement. Vervolgens werkte u bijna twintig jaar als programma- en projectmanager en verandermanager bij Capgemini. De afgelopen tien jaar heeft u als manager en interim-manager gewerkt voor verschillende bedrijven, zoals MoveBeyond, Tata Steel Europe en meest recent nog Lely Industries, een bedrijf dat stalsystemen ontwikkelt om de stikstofuitstoot te verminderen.
Op 15 maart was u kandidaat voor de Provinciale Statenverkiezingen in Zuid-Holland. De acht zetels in het Provinciehuis waren niet genoeg, maar uw plek op de lijst voor de Eerste Kamer was dat zeker wel! Bij de Eerste Kamerverkiezingen op 30 mei kreeg u veel voorkeurstemmen van partijgenoten uit de provincies: goed voor twee Kamerzetels.
In uw jeugd was u voorzitter van de JOVD in Flevoland, dus uw politieke betrokkenheid is niet nieuw. In een interview zei u dat u nu opnieuw politiek actief bent geworden voor de BBB omdat u de verbinding wilt zijn tussen stad en platteland. Die verbinding bent u zelf al, aangezien u bent opgegroeid op het platteland van Flevoland en al 30 jaar in de Randstad woont. In hetzelfde interview spreekt u over het frame alsof boeren tegen de natuur zijn. Ik citeer: "Maar boeren leven van en met de natuur. Als we de scherpte ervan afhalen, en meer begrip voor elkaar hebben, kunnen we de problemen van het land beter en makkelijker oplossen."
Bij dit debat bent u daar alvast mee begonnen. Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. U kunt weer gaan zitten.
Op verzoek van de BBB-fractie schors ik de vergadering voor een kort ogenblik, zodat de fractie naar de fractievergadering kan gaan.
Zoals eerder gemeld, vinden de felicitaties in het kader van de maidenspeeches aan het einde van de eerste termijn plaats.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We vervolgen het debat met de volgende spreker. Dat is de heer Crone, die zal spreken namens GroenLinks-PvdA.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Aan mij de eer om als eerste de heer Panman te mogen feliciteren met zijn maidenspeech. We zijn beide economen, maar ik zie meer aanknopingspunten. Hij spreekt over samenwerking, met name ook noaberschap. Dat noemen we in Friesland "mienskip". Daar zijn we culturele hoofdstad mee geworden. Dat is in het kader van de culturele hoofdstad dus wel een goed punt. Ik mocht de heer Panman natuurlijk niet interrumperen, maar hij mag mij wel interrumperen. Dat mogen nieuwe leden toch? Ja. Hartstikke goed. Nu moet ik eigenlijk even stoppen, want hij moet even zijn handen wassen.
Voorzitter. Ik meende het echt: hij heeft benadrukt dat hij, dat BBB, het klimaatbeleid uiterst belangrijk vindt. Dat is prettig, zeg ik maar even, omdat het ook weleens anders is gebeurd. Hij zei ook dat hij voor het stevig aanpakken van de problematiek is. Uiteraard ga ik daar ook op in. Hij heeft ook iets gezegd over niet dweilen met de kraan open, en dat lijkt mij ook de kern van dit debat. Als ieder land het alleen doet, is het dweilen met de kraan open. We moeten het juist samen doen. Dit is voor ons en voor de andere fracties het eerste debat over klimaatbeleid, waarin we ook de toetssteen hebben voor elkaar of we bereid zijn om stappen te zetten voor een Europees en mondiaal klimaatbeleid. We moeten inderdaad achter de dijken vandaan komen en het samen gaan oplossen.
Ik denk dat er inderdaad geen kloof hoeft te zijn tussen BBB en onze fracties. We zijn eigenlijk één fractie van twee oude fracties, dus "onze fractie" moet ik zeggen. Er hoeft geen kloof te zijn. Ik heb hier vaker gezegd: ik voer graag vanuit onze fractie oppositie voor het beleid van minister Jetten. Ik denk dat we BBB mee kunnen krijgen om samen oppositie te voeren voor zijn beleid. Soms zit de oppositie meer in de coalitie. Ik hoef geen namen te noemen, maar we zijn benieuwd hoe er heronderhandeld gaat worden over het regeerakkoord. Ik stel dus voor dat we samen met BBB oppositie voeren voor deze minister, met name ook op het aspect van de rechtvaardige invulling van het klimaatbeleid. Dat is uiteraard ook voor ons een zeer aangelegen punt: iedereen moet het kunnen meemaken, geen kloof, samen, rechtvaardig.
Voorzitter. Dit is de naadloze overgang naar mijn eigen inbreng. Sommige milieuproblemen zijn regionaal of zelfs lokaal. Als je geluidshinder hebt — die heb ik toevallig net veroorzaakt, excuus — dan is dat onmiddellijk weg als je ermee stopt. Dat is dus een incidenteel probleem. Stikstof is al een iets groter probleem, lokaal, regionaal, maar niet mondiaal. Als je dus te veel stikstof hebt, verpest je je eigen omgeving. Jammer dan. Maar klimaat is een mondiaal probleem. Het doet er niet toe wie het veroorzaakt en waar in de wereld, en ook de schade is overal. Dat is een vrij uniek milieuaspect, waardoor ik ook echt blij ben dat we hier internationale afspraken centraal stellen, want iedere burger heeft last van de schade en is onderdeel van de oorzaken. Geen land kan het alleen en niemand kan zich aan de gevolgen onttrekken. Daarom moeten we samen optrekken.
Klimaat is ook een cumulatief probleem. Geluidshinder is meteen weg, maar klimaat niet. CO2-moleculen blijven zo'n honderd jaar actief en vormen een dikke deken om de aarde, die zich de laatste twee eeuwen heeft gevormd. Die dikke deken ligt er ook nog als we nu stoppen met CO2-uitstoot. Dan blijft die warme deken aanwezig, evenals het broeikaseffect en het broeikasversterkend effect, zelfs als we de uitstoot nu terugbrengen tot nul. De opwarming gaat via methaan, zeg ik dan maar, uit de landbouwsector. Dat effect is nog veel groter, 20 tot 25 keer zo groot per molecule. Het is weliswaar eerder uit de lucht, dus methaan terugdringen is heel effectief, maar ook nog niet voldoende.
Voorzitter. Het gaat nu ook nog eens veel sneller dan we dachten. Die dikke deken heeft een veel groter broeikasversterkend effect dan we dachten. We zitten nu, al decennia eerder dan was voorspeld, op de klimaatzone Nice-Bordeaux van 25 jaar geleden. Iedereen snapt dat. We hebben de laatste weken en de laatste jaren gezien dat wij nu in Nederland het droge en warme klimaat hebben, waarvoor je vroeger op vakantie ging naar Frankrijk. Dat moeten we tot ons door laten dringen, want nog maar 25 jaar geleden werd voorspeld dat het pas over 40 jaar zover zou zijn. Maar het is hier nu al de klimaatzone Nice-Bordeaux.
Voorzitter. Ik vraag aan het kabinet of het de mening deelt dat het dus allemaal veel sneller gaat dan we dachten. Het IPCC heeft onlangs ook nog gezegd dat we misschien al over zes jaar die 1,5 graad gaan overschrijden. Zes jaar! Panman en zijn kinderen zaten ook op de tribune. We spreken hier niet meer over onze kleinkinderen, maar gaan allemaal zelf nog meemaken dat het klimaat hier op hol gaat. Ik vraag hierover de mening van het kabinet. Omdat het ook een typisch mondiaal probleem is, moeten we het ook eerlijk en samen aanpakken.
Het voorbeeld is net al genoemd. Neem China en Nederland. Wij hebben als westerse landen het klimaatprobleem in verregaande mate veroorzaakt. Bij ons was de CO2-uitstoot negen ton per jaar, nog maar negen jaar geleden. Negen ton per jaar! Toen was het in China nog maar anderhalve ton, nog maar 20% van wat wij deden. Inmiddels heeft China de uitstoot per hoofd van de bevolking ingehaald, maar nog steeds is die dikke deken niet gevormd door de ontwikkelingslanden, maar vooral door de westerse landen, voor het over-, overgrote deel. We kunnen dus niet tegen hen zeggen: stoppen jullie nu maar met de uitstoot, want wij hebben het probleem veroorzaakt. Dat zou niet geloofwaardig zijn. Ook de schade komt vooral neer bij ontwikkelingslanden. Zo is de droogte in de mediterrane gebieden veel groter dan bij ons. Daar moeten bevolkingen op de vlucht gaan en worden de oogsten aangetast. Er is grote orkaanschade in bijvoorbeeld Bangladesh.
Het is volstrekt logisch dat wij als veroorzaker van het probleem het voortouw moeten nemen om het op te lossen. Om het in reactie op de heer Panman maar plat te zeggen: we kunnen niet tegen India zeggen "jullie mogen geen vliegtuigen meer kopen, want wij doen dat". We hebben ze allemaal al gekocht. Dat zij hun economische achterstand inhalen, is niet zo gek. We kunnen niet zeggen: wij hebben een probleem veroorzaakt en u moet dat probleem nu maar oplossen door arm te blijven. China heeft de achterstand inmiddels ingehaald en installeert nu in drie maanden net zo veel zonnepanelen als Nederland aan totale capaciteit heeft. Ze doen dus heel veel, maar iedere kolencentrale is er een te veel, zelfs als die een oude kolencentrale vervangt.
We moeten de andere landen dus aanspreken. Mijn vraag aan de minister is of hij in gesprekken met collega's uit andere landen ook steeds hoort: jullie zeggen als Westen dat wij van alles moeten doen, maar jullie doen het zelf niet eens! Daarom is onze centrale opdracht dat wij andere landen moeten helpen met het aanpakken van de klimaatproblematiek, door zelf het goede voorbeeld te geven, niet uit schuldgevoel, maar omdat het effectief is. We moeten ze helpen bij de maatregelen die nodig zijn, zodat zij niet opnieuw dezelfde fouten gaan maken die wij hebben gemaakt. Het is namelijk in ontwikkelingslanden goedkoper om nu kolencentrales neer te zetten en nog 40 jaar kolen te stoken dan om nu duurzame energie te installeren. Die laatste is nu eenmaal duurder in het begin; op de lange termijn niet. We moeten die landen helpen bij de financiering. Vroeger maakte ik weleens het grapje: stel je voor dat alle Chinezen een Magnum gaan eten op het grote plein. Wat wij natuurlijk zelf allang doen. Stel dat alle Chinezen een Magnum gaan eten. Ze zijn overigens al bijna zover. Wat zou dat niet voor CO2- en klimaateffect hebben waar ook wij last van hebben en niet alleen zij?
Voorzitter. Ik heb drie vragen over dit beleid. Ik heb nu al aangetoond dat we dit samen moeten doen en dat het een politiek commitment is, niet alleen omdat het ons geld gaat kosten, want dat valt nog wel mee. Uit alle berekeningen blijkt dat het leidt tot een klein beetje minder groei en niet eens krimp. Het is wel van belang dat wij ze helpen, ook voor onszelf. Als we niets doen, is namelijk de berekende schade alleen al voor Nederland 77 tot 175 miljard euro. We hebben de laatste jaren gezien hoeveel schade er kan komen door overstromingen en dergelijke. De grootste schade ... De heer Panman heeft ook gezegd: natuurlijk, biodiversiteit en de natuur ontwikkelen zich altijd en veranderen altijd. Maar wij hebben nu wel voor het eerst in de geschiedenis het klimaat zelf veranderd.
Wij volgden altijd, zoals de heer Panman zei, met de bevolkingen het klimaat. Als het ergens te koud werd, gingen we weg, alleen hadden we het toen nog niet eens over 1 miljoen mensen, terwijl we het nu over miljarden hebben. Bovendien moet het nu sneller. De mensen kunnen klimaatverandering niet meer volgen, maar zelfs de landbouwsector kan dat niet. De landbouwsector heeft last van droogte en heftige regens. De klimaatverandering gaat nu juist te snel ten opzichte van elke andere historische periode. Daarom zie ik aanknopingspunten om met BBB samen ook maatregelen te nemen zodat de landbouw overeind kan blijven, ook in veranderende klimaten.
Voorzitter. Ik heb drie vagen aan het kabinet. Ten eerste een vraag die ik niet uitvoerig zal herhalen, want de heer Panman heeft hem ook al gesteld: in hoeverre halen we onze doelstellingen? Ik heb ook specifiek een vraag over de rechtvaardigheid. Er is in de Tweede Kamer een motie van GroenLinks en PvdA ingediend, die verzoekt om een inventaris in beeld te brengen van klimaatmaatregelen waarvan huishoudens met een laag of modaal inkomen het meest profiteren of last hebben, en van maatregelen waarbij de zwaarste lasten worden gedragen door de sterkste schouders. Het betreft de motie op stuk nr. 34, die is ingediend in de Tweede Kamer. Wordt die al uitgevoerd? Ik denk namelijk dat hier het belangrijkste is dat wij hier elkaar de hand reiken en voor een sociaal rechtvaardig klimaatbeleid zorg dragen.
Er wordt deze week ook gesproken, juist in de Eerste Kamer, over het klimaatpakket en andere maatregelen, zoals het Klimaatfonds. Daar ga ik nu niet op in, maar we willen het kabinet oproepen om niet alles te gaan subsidiëren. Subsidie is het sluitstuk, maar normeren en beprijzen is de hoofdroute die we moeten volgen bij het klimaatbeleid, zodat iedereen, het bedrijfsleven voorop, ook weet "het is efficiënter om schoon te produceren dan vuil", want dat is het voordeel van beprijzen van milieuvervuiling.
Maar dan een belangrijke vraag. We hebben, gelet op onze internationale verantwoordelijkheid — ik heb het toegelicht — in Denemarken beloofd dat we 100 miljard beschikbaar stellen voor de arme landen, 100 miljard. Die is er nog steeds niet. Vorige week is er een summit in Parijs geweest, waar de heer Macron, mevrouw Kaag en nog vele anderen aanwezig waren. Nog steeds is er geen sprake van geruststellende berichten, heb ik begrepen. Kan de minister daar commentaar op geven? Gaat het nu eindelijk lukken om die 100 miljard, wat bij lange na niet genoeg is om ontwikkelingslanden te helpen, beschikbaar te stellen? Of gaan we hen niet helpen met adaptatie, het aanleggen van dijken en andere maatregelen, en ook het installeren van schone technologie? Dan kunnen we onszelf alleen maar verwijten — onze kleinkinderen kunnen ons dat ook verwijten — dat we het niet hebben gedaan en dat zou ik toch niet graag willen. De hamvraag is of die 100 miljard wel nieuw en additioneel is en niet uit ontwikkelingsgeld wordt weggeplukt en vervolgens een klimaatstickertje opgeplakt krijgt. Ik hoop dat de minister kan zeggen dat het een beetje goed ging in Parijs en dat het in het najaar bij de volgende klimaatconferentie goed komt.
De volgende vraag. Stel dat we deze doelen niet halen, wat gebeurt er dan? De heer Panman heeft daarover ook gesproken: gaan we het wel halen? Welke sancties heeft Europa? Kunnen we rechtszaken verwachten, nationaal maar misschien ook wel Urgenda-achtig tegen Europa? Hoe werkt dat dan? Er is een vraag door de SGP gesteld in de schriftelijke voorbereiding. Deze wet is eigenlijk niet nodig, want de verordening heeft al rechtstreekse werking. Ik wil dan wel precies weten welke juridische sancties burgers in Nederland, groepen burgers of anderszins kunnen inroepen, zodat we ook alle andere landen kunnen aanspreken op het halen van de doelstellingen. Overigens ben ik blij dat het kabinet de motie-Stoffer, die en marge van dit debat in de Tweede Kamer is aangenomen, om minder recht aan burgers te geven om samen actie te voeren voor klimaatbeleid, gerechtelijke acties, niet uitvoert. Het was gelukkig een motie waarin werd gevraagd om iets te onderzoeken, dus de motie is wel uitgevoerd want er is iets onderzocht, maar het kabinet gaat de rechten van burgers om gerechtelijk klimaatacties te voeren, niet inperken.
Voorzitter, mijn derde punt. Het kabinet — die vraag hebben wij zelf in de schriftelijke ronde gesteld — wil vooral klimaatmaatregelen bereiken en zegt: als we de klimaatdoelen maar halen is het goed. Daar zit echter ook een mensenrechtenkant aan. Tot nu toe zijn de meeste rechtszaken geënt op onder andere artikel 2 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dan gaat het om de rechten op een behoorlijke levensstandaard, het waarborgen daarvan. Het nemen van klimaatmaatregelen is niet automatisch ten gunste van lage en middeninkomens of van arme bevolkingsgroepen in de derde wereld. Ik wil graag de toelichting dat het kabinet dat ook doet. Het gaat om het halen van de mondiale doelstellingen, vanzelfsprekend, maar dat mag niet ten koste gaan van de ontwikkelingslanden, zoals nu wel het geval lijkt te zijn. Zij hebben immers de grootste schade van de klimaatverandering. We moeten hen ook op microniveau blijven ondersteunen. Waarom heeft het kabinet daarover in de schriftelijke antwoorden geen toezegging gedaan? Die wil ik alsnog vragen. Het gaat niet alleen om die 100 miljard. De invulling daarvan moet sociaal en rechtvaardig plaatsvinden, want zij hebben het meeste last van de desastreuze klimaatverandering.
De heer Schalk i (SGP):
Dank aan de heer Crone dat hij waarschuwt voor een Urgenda-achtige toestand die we zouden kunnen krijgen. Daar heb ik een vraag over. De heer Crone hint erop dat we de doelen zullen moeten halen, omdat we anders diep in de problemen komen. Maar we weten dat de CO2-reductie sinds 1990 ongeveer 25% is, dus in de eerste 32 jaar. Nu moeten we nog 30% verder reduceren. Acht de fractie van GroenLinks-PvdA dat realistisch? Moeten we niet enorm oppassen dat we het jaartal in de wet gaan zetten en zo een nieuw Urgenda creëren?
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Dat is een heel belangrijke vraag. Als ik naar bed ga, ben ik altijd heel somber, want dan denk ik: we halen het niet. De doelstellingen zijn immers hoog. Maar dan realiseer ik me ook: we hebben geen keus, we moeten die doelstellingen halen, want zelfs nu zien we al dat de klimaatopwarming sneller gaat dan we dachten en ook dat de schade groter is dan we dachten. Ik heb net al gezegd dat het IPCC nu al verwacht de 1,5 graad over zes jaar te bereiken. Nou, laat het tien jaar worden. Dat is veel eerder dan we dachten. We zien nu al hoe groot en dramatisch de effecten zijn. Mijn zoon zegt altijd: ja, papa, vroeger gingen we naar Frankrijk en hing je een handdoek buiten op en was die binnen een halfuur droog. In Nederland ging je niet op vakantie, want je handdoek was de hele vakantie niet droog. Die bleef maar klam en nat. Dat zijn de ervaringen die we dus nu allemaal met elkaar moeten delen. We moeten het niet hebben over emissiereducties, maar over het dramatische effect. En dan heeft Nederland nog de mazzel van een gematigd klimaat dat iets beter wordt. In Zuid-Spanje en Midden-Spanje zien we wat voor dramatische effecten het heeft, net als in Italië en noem het maar op.
Dus als wij de doelstellingen niet halen, dan sta ik op en ga ik gewoon aan de slag. Dan heeft het geen zin om de klagen over het niet halen. De intentie die ik tussen de regels uit uw vragen las, is: dan moeten we het maar niet doen. Dat is voor mij geen optie. Onze fracties willen de doelstellingen halen. Doen we het niet, dan zal het een soort corona-achtige situatie worden. Dan moeten er crisismaatregelen worden genomen. Soms ben ik optimistisch, want wie wist nou hoe snel we zonnepanelen hebben gekregen en wie wist nou dat we nu al weten dat duurzame energie in principe goedkoper is dan fossiele, nu al. We hebben alleen nog met de opslag wat problemen, maar dat gaat ook veel sneller. Er komen nu al batterijen waar veel meer mee kan dan vroeger. Dus dan ben ik weer optimistisch. Daarom reik ik ook iedereen hier de hand en ben ik optimistisch over dat BBB hier ook zegt: dit is wel een probleem dat we serieus moeten nemen.
De heer Schalk (SGP):
Dat is denk ik niet de vraag die ik stelde. Dat we het probleem serieus nemen, is evident. Ook mijn fractie vindt dat er reductie nodig is. BBB heeft gewezen op rentmeesterschap. Daar wil ik graag nog een keer over doorpraten met ze. De cruciale vraag is of we op het moment dat we nu iets in de wet zetten dat vrijwel onmogelijk te halen is, het daarmee niet in de klem zetten. Moet je niet proberen om te voorkomen dat je percentages en jaartallen combineert in een wet?
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat we het aan onze kleinkinderen verplicht zijn om onszelf in de klem te zetten. Die vraag stel ik ook graag aan de minister. We gaan natuurlijk voortdurend iedere zoveel jaar evalueren: redden we het al? Tot nu hebben we alleen maar teleurstellingen. Dat betekent toch dat je extra maatregelen moet nemen en dat je nu inderdaad moet zorgen voor goed beleid, waardoor er snel aanpassing van beleid plaatsvindt? Uw optie om het dan maar niet in de wet te zetten, helpt niet. Het klimaat houdt zich niet aan de wetten, behalve aan de natuurwetten en die zijn dramatisch op dit moment. Ik kan het niet mooier maken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik rond mijn betoog hiermee af, want dit is wel de kern van de zaak. Als wij nu zeggen "ja, er is een reden om het niet te doen": die heb ik te over. Ik maak me meer zorgen over hoe we dit sociaal-rechtvaardig gaan inpassen en hoe we gaan zorgen dat het bedrijfsleven nog een beetje tijd krijgt om zich aan te passen. Ik ben heel blij met het emissiehandelssysteem, inclusief nu de aanpassing dat we aan de grens maatregelen gaan nemen, zodat vervuilende importen een heffing krijgen. Als er te veel CO2-import komt van staal uit Amerika of China, komt er een heffing op zodat onze industrie beschermd wordt. Dat is het minimum. Als we dat niet eens meer doen … Dat doen we gelukkig met zijn allen nu breed. Daarom de handreiking hier aan alle fracties: laten we alsjeblieft op dit punt laten zien als Eerste Kamer dat we los van de waan van de dag dit probleem met zijn allen aanpakken.
Voorzitter. Dat is mijn hoop en dat is de mienskipaanpak. Ik heb net gezegd dat dat een mooier woord is dan noaberschap, maar het lijkt op elkaar. Dit is een debat van internationale samenwerking. Iemand die hier zegt "ik wil niet internationaal samenwerken", neemt het klimaatprobleem niet serieus. Het is meer dan geluidshinder en stikstof.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Crone. Dan geef ik het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de PVV.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ten eerste wil ik meneer Panman feliciteren met zijn maidenspeech. Ik zie uit naar de debatten die wij gaan voeren en ik hoop dat we aan dezelfde zijde zullen staan.
Goed, voorzitter. In de eerste helft van de negentiende eeuw was de Eerste Kamer het speeltje van de koning en werd die dan ook aangeduid als zijn dierentuin. Deze dierentuin vulde hij met zijn vrienden. De koning had immers de macht om zijn vrienden een baantje te verschaffen als senator, die vervolgens als tegenprestatie kritische geluiden uit de Tweede Kamer konden smoren. In de loop der tijd ontworstelde de democratie zich van deze despotische gang van zaken om zich vervolgens in de armen van een nieuwe despoot te werpen, de Europese Unie. Dat is een unie die heden ten dage op slinkse wijze de wet voorschrijft. Er ligt een desastreuze, onomkeerbare, bindende Europese verordening voor die in feite al automatisch doorwerkt in onze nationale wet- en regelgeving. Vooral van dat onomkeerbare zou iedereen de gilzenuwen moeten krijgen. Enige toekomstige reflectie lijkt bij voorbaat uitgesloten.
U kunt zich afvragen: wat doen wij hier nu nog? Moeten wij nu enkel voor de bühne deze wetgeving implementeren? Welnee, want de minister rent harder dan de klimaatpaus oftewel Eurocommissaris Timmermans. Deze meneer Timmermans is een soort Robin Hood, maar dan anders. Robin Hood stal van de rijken en gaf de buit aan de armen, maar deze PvdA-Commissaris steelt omfloerst met wetgeving van de armen en geeft de buit aan de rijken. Eigenlijk een soort omgekeerde nivellering. In 2016 gaf PvdA'er Spekman nog aan dat nivelleren een feest was, maar nu spekt de PvdA liever het elitaire groene netwerk ten koste van zijn oorspronkelijke achterban. Vandaar waarschijnlijk die innige samenwerking met GroenLinks. En de minister staat te trappelen om deze gang van zaken aan te zwengelen. Hij wil zijn beleid nu al instellen op 60% reductie in 2030, terwijl de Europese Commissie 55% voorschrijft. Als klap op de vuurpijl is vastgelegd in de artikelsgewijze toelichting dat Nederland zijn bijdrage zal leveren om in EU-verband na 2050 negatieve emissies te realiseren. Dit doet de minister uit eigen beweging. Dit laatste is immers geen juridisch bindende verplichting die noodzaakt tot wijziging van de Klimaatwet.
Betreffende de negatieve emissies: hoe dan? Gaat de Nederlandse bevolking dan afnemen? Is de asielstroom dan tot nul gereduceerd? Krijgen we die eens een keertje onder controle dan? De kans is levensgroot dat dit krankzinnige plan ten koste gaat van het arme deel van de wereldbevolking. Iets dergelijks gaf de medeoprichter van Greenpeace, Patrick Moore, al aan. Als we daadwerkelijk netto zero bereiken, zal ten minste 50% van de bevolking sterven als gevolg van honger en ziekte, waarschuwde hij. Daar is geen twijfel over mogelijk. Vandaag de dag is meer dan de helft de bevolking afhankelijk van stikstof bevattende kunstmest, lichtte hij toe.
Voorzitter. Het streefdoel van de huidige Klimaatwet van 49% reductie in 2030 wordt vervangen door een streefdoel van ten minste 55% reductie en is inclusief landgebruik. Dat laatste is gunstig voor vrijwel alle EU-lidstaten, omdat het netto-uitstoot van broeikasgassen verkleint, maar is desastreus voor Nederland. De natuur, in de hoedanigheid van veengebieden, zorgt juist voor extra netto-uitstoot. Dus de natuur, die de minister juist wil beschermen door minder broeikasgassen uit te stoten, stoot zelf uit. Het komt net zo gek over als het vlieggedrag van de minister: vliegen naar exotische oorden met als doel zero emissie. Zo stond bijvoorbeeld het vliegveld in Sharm el-Sheikh, waar de 27ste klimmaattop COP27 van de VN werd gehouden, vol met privéjets. Het zal allemaal wel passen in die Sustainable Development Goals, denk je dan maar.
Goed, voorzitter. Lidstaten dienen gezamenlijk de nettoreductie te halen. Terwijl de elite dol is op het collectief, wordt dat nu eventjes geparkeerd. De minister zet keihard in op een Nederlandse reductie van 55% in 2030, een beleid gericht op 60% reductie én nul uitstoot in 2050. Terwijl de huidige doelen nu al niet worden gehaald, heeft de minister kennelijk de illusie dat nog scherpere doelen het wel gaan halen. Dus als je geen districtskampioen kan worden, ga je voor het Europees kampioenschap. Ja, zo heeft iedereen zijn eigen belevingswereld. Maar de wereld van 602.000 huishoudens die leven in energiearmoede is keihard. Onderzoek van de Universiteit Leiden en het Nibud geeft aan zes op de tien huishoudens niet of moeilijk financieel rond kunnen komen, met name door het betalen van de vaste kosten. Dat is een keiharde werkelijkheid. Dat de investeringen door het bedrijfsleven afnemen, hetgeen slecht is voor de economie, is een keiharde werkelijkheid. Dat we opgescheept zitten met een onbetrouwbare overheid die de kosten alsmaar opjaagt, is een keiharde werkelijkheid.
Maar ook de Europese Unie laaft zich in haar eigen wereld, een sprookjeswereld, met als gevolg de ineenstorting van Europa. De tijd is voorbij dat de Europeanen andere volken in verre oorden de wet kunnen voorschrijven.
De harde werkelijkheid is dat de EU nog maar 6% van de wereldbevolking vertegenwoordigt. Het bbp van de EU bedraagt slecht 14,6% van de wereldeconomie. Kortom, de economische macht van de economie is tanende. Terwijl een groot deel van de wereld economisch ontwaakt, worden er geen maatregelen genomen om onze economische kracht te versterken. Sterker nog, de politieke elite breekt koelbloedig en vastberaden de betrouwbare en goedkope energievoorziening af. En let wel, goedkope energie is een voorwaarde voor een sterke economie, die op haar beurt de basis vormt voor welvaart voor iedere burger. Dat alles wordt afgebroken vanwege een waanidee. Terwijl hier steeds meer Nederlandse huishoudens de armoede in worden gedrukt als gevolg van de klimaatideologie, gaan China en India gewoon hun eigen gang. De ene kolencentrale na de andere wordt uit de grond gestampt, om vervolgens goederen goedkoop te produceren en deze weer goedkoop aan ons te slijten. Ja, de schoorsteen moet roken, zal ik maar zeggen. En zo stoot China in één week uit waar wij in Nederland het hele jaar over doen. Maar we hebben dan wel de schoorsteen verplaatst. En dat allemaal voor een goed gevoel.
Zorgwekkend is dat in Medisch Contact openlijk gefilosofeerd wordt over vooral lijden voor het klimaat tot de ultieme verlossing plaatsvindt. Johan Mackenbach, emeritus hoogleraar maatschappelijke gezondheidszorg van het Erasmus Medisch Centrum geeft aan: "Dan hebben we het nog niet eens over de echt radicale keuzevragen die opdoemen, zoals de vraag of we überhaupt nog moeten inzetten op levensverlenging, wanneer ecologische ruimte toenemend schaars is, en ieder extra levensjaar van huidige generaties de ruimte voor volgende generaties beperkt. Zou het niet helpen als er een voorhoede kwam van mensen die vrijwillig afzien van zorg met te groot milieubeslag en daarmee van pijnvermindering, levensverlenging en andere gezondheidsbaten, zoals er nu al mensen zijn die vrijwillig afzien van vlees- en vliegvakanties?" Kortom, "het leven is lijden" maakt een comeback. Het is dan ook geen wonder dat de markt van klimaatpsychologen in opmars is. De Hogeschool van Amsterdam biedt vanaf volgend studiejaar zelfs een masterstudie klimaatpsychologie aan. Het wordt hier langzamerhand één groot gekkenhuis.
Voorzitter, ik rond af. Systematisch wordt onze welvaart afgebroken. Deze minister loopt voorop. Het streven naar een broeikasreductie van 55% is een gezamenlijk doel van alle EU-lidstaten, maar de minister zet nu al in op een beleid van 60% reductie, terwijl helemaal nog niet duidelijk is wat de Europese maatregelen gaan behelzen. Wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse economie is nu niet duidelijk. Dit is allemaal nog in onderhandeling in de krochten van Brussel. Hoe kunnen wij dan in vredesnaam stemmen over dit wetsvoorstel? Graag een reactie van de minister.
En waarom wordt er ingezet op 60% reductie voor Nederland, terwijl de verdeling van de reductie nog helemaal niet vaststaat? Europa is een stervend continent. Ze laat zich uitwonen door migranten, door de slepende oorlog in Oekraïne. Met het waanzinnige klimaatbeleid wordt de industrie onttakeld, worden onze vissersboten gesloopt en onze boeren van hun akkers verjaagd. Deze regering vernietigt samen met haar bazen in Brussel onze bestaanszekerheid. Deze klimaatwet is daar onderdeel van. Het lijkt mij duidelijk dat de PVV-fractie tegen zal stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Dan geef ik nu het woord aan de heer Janssen, die spreekt namens de SP.
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Als eerste feliciteer ook ik namens mijn fractie graag de senatoren die vandaag hun maidenspeech uitspreken. Wij zullen met belangstelling luisteren naar hun indrukwekkende betogen of hebben dat zojuist al gedaan bij de heer Panman. Wij kijken uit naar een vruchtbare samenwerking in de komende jaren.
Voorzitter. De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens. En met torenhoge ambities, voeg ik daar zelf maar aan toe. In alle eerlijkheid ben ik sceptisch over het bij voortduring voeren van debatten over beleidsvoornemens in de verre toekomst zonder dat er een duidelijk beeld is van de uitvoering. Vandaag is daar helaas geen uitzondering op; lees het rapport van de Europese Rekenkamer van gisteren op dit punt. De minister ziet dit wetsvoorstel als een technische exercitie, zo zei hij, om de Nederlandse Klimaatwet in overeenstemming te brengen met een dwingende Europese verordening. Op zich valt daar juridisch iets voor te zeggen, maar de vraag is of het feitelijk nog een verschil maakt of we dit wel of niet zelf doen, gelet op de doorwerking. Anderen vroegen hier ook al naar.
Op de concrete uitvoering moeten we ook nu weer wachten. Voor mijn fractie geeft dit precies de handelingsverlegenheid van dit kabinet en eerdere kabinetten aan. Want ambitie zonder daadkracht is een lege huls. Daar worden mensen cynisch, onrustig en ontevreden van. Nu heeft de minister 122 maatregelen aangekondigd om zaken concreter te maken. In dat licht zou ik de minister nu toch al een aantal suggesties en aanbevelingen mee willen geven richting de uitvoering van die aanpassingen. Afhankelijk van de loop van dit debat zal ik die suggesties en aanbevelingen, indien nodig, ook nog in moties verwoorden.
Voorzitter. Wat hebben het statiegeld op kleine flesjes en blikjes, het verbod op varend ontgassen van binnenvaartschepen en de Klimaatwet met elkaar als overeenkomst? Ze verliezen alle drie enorm veel tijd door een misplaatst vertrouwen in de toezeggingen van het bedrijfsleven dat het zelf de oplossing zal bieden om wettelijke maatregelen te voorkomen. Bij het statiegeld en het varend ontgassen bezwoer het bedrijfsleven dat wettelijke maatregelen echt niet nodig waren; "wij regelen dat zelf". De toezeggingen werden echter niet nagekomen en veel kostbare tijd ging verloren.
Ook bij de Klimaatwet zie ik toch weer de neiging, ook van de minister, om in te zetten op afspraken met het bedrijfsleven, en dan met name met de grote vervuilende industrie. De fractie van de SP vindt dat je moet leren van lessen uit het verleden. Dat betekent dat je als overheid duidelijk en dwingend moet zijn als je daadwerkelijk uit bent op resultaat.
Er was een duidelijke les. Dat zeg ik maar uit ervaring die ik als bestuurder met verantwoordelijkheid voor de milieuportefeuille in de dichtst bevolkte provincie van Nederland al snel leerde. Bedrijven accepteren het namelijk best als je streng bent. Dat vinden ze het probleem niet zo. Ze vragen namelijk drie dingen van de overheid: wees duidelijk, behandel iedereen gelijk en verander niet ieder jaar wat je van bedrijven vraagt. Dat vraagt om een duidelijke overheid die normen stelt, grenzen aangeeft en geen uitvluchten accepteert. Dat is niet wat wij nu zien.
Ook bij de reductie van de emissie van broeikasgassen zien we weer het tegenovergestelde probleem, het patroon: vooral proberen de kool en de geit te sparen en niet doortastend optreden. Wees als overheid duidelijk en stel normen. Gebruik als bevoegde gezagen de instrumenten die je ter beschikking hebt. Als die instrumenten niet toereikend zijn voor de doelen die ze ermee moeten bereiken, moet de rijksoverheid of de wetgever zien hoe we dat probleem voor ze kunnen oplossen. Want concreet zijn het uiteindelijk de vergunningen die de basis zijn voor het reguleren. Maar dan moeten die vergunningen wel op orde zijn, anders komt er van de uitvoering en dus van het halen van doelen niets terecht.
Wat zien we ondertussen? We zien bedrijven die zeggen best te willen verduurzamen, maar alleen als de overheid subsidieert. Dat is voor de SP-fractie de omgekeerde wereld. In Nederland heb je als bedrijf bij de uitoefening van je activiteiten ook te zorgen voor een veilige en gezonde leefomgeving. Laat ik het maar net zo hard zeggen als ik eerder ook als gedeputeerde heb gedaan bij de aanpak van grote industriële bedrijven: voor bedrijven die omwille van winstmaximalisatie parasiteren op onze leefomgeving hebben wij geen plaats. Kijk naar een voorbeeld als Shell. Die hebben nu duidelijk gekozen voor het geld en de aandeelhouders; dat is de voorbije weken wel duidelijk geworden. Zelfs de Church of England vindt het niet langer te verkopen om aandelen van Shell aan te houden; die gaan in de verkoop. Nu Shell kiest voor de aandeelhouders, is het hoog tijd dat de overheid kiest voor de veiligheid en de gezondheid van onze leefomgeving. Graag een reactie van de minister: deelt hij dat punt?
Ik deel zoals eerder gezegd graag een aantal uitgangspunten voor een duidelijke en doelgerichte overheid, om een veilige en schone leefomgeving zeker te stellen in het belang van onze inwoners.
Als eerste. We gaan niet subsidiëren wat als verplichting kan worden opgelegd. Mijn fractie is er echt klaar mee dat grote industriële multinationals hun verplichtingen voor de leefomgevingen alleen willen nakomen als het niet ten koste gaat van hun eigen winst en aandeelhouders, en om subsidie durven te vragen om datgene te doen waar ze zelf voor aan de lat staan. Van subsidiëren kan mogelijk pas sprake zijn bij bovenwettelijke maatregelen. Deelt de minister het uitgangspunt dat we niet subsidiëren wat we kunnen verplichten? Ik bracht dit punt ook op bij de Algemene Politieke Beschouwingen. De minister-president vond het een goed idee en ook de minister van Financiën zat blij mee te kijken. De minister-president vond het een dusdanig goed idee dat hij het zou overbrengen aan de minister voor Klimaat en Energie. En we weten natuurlijk allemaal dat de minister-president, als hij iets belooft, dat dan ook doet en dat hij het ook zeker niet vergeten zal zijn.
Voorzitter. Als tweede: de bewijslast voor de uitvoerbaarheid van de toepassing van maatregelen voor verduurzaming — het gaat dan om de best beschikbare technieken — ligt bij het bedrijfsleven en niet bij de overheid. Het mag niet zo zijn dat de overheid moet aantonen dat best beschikbare technieken bij bedrijven inpasbaar en toepasbaar zijn. Het is aan het bedrijfsleven om aan te tonen waarom maatregelen bij die bedrijven bij uitzondering niet zouden werken. Ik krijg graag een reactie hierop van de minister. Steunt hij dit uitgangspunt? Op dit moment wacht ik overigens nog steeds op de uitwerking van een op 28 januari 2020 aan mij gedane toezegging. Inmiddels is het derde ministerie bezig om invulling te geven aan deze toezegging, maar mijn geduld is ook eindig. We kunnen gewoon niet langer wachten. De nood is te hoog. Ik krijg nu dus graag een reactie. De regering spreekt immers met één mond.
Voorzitter. Als derde: afrekenbare doelen worden het uitgangspunt, omdat de praktijk laat zien dat streefwaarden zelden tot nooit tot resultaat leiden. Het geeft onrust. Normeren is de regel. Haalbare, afdwingbare doelen dragen bij aan het vertrouwen van bedrijven en burgers in de overheid. Onuitvoerbare ambities doen precies het tegenovergestelde en voeden juist het wantrouwen in de overheid. Ik krijg graag een reactie van de minister op dit punt.
De minister zal begrijpen dat de zojuist door mij genoemde drie duidelijke uitgangspunten voor de uitvoering zich uitstekend lenen voor moties in de twee termijn, maar uiteraard is de minister eerst aan zet om te antwoorden.
Voorzitter. Het vertrouwen in de overheid is in zijn algemeenheid gebaat bij duidelijkheid die bedrijven en burgers houvast geeft. Dat betekent dat de uitvoerbaarheid van ambities voorop dient te staan. Grote woorden over hoge en nog hogere ambities helpen ons land niet vooruit als er geen duidelijkheid is over de uitvoering. Kan de minister toezeggen dat de nu door hem gepresenteerde maatregelen concreet en uitvoerbaar zijn en dat als ze dat niet zijn, ze dat gemaakt zullen worden? Ik gaf net al drie uitgangspunten daarvoor. Is de minister bereid om alle bedrijven, en dan met name de grote industriële multinationals, aan te spreken op hun primaire verantwoordelijkheid voor een gezonde en veilige leefomgeving? Het wordt immers tijd dat grote bedrijven met een grote impact op onze leefomgeving gaan doen wat ze in de duurzaamheidsparagrafen van hun glossy jaarverslagen allemaal beloven. Ik deed dat als gedeputeerde ook altijd. Als de directeur van een groot bedrijf in een gesprek zei dat zij het daar zo goed mee voorhadden, was mijn enige opdracht eigenlijk om het jaarverslag op tafel te leggen en gewoon te vragen: waarom doet u dit niet? Mijn vraag aan de minister is dan ook: gaat u dat doen?
Voorzitter. In 2028 schreef ik een column voor het blad van de drinkwaterbedrijven met de titel Niet lozen wordt de norm. Ik werd voor wereldvreemd versleten door de industrie, maar dit is wel iets waar we als overheid wat aan moeten doen: bedrijven dwingen op een andere manier naar zaken te kijken. Bedrijven stellen nu nog steeds de vraag: hoeveel mag ik lozen en hoeveel mag ik emitteren? De wedervraag van de overheid zou steevast moeten zijn: waarom loost u eigenlijk nog naar lucht of naar water? Die vraag wordt nog steeds onvoldoende gesteld, maar het moet wel. Niet morgen, maar nu. Ik krijg daar graag een reactie op van de minister.
Voorzitter. Geveinsde daadkracht met steeds hogere ambities voor de verre toekomst brengt ons geen oplossing. Ga regeren, zeg ik niet alleen tegen deze minister, maar tegen het hele kabinet. Kom met uitvoerbare maatregelen die nu al nodig zijn en die nu al resultaat opleveren. Normeer actief en dwingend met vergunningen en zorg dat die voortdurend op orde zijn. Dat kan. Denk aan de Altijd Actuele Digitale Vergunning. Daarbij zeg ik nog dat een digitale vergunning geen scan is van een bestaande vergunning; dat is echt iets anders. Ga kijken wat de provincie Zuid-Holland doet samen met de DCMR Milieudienst Rijnmond. Verdien vertrouwen bij burgers en bedrijven door haalbare doelen te stellen en weg te blijven van wensdenken zonder uitvoeringsperspectief.
Voorzitter. Mijn fractie kijkt uit naar de concrete uitvoering van de 122 voorstellen van de minister — wij zullen nog daarover komen te spreken, neem ik aan — maar als eerste natuurlijk naar de beantwoording van de door mij gestelde vragen in dit debat vandaag.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers voor haar maidenspeech. Mevrouw Visseren-Hamakers spreekt namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Voorzitter. Zoals u al zei, is dit mijn eerste bijdrage en die wil ik graag gebruiken om het onderwerp van vandaag in een breder perspectief te plaatsen. Het moderne milieu- en duurzaamheidsbeleid is al meer dan een halve eeuw oud. Het stamt van begin jaren zeventig en heeft tot vandaag weinig bereikt. Het is helder dat het klimaat, de biodiversiteit, de luchtkwaliteit, de gezondheid van de bodem en de zoetwaterkwaliteit en -kwantiteit er nog slechter aan toe zouden zijn zonder dit beleid, maar deze problemen zijn de afgelopen decennia alleen maar verslechterd.
Voorzitter. Er zijn drie verklaringen voor deze lage doeltreffendheid. Ten eerste is er gebrek aan implementatie. We maken mondiaal in Europa en in Nederland heldere afspraken, maar komen ze niet na. Het stikstofbeleid is daar het schoolvoorbeeld van.
Ten tweede is het beleid op de verkeerde leest geschoeid. Veel duurzaamheidsbeleid van de afgelopen decennia prioriteert duurzaamheid helemaal niet, maar behandelt het als onderdeel van een compromis tussen verschillende maatschappelijke belangen of als een financieel-economisch thema. Vreemd. Je zou verwachten dat in ieder geval in het duurzaamheidsbeleid duurzaamheid het doel en de prioriteit zou zijn, maar dat is niet het geval. De doelen van het duurzaamheidsbeleid worden uitonderhandeld met partijen die belang hebben bij de huidige niet-duurzame status quo. Zie het Nederlandse poldermodel, de klimaattafels en het landbouwakkoord. Gesprekken zouden moeten gaan over hoe vastgestelde doelen het beste te bereiken zijn. Door te onderhandelen over de ambitie van de doelen, is het beleid gedoemd te falen. De doelen worden een maatschappelijk compromis in plaats wat nodig is om de problemen op te lossen. Bovendien voeren financieel-economische argumenten de boventoon. De Partij voor de Dieren vindt dat onderwerpen als schone lucht, bodem en water voor mens, dier en natuur onterecht worden behandeld via een kosten-batenanalyse. Bovendien worden de kosten van het niet oplossen van de problemen meestal niet meegenomen in die financieel-economische discussies. Ook de eerlijke verdeling van de kosten en baten wordt stelselmatig vergeten.
Ten slotte is het beleid de afgelopen decennia incompleet geweest. Het heeft zich met name gericht op de fysieke milieuproblemen, klimaatverandering en stikstofuitstoot, en te weinig op de onderliggende oorzaken van die problemen. Dit wordt gelukkig in toenemende mate onderkend. Veel burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en politieke bewegingen maken zich hard voor de fundamentele maatschappelijke verandering die nodig is om die onderliggende oorzaken aan te pakken.
Gebaseerd op het IPCC-rapport uit 2019 omschrijf ik zo'n verandering als een fundamentele maatschappijbrede reorganisatie van technologische, economische en sociale factoren, inclusief in termen van paradigma's, doelen en waarden. Dat betekent dat we in essentie de huidige niet-duurzame samenleving en economie moeten transformeren naar een samenleving waarin duurzaamheid de norm is, niet de uitzondering; de prioriteit, niet onderwerp van compromis. Je zou dit ook een liefdevolle samenleving kunnen noemen, waarin duurzaamheid, compassie en rechtvaardigheid het kompas vormen in plaats van het bruto nationaal product. Voldoende schoon drinkwater is belangrijker dan economische groei. Sterker nog, de bescherming en verbetering van ons leefmilieu is volgens onze Grondwet een taak van de overheid, van onze Kamer dus. Een van de redenen waarom ik zo blij ben om lid te zijn van deze Kamer.
Die nieuwe economie is in ontwikkeling. Dit betekent het onderkennen van een grens aan de groei, een paradigma dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw al door Club van Rome is geïntroduceerd: degrowth, post-growth, brede welvaart. Het begint met nieuwe verdienmodellen, het afschaffen van subsidies op fossiele energie of voor niet-duurzame landbouw, maar het gaat uiteindelijk om een fundamentele paradigmawijziging: het inzicht dat werkelijke milieubescherming en verduurzaming binnen het paradigma van economische groei een illusie is.
Voorzitter. De transformatie naar een liefdevolle samenleving betekent ook dat we onze relatie met de natuur en met dieren op een andere manier moeten vormgeven. We staan niet boven de natuur en dieren. Natuur en dieren zijn geen natuurlijke hulpbronnen waar we zorgvuldig mee om moeten gaan alleen maar om ervoor te zorgen dat onze kleinkinderen ze ook nog kunnen gebruiken. Nee! We zijn onderdeel van de natuur en de natuur en dieren hebben rechten. De beste indicator van een liefdevolle samenleving is wat mij betreft de sluiting van alle Nederlandse slachthuizen. Het op industriële wijze aan de lopende band doden van sociale, bewuste wezens past niet in een liefdevolle samenleving. Terwijl we hier debatteren, wordt een varken het slachthuis ingeduwd. En nu wordt een kip in een volgepakte krat naar het slachthuis vervoerd. En nu kijkt een koe met angst de dood in de ogen. En nu, en nu, en nu …
Deze noodzakelijke grote veranderingen vragen niet alleen om een moedige overheid, zoals vaak wordt gezegd, maar ook om een liefdevolle overheid, een politiek die is gebaseerd op empathie en compassie. Ik ga ervan uit en hoop dat de politiek van alle politieke bewegingen in onze Kamer is gebaseerd op compassie, zij het met verschillende groepen mensen en dieren. Als ik de collega's zou vragen naar hun prioriteiten, zou iedereen, hoop ik, antwoorden dat zij willen opkomen voor het welzijn en de rechten van een of meerdere groepen mensen en/of dieren en dat het hen niet alleen maar gaat om het creëren van nog meer winst voor de aandeelhouders van multinationals. Toch is op dit moment dat economische doel expliciet of impliciet het doel van de sociaal-economische systemen die we als samenleving hebben ontwikkeld. Deze systemen behartigen dus niet de belangen van onze gezamenlijke achterbannen. Het is tijd om samen een politiek te bedrijven die de huidige niet-compassievolle instituties beteugelt.
Dat ik de nadruk leg op de rechten van dieren en de natuur, wil niet zeggen dat ik geen compassie heb met mensen die worstelen met rondkomen, vluchtelingen, mensen die worden onderdrukt of gediscrimineerd of boeren die knel zitten in een voedselsysteem dat de winst van multinationals prioriteert. Een liefdevolle politiek heeft compassie met alles en iedereen. Een liefdevolle politiek neemt geen genoegen met een beetje meer welzijn voor een van onze achterbannen. Een liefdevolle politiek zet de noodzakelijke fundamentele veranderingen in gang, met oog voor het welzijn van die groepen voor wie de veranderingen het grootst zijn en met oog voor een eerlijke verdeling van de kosten van die veranderingen. Een liefdevolle politiek verandert de machtsverhoudingen zodanig dat welzijn wint van winst.
Voorzitter. Deze perspectieven van transformatieve verandering en een liefdevolle samenleving kunnen ook worden toegepast op de implementatie van de Europese klimaatwet. Ik heb hierbij drie vragen aan de minister. Het IPCC constateert in zijn laatste rapport dat de geplande maatregelen hoogstwaarschijnlijk niet voldoende zullen zijn om opwarming te beperken tot 1,5 tot 2 graden Celsius. We zullen dus meer maatregelen sneller moeten implementeren om deze afgesproken doelen te realiseren. Deze benodigde maatregelen zijn in essentie transformatief. We zullen onze economie en samenleving op een fundamenteel andere manier moeten organiseren. Maatregelen binnen de huidige economische structuren zijn onvoldoende. Ik wil de minister vragen of hij mijn oordeel deelt dat bij de geplande meer inhoudelijke aanpassing van de Klimaatwet in 2024 die broeikasgasreductiedoelen zodanig moeten worden geformuleerd en dat op basis van de aangepaste Klimaatwet en het klimaatplan zodanig moet worden vastgesteld dat Nederland naar rato zeker voldoende bijdraagt aan het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5 graad Celsius. Ik overweeg een motie op dit punt.
Ten tweede vraagt het perspectief van de liefdevolle samenleving om een rechtvaardig beleid. We hebben allemaal de afgelopen jaren gezien hoe nationale en internationale politieke ontwikkelingen tot toenemende energiearmoede hebben geleid. Ondanks de genomen maatregelen, blijft energiearmoede een groot probleem. Daarom wil ik de minister vragen of hij bereid is om bij de voorgenomen wijziging van de Klimaatwet in 2024 een wettelijke doelstelling op te nemen om energiearmoede met 90% te reduceren in 2030. Ook op dit punt overweeg ik een motie.
Ten slotte vraagt een rechtvaardig beleid dat de kosten eerlijk worden verdeeld. Daarom wil ik de minister vragen of hij bereid is bij de aangekondigde wijziging van de Klimaatwet in 2024 en de aanpassing van het klimaatplan met een doorrekening van een vlaktaks te komen, zodat grote bedrijven evenveel belasting betalen over hun energiegebruik als huishoudens en kleine bedrijven. En ook hier overweeg ik een motie.
Voorzitter. Ik feliciteer natuurlijk alle andere collega's die vandaag ook hun maidenspeech houden van harte. Ik kijk uit naar de antwoorden van de minister en naar een vruchtbare samenwerking met alle collega's de komende vier jaar. Dank u wel.
(Applaus)
De voorzitter:
Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
O jee!
De voorzitter:
U studeerde bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en aansluitend milieustudies aan de Universiteit Utrecht. Aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling en Innovatie promoveerde u. Na uw promotie werkte u als onderzoeker bij de Forest and Nature Conservation Policy Group van de Wageningen Universiteit. Van Wageningen ging u in 2015 naar Fairfax in de Verenigde Staten om aan de George Mason University directeur van het master- en PhD-programma voor milieukunde en milieubeleid te worden.
Vier jaar later keerde u terug naar Nederland om aan de Radboud Universiteit Nijmegen hoogleraar milieukunde, in het bijzonder milieubeleid en politiek te worden. U houdt zich bezig met de transformatie van het mondiaal milieubeleid, waarbij u het concept van geïntegreerd bestuur en beheer uitwerkt. U kunt dat zelf ongetwijfeld beter uitleggen dan ik.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dat heb ik net gedaan.
De voorzitter:
Thematiek die bij uitstek raakt aan het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen, al gaat het hier om een zeer concrete maatregel om de uitstoot van broeikasgassen verder terug te brengen. Uw werk is abstracter van aard, maar daarin heeft ook deze praktische politiek van vandaag een plek. In een essay in Het Financieele Dagblad schreef u vorig jaar over een liefdevolle samenleving — u heeft het daar vandaag ook over gehad — waarin ook dier en natuur centraal staan. U bepleitte een fundamentele verandering van onze maatschappij waarbij niet langer het bruto binnenlands product uitgangspunt is van de economie, maar een breed welvaartsbegrip.
Het Eerste Kamerlidmaatschap is niet uw eerste functie als volksvertegenwoordiger, want van 1998 tot 2002 was u raadslid van de deelgemeente Rotterdam IJsselmonde voor GroenLinks. Nadat u ook nog enkele jaren deel uitmaakte van het landelijk bestuur van GroenLinks, maakte u de overstap naar de Partij voor de Dieren.
Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Dank u wel.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Schalk namens de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag is het voor een aantal collega's het eerste plenaire debat dat ze in deze Eerste Kamer mogen voeren. Ik mag ze niet interrumperen, maar ik mag ze wel feliciteren en dat doe ik van harte. Ik zie uit naar mooie debatten en naar een goede samenwerking. Laat ik eens beginnen een retorische vraag aan hen te stellen: wie van u die een toren wil bouwen, zit niet eerst neer en overrekent de kosten of hij ook hetgeen tot volmaking nodig heeft?
Die vraag stel ik natuurlijk ook aan de minister, alleen dan niet retorisch. De minister legt ons een wet voor die wordt aangekondigd als een technische aanpassing, maar evenals de Raad van State zeg ik: dit is niet alleen louter een technische aanpassing, want de gevolgen van deze wet zijn eigenlijk moeilijk te overzien. Daarom deze vraag. Waarom deze wet, doorbouwen aan een stelsel zonder dat we weten of dat wel haalbaar en betaalbaar is? Immers, we bouwen met deze wet aan twee belangrijke ijkpunten: 2030 en 2050. Nederland zou dan klimaatneutraal moeten zijn. Er worden standpunten ingenomen over reducties, emissies en verwijderingen van broeikasgassen tot op de laatste micromaat die te bedenken is. U hoort aan mij dat ik schat dat de kans gering is dat dit een haalbare doelstelling is.
Je zou zeggen: wie heeft dat nu toch bedacht? Dan is het antwoord eenvoudig: Europa. Door Europa is de reductienorm van klimaatneutraliteit onvoorwaardelijk geformuleerd en die biedt geen ruimte om het reductiedoel te wijzigen in netto nul bijdrage aan de opwarming in 2050, aldus de reactie van de regering op de internetconsulatie. Wat wordt daar nu eigenlijk precies mee bedoeld? De regering wil dan ook nog de reductienorm van 49% zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet ophogen naar 55% — sterker nog, naar ten minste 55% — ten opzichte van het niveau in 1990. Het streven is eigenlijk 60% om een beetje marge in te bouwen. Zo wordt beoogd de reductiedoelen voor emissies van broeikasgassen in de Nederlandse Klimaatwet in overeenstemming te brengen met die in de Europese klimaatwet. Echter, het percentage staat nu, na 33 jaar, sinds 1990, op ongeveer 25%. Dat betekent dat er dus nog 30% bereikt moet worden in de komende zeven jaar. Ik vraag het echt uit de grond van mijn hart: is dat nou echt realistisch?
Mijn fractie maakt zich niet alleen al grote zorgen over de formulering in de wet. Zo luidt het eerste lid uit artikel 2: "Deze wet biedt een kader voor de ontwikkeling van beleid gericht op het onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de emissies van broeikasgassen in Nederland teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (…)." Waarom in deze wet de tekst "onomkeerbaar terugdringen"? Dat komt eigenlijk voort uit een maakbaarheidsdenken dat ver afstaat van het gedachtengoed van de SGP, maar dat ook door de realiteit van elke dag gelogenstraft wordt. Er zijn nu eenmaal situaties die we van tevoren niet zouden kunnen bedenken. Denk aan de covidpandemie, de Oekraïneoorlog en de enorme problemen met de gastoevoer. Ik herinner de minister aan het, wat mij betreft ondoordachte, plan om onze moderne kolencentrales destijds stil te leggen. Door de problemen met de gastoevoer moesten ze weer voluit gaan draaien. Waarom woorden als "onomkeerbaar proces"?
Voorzitter. U weet, de SGP is ook van degelijkheid op financieel gebied. In de voorliggende wet is nog niet helemaal zeker, niet helemaal duidelijk of de doelen haalbaar zijn, maar zeker niet of ze wel betaalbaar zijn. Ik vroeg daar net al naar, of de kosten berekend zijn. Immers, als deze Kamer met voorstellen komt, bijvoorbeeld via een motie, klinkt het heel vaak: deze motie moet ik ontraden, want er is geen dekking. In dat licht zou ik zeggen: deze wet moeten we ontraden, want er is geen dekking bij geleverd. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat deze Kamer akkoord gaat met een onmogelijke opgave die gedekt wordt door een blanco cheque. De vraag is dus wat de visie van de minister hierop is. Kan hij inmiddels aangeven welke maatregelen hij in beeld heeft en wat de kosten daarvan uiteindelijk zullen zijn? Is dat alles haalbaar qua capaciteit, qua menskracht, qua stroomnet, en is het betaalbaar voor huishoudens? Hoe ziet de minister de haalbaarheid voor het bedrijfsleven door de beprijzing die eraan zal komen?
De heer Janssen i (SP):
Is de heer Schalk het met mij eens dat de bekostiging niet geheel voor kosten van de overheid behoort te komen, maar dat ook het bedrijfsleven primair aan zet is om via aan hen opgelegde vergunningsverplichtingen te zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en ook de best beschikbare technieken toe te passen om te zorgen dat zij ook zelf reducties bewerkstelligen waar dat nodig is zonder dat de overheid daarvoor aan de lat staat financieel?
De heer Schalk (SGP):
Terwijl de heer Janssen naar de microfoon liep, vroeg ik al aan de minister of hij het haalbaar acht dat het bedrijfsleven de beprijzing zal kunnen opbrengen. Daar zit dus impliciet in dat ik verwacht dat het bedrijfsleven inderdaad zal moeten meebetalen. Maar ik vind het ook wel een cruciale en reële vraag of het ook allemaal haalbaar en betaalbaar is voor het bedrijfsleven, dat ook behoorlijk onder druk staat op dit moment.
De heer Janssen (SP):
Als we naar de miljardenwinsten bij de grote multinationals kijken, industrieel, valt dat wel mee, want daar gaat dividend op dividend verhoogd de deur uit naar de aandeelhouders. Dat brengt mij even terug op de vraag. Het gaat niet zozeer om de beprijzing. Het gaat om de maatregelen die bedrijven zelf moeten nemen, zoals we dat van hen verwachten: dat zij zorgen dat hun bedrijfsvoering op orde blijft en ook aangepast wordt aan de stand der techniek, om ook te zorgen dat er een minimalisatie optreedt van emissies door het bedrijfsleven.
De heer Schalk (SGP):
Helemaal eens. Er zijn gigantische multinationals die enorme winsten maken, maar wij denken ook gewoon aan het midden- en kleinbedrijf. Daar wordt enorme vooruitgang geboekt, juist op het gebied van innovatie, maar daarbij is ook heel veel onzekerheid, omdat heel veel innovatieve maatregelen — ik denk nu met name even aan de landbouwsector — eigenlijk weer ondersteboven worden gehaald, doordat er weer nieuwe regelingen komen en dergelijke. Dus die multinationals, prima. Maar juist dat bedrijfsleven in Nederland moet het wel kunnen betalen en het moet wel realistisch zijn, want anders draaien we de economie de nek om. Dan bereik je ook dat bepaalde CO2 niet meer uitgestoten wordt, maar dat betekent ook dat heel veel mensen thuis komen te zitten.
De heer Janssen (SP):
Tot slot. Hier geldt de wet van de grote getallen natuurlijk. Het gaat mij om de grote industriële bedrijven die op dit moment de grote uitstoters zijn. Die kunnen weliswaar technische maatregelen nemen, maar die wachten daar eigenlijk mee — dat is mijn ervaring in de gesprekken die ik met ze gehad heb als bevoegd gezag — tot ze ertoe verplicht worden, omdat de directeuren hier in Nederland ook vaak maar de zetbazen zijn, met alle respect, voor de grote directies die in het buitenland zitten, en daar ook niet veel aan kunnen doen. Dan zou verplichten in de wet van de grote getallen voor dit soort grote uitstoters toch enorm helpen? Ik ben het overigens zeer eens met de zorgen over de kleine bedrijven die maar moeten zien of ze het allemaal rondkrijgen.
De heer Schalk (SGP):
Misschien raakt de heer Janssen hier wel een heel belangrijk punt. Vandaag zitten we hier een reductie te regelen voor 2030 en 2050, maar er is nog geen boter bij de vis. We weten nog helemaal niet wat voor maatregelen eraan ten grondslag zullen liggen. Misschien zijn die allemaal wel keurig afgedekt, maar ik maak me grote zorgen. Dat geldt temeer voor het tweede lid in artikel 2 van deze wet waarin het doel van 49% wordt gewijzigd in 55%. Voordat we als Kamer daarmee instemmen, is de volgende vraag heel relevant. Acht de minister zelf die 49% in de huidige wet haalbaar? Kan hij aangeven wat de huidige stand van zaken is? Volgens de gegevens die ik heb kunnen vinden, zitten we ongeveer op 25% reductie sinds 1990, maar misschien pak ik verkeerde cijfers. In ieder geval is het heel erg belangrijk om even te kijken of het realistisch is, haalbaar, dat wij inderdaad nu nog in zeven jaar tijd 30% moeten reduceren, terwijl we er meer dan 30 jaar over gedaan hebben om 25% te reduceren.
In het betreffende artikel 2 staat ook nog dat er passende maatregelen worden genomen "opdat Nederland voldoet aan de reductieverplichtingen op grond van artikel 4, eerste lid, van de Europese klimaatwet en de ter uitwerking daarvan vastgestelde bindende EU-rechtshandelingen." Kan de minister heel precies aangeven wat nu de juridische positie is van de Europese klimaatwet en die EU-rechtshandelingen? Klopt het dat Nederland dit soort elementen gewoon overneemt via een rekenmodel, zonder dat daar juridische grond voor is en nog voordat we weten of het haalbaar en betaalbaar is?
Voorzitter. Mijn fractie maakt zich ook zorgen over de staatsrechtelijke kant van deze wet. De regering zegt steeds dat het gaat om een technische wijziging en niet meer dan dat. Het lijkt net alsof we even een percentage moeten veranderen in de wet en dat daarmee de implementatie is geborgd. Maar deze technische aanpassingen hebben toch enorme inhoudelijke impact? Het gaat immers om een EU-verordening met rechtstreekse werking.
Voorzitter. Bij een wet als deze moeten we ook nog ingaan op de uitvoerbaarheid. Het is bekend dat er veel bedrijven zijn die heel graag willen verduurzamen, maar bijvoorbeeld geen aansluiting op het net kunnen krijgen. We weten dat elektrische auto's niet meer zo aantrekkelijk worden gevonden omdat ze te duur en uiteindelijk niet echt milieuvriendelijk zijn omdat we niet weten hoe we straks moeten handelen met die enorme berg aan accu's. In de gebouwde omgeving lopen we aan tegen het feit dat het gewoon fysiek niet mogelijk is op korte termijn te gaan beschikken over een warmtenet. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Hoe komen we weg van het optimisme dat het allemaal haalbaar is? Is de minister niet ernstig bezorgd over een nieuw Urgenda? Immers, elke willekeurige jurist kan straks heel Nederland stilleggen als de percentages die in de wet staan niet worden gehaald. Hoe zorgt de minister voor een juridische onderlegger om dit soort problemen te voorkomen?
Voorzitter. Tot slot nogmaals de vraag: wie van u die een toren wil bouwen, zit niet eerst neer en overrekent de kosten of hij ook heeft hetgeen tot volmaking nodig is? Ongetwijfeld had de minister al in de gaten dat dit een vraag is die in de Bijbel te vinden is, in Lukas 14. Die tekst loopt trouwens nog even door, met een waarschuwing: "Opdat niet misschien als hij het fundament gelegd heeft en niet kan voleindigen, allen die het zien hem bespotten, zeggende: deze mens is begonnen te bouwen en heeft niet kunnen voleindigen." Dat zou ik de minister heel graag willen besparen. Ik zie dan ook uit naar de antwoorden van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan geef ik het woord aan mevrouw Aerdts namens D66 voor haar maidenspeech.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter. Het is een voorrecht om hier vandaag het woord te mogen voeren, mijn eerste keer in deze Kamer, des te meer omdat we hier vandaag een wet bespreken die mij na aan het hart gaat. Dat is niet in de minste plaats omdat ik zelf twee jonge kinderen heb en de wetgeving die we hier vandaag behandelen directe invloed heeft op het leven van Julie en Max in de toekomst.
Maar het gaat natuurlijk niet alleen om onze eigen kinderen. Op 18-jarige leeftijd mocht ik de Nederlandse jongeren vertegenwoordigen tijdens de kindertop van de Verenigde Naties. Het was in de tijd van de conservatieve George W. Bush. Het recht op reproductieve gezondheid werd in twijfel getrokken en beperkt. Soms lijkt het wel alsof die tijden herleven. In mijn speech in de zaal van de Algemene Vergadering zei ik dan ook dat we niet moesten ontkennen dat jongeren seks hebben en dat toegang tot seksuele voorlichting en voorbehoedsmiddelen van levensbelang is en dat kinderen en jongeren betrokken moeten worden bij het maken van beleid dat hen aangaat. Representatie doet ertoe. Maar ook toen, in 2002, werd al expliciet aandacht gevraagd voor het beschermen van de aarde voor kinderen.
Later werd ik lid van de Worldconnectors. Deze opvolger van de Commissie Claus zet zich onder andere in om de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties te behalen. Een van de concrete projecten waar we ons op richten was de ombudsman voor de toekomstige generaties. Deze positie wordt nu concreet ingevuld door Jan van de Venis, die zich onvermoeibaar inzet voor het meenemen van de belangen van toekomstige generaties in huidig beleid. Hij wees mij voor mijn installatie op het schilderij op het plafond van de Eerste Kamer op het Binnenhof. Daar kijken de kinderen vanuit de lucht op ons neer. Wanneer je nu via de Kazernestraat dit gebouw betreedt, zie je een uitsnede van deze plafondschildering. Eigenlijk symboliseert dit mooi hoe ik mijn rol als Eerste Kamerlid wil vervullen. Ik wil een bijdrage leveren aan goede wetgeving, wetgeving die rechtmatig, uitvoerbaar en handhaafbaar is, zodat ook de toekomstige generaties hiervan de vruchten kunnen plukken. Hoewel we nu niet direct in deze zaal door de schildering door de generaties worden bekeken, zien we gelukkig als we naar de tribune kijken, zeker op dinsdagmiddag, groepen jongeren van ProDemos die ons verantwoordelijk houden voor de toekomst.
Voorzitter. In mijn andere werkzaamheden houd ik mij als wetenschapper bezig met veiligheid. Dat is meestal veiligheid in de klassieke zin van het woord — gewapende conflicten, spionage, terroristische aanslagen — maar veiligheid gaat veel verder dan dat. Het heeft te maken met sociale veiligheid, maar het gaat ook over klimaatveiligheid. Niet voor niets werd er al in 2002 in het outcomedocument van de Kindertop expliciet gesproken over het beschermen van de aarde voor de huidige en toekomstige generaties. Ik zie ook een directe link tussen veiligheid in de klassieke zin van het woord en klimaatveiligheid. We hebben al gezien dat de verandering van het klimaat, bijvoorbeeld door droogte, overstromingen en schaarste, een directe aanleiding voor conflicten en onveiligheid is. De verandering van het klimaat heeft een grote impact op ons leven hier, maar ook op het leven van mens, dier en natuur op andere plekken in de wereld, en zeker ook op de generaties die na ons komen.
Als wetenschapper sta ik ook graag even stil bij twee boegbeelden van wetenschappers in de politiek: Els Borst en Annelien Bredenoord. Els Borst benadrukte al het belang van het gebruik van wetenschappelijke inzichten om problemen in de samenleving aan te pakken. Annelien Bredenoord sprak hierover tijdens de Els Borst Netwerk Lezing in mei van dit jaar en voegde hieraan toe dat je interdisciplinair moet samenwerken om de grote vraagstukken van deze tijd, waaronder klimaatverandering, op te lossen. Hoewel zij het belang van wetenschappelijk onderzoek benadrukte, gaf zij ook aan dat de wetenschap niet de legitimiteit heeft om de uiteindelijke normatief politieke keuzes te maken. Dat moeten wij als politici doen.
Voorzitter. Dat brengt mij dan ook bij de wet die vandaag op de agenda staat. Ik ben blij en trots dat minister Jetten deze ambitieuze klimaatwet vandaag aan ons voorlegt. Dit wetsvoorstel brengt het Nederlandse beleid in overeenstemming met de emissiereductie en de doelen uit de Europese klimaatwet. Deze wet moet ervoor zorgen dat Nederland in 2050 klimaatneutraal is. Ik heb de kritiek van de andere sprekers gehoord. Sommige zijn bang dat de kosten niet opwegen tegen de lasten. Laat ik daar heel duidelijk over zijn: uit wetenschappelijk onderzoek, onder andere van Nobelprijswinnaar Stiglitz, blijkt dat nietsdoen of te weinig doen altijd duurder is. Het pakt op de lange termijn slechter uit voor alle betrokkenen. Ik ben blij met de keuzes die deze minister durft te maken als het gaat om het voeren van een ambitieus klimaatbeleid. Natuurlijk ben ik kritisch — ik heb de zorgen van de andere sprekers ook gehoord; met alleen het verhogen van de doelstellingen kom je er niet — maar met dit ambitieuze klimaatbeleid krijg ik in ieder geval steeds meer vertrouwen dat we de doelstellingen ook echt kunnen behalen en dat we daaraan kunnen voldoen. Het opstellen van plannen is niet het doel; het daadwerkelijk behalen van de doelstellingen wel.
In het klimaatpakket zijn aanvullende maatregelen opgenomen die ingevuld hadden moeten worden in het landbouwakkoord. Graag vraag ik aan de minister wat de consequenties van het stuklopen van de onderhandelingen zijn voor de emissiereductie in de landbouw. Ik vraag daarbij heel graag ook nog aandacht voor de ongewilde effecten die ons klimaatbeleid kan hebben op de wereld om ons heen. De heer Crone sprak daar ook al over. Tijdens de internationale conferentie over klimaatfinanciering die de afgelopen week plaatsvond in Parijs gaven regeringsleiders aan dat landen niet zouden moeten hoeven kiezen tussen het bestrijden van armoede en het aanpakken van klimaatverandering en dat er nu eindelijk budget voor zou komen. De afspraken zijn van 2009 — die zijn veertien jaar geleden al gemaakt — maar die lijken nu daadwerkelijk uitgevoerd te worden. Ik wil dan ook aan de minister vragen wat de implicaties zijn voor de Nederlandse regering. Hoeveel gaat Nederland naar rato bijdragen? En hoe gaat de minister er ook voor zorgen dat dit geld op korte termijn beschikbaar wordt gesteld?
Het fonds alleen is natuurlijk niet genoeg. Wij hebben zelf de verantwoordelijkheid om te voorkomen dat het beleid dat wij voeren om klimaatverandering tegen te gaan, een negatief effect heeft op andere plekken in de wereld. In de SDG Spillover Index staat Nederland op de 160ste plek van de 163. Deze index geeft aan hoe het beleid en de uitvoering van het beleid door landen een positief of negatief effect heeft op het vermogen van andere landen om de Sustainable Development Goals te behalen. Nederland scoort al jaren als een van de slechtste landen, met name door stikstof, CO2-uitstoot, het exporteren van plastic afval en het zijn van een belastingparadijs. Graag zou ik aan de minister willen vragen hier concreet op in te gaan in relatie tot de wet die hier vandaag voorligt.
We spreken hier vandaag natuurlijk over de implementatie van de wet in het Europese deel van Nederland. Toch zou ik graag kort stilstaan bij de impact van het klimaatbeleid an sich op de Caribische delen van ons Koninkrijk. Graag vraag ik dan ook aan de minister om kort toe te lichten hoe hij bij de uitvoering van deze wet en daarmee het aangescherpte klimaatbeleid in brede zin rekening houdt met de specifieke impact op de Caribische eilanden.
Voorzitter, ik rond af. Dit was mijn eerste inbreng in uw Kamer. Het stemt mij vrolijk dat deze mocht gaan over een wet waar zo veel ambitie uit spreekt. Ik zie ernaar uit om in de komende vier jaar in deze Kamer een bijdrage te mogen leveren. Ondanks dat we in deze zaal niet worden bekeken door de toekomstige generaties zal ik hun belangen altijd meenemen in mijn werk voor deze Kamer.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Aerdts. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.
U studeerde internationaal en Europees recht, internationaal publiekrecht en internationale betrekkingen aan de Universiteit Utrecht. Na uw afstuderen heeft u enige tijd gewerkt als onderzoeker bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Van 2010 tot 2016 was u docent aan het Ad de Jonge Centrum voor Inlichtingen- en Veiligheidsstudies. Sinds zeven jaar bent u als docent en onderzoeker verbonden aan het Institute of Security and Global Affairs van de Universiteit Leiden. Inmiddels heeft u ook uw eigen Bureau Aerdts dat adviseert over veiligheidsvraagstukken.
Met enige regelmaat treedt u in de media op als expert op het gebied van de inlichtingendiensten, zoals enkele maanden geleden over de Chinese luchtballonnen boven de Verenigde Staten. Onlangs is uw boek verschenen over de AIVD en de MIVD, met als titel Diensten met geheimen. Daarin concludeert u dat we vooral niet naïef moeten zijn als het gaat om de kwetsbaarheid van onze democratische rechtsorde door bijvoorbeeld ondermijning of spionage. Waar u zich in uw professionele carrière bezighoudt met veiligheid in brede zin, wilt u dat in de Eerste Kamer onder andere doen op het gebied van klimaatveiligheid, het onderwerp van het debat van vandaag.
Binnen D66 bent u sinds twee jaar voorzitter van het Els Borst Netwerk dat tot doel heeft te borgen dat vrouwen met politieke ambities een plek in de politiek weten te vinden, te krijgen en te behouden. Op de website van de partij zegt u dat u heeft gezien en ervaren hoe belangrijk het is om jezelf te kunnen herkennen in de politici die jou vertegenwoordigen, en dat u nu zelf een belangrijke rol wilt spelen in die representatie. Met uw eerste bijdrage in een plenair debat in deze Kamer is die vertegenwoordiging vandaag echt begonnen.
Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.
Dan schors ik nu op verzoek voor een kort moment.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Perin-Gobie, die zal spreken namens Volt en het is haar maidenspeech.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Het is overigens Perin-Gopie. Voordat ik begin wil ik eerst even de collega's feliciteren die vandaag hun maidenspeech mogen houden. Voor Volt is de aanpak van de klimaatcrisis een van de grootste prioriteiten. Dat maakt het dan ook extra bijzonder dat wij ons hier als nieuwe partij uitgerekend vandaag met mijn eerste toespraak in de Kamer mogen mengen in het debat.
Voorzitter. Dat ik hier sta als senator is voor mij nog steeds wat onwerkelijk. Als kind had ik dit namelijk nooit durven dromen. Het is statistisch gezien haast onmogelijk voor mij om in deze positie terecht te komen. Ik ben namelijk opgegroeid in een eenoudergezin, in armoede, we hadden een lage sociaaleconomische status en met deze huidskleur ... Die cocktail bestaat niet bepaald uit ingrediënten die het vooruitzicht bieden op welvaart, welzijn en invloed. En toch sta ik hier. De Eerste Kamer is nog steeds de plek waar de kloof tussen burgers en politiek duidelijk zichtbaar is, waarvan de zetels vroeger gereserveerd waren voor de hoge adel en waar de fortuinlijken beslisten over de rest van de bevolking.
Dat ik nu aan deze kant van de kloof sta, tussen de zogenaamd fortuinlijken, voelt als een spreidstand. Met één been sta ik in de voor mij nog altijd overweldigende welvaart en ben ik nu werkzaam op deze plek van invloed. Met mijn andere been sta ik nog steeds in het leven van mijn eerste 25 jaar, waar geldzorgen en anders behandeld worden aan de orde van de dag waren en ik nooit wist of de stappen die ik zette ook zouden leiden tot een beter leven. Die ervaring maakt dat ik weet wat voor effecten wetgeving die wij hier toetsen, kan hebben op het individu, op de inwoners van dit land en het Koninkrijk, mensen die wel gelijke rechten hebben, maar vaak niet gelijke kansen krijgen. Nu heb ik zelf de kans om mensen te helpen die kloof te overbruggen. Ik hoop dat op verschillende manieren waar te maken.
Een van de eerste dingen die ik deed toen ik voorzitter werd van CNV Zorg en Welzijn, was antidiscriminatie en antiracisme speerpunt maken van het vakbondswerk. Vorig jaar heb ik vanuit die rol de politiek opgeroepen om van 1 juli een vrije dag te maken. Nu herhaal ik die oproep opnieuw, en dit keer als lid van de Eerste Kamer namens Volt. Op 1 juli, Ketikoti, herdenken wij het slavernijverleden. We staan stil bij al het leed en al de onmenselijkheden die de tot slaaf gemaakte mensen en hun nazaten is aangedaan, en we vieren de vrijheid. We mogen het niet vergeten en we mogen het niet bagatelliseren. Het is belangrijk dat 1 juli een nationale vrije dag wordt. Ik hoop dat de minister hier vrijdag in de ministerraad ook voor zal pleiten, omdat het slavernijverleden een belangrijk onderdeel is van onze geschiedenis. Omdat wij, de politiek, ook de nazaten van de tot slaaf gemaakte mensen vertegenwoordigen. Om in ons werk de goede keuzes te kunnen maken voor de toekomst moeten wij, de politiek, ook stilstaan bij dit deel van ons collectieve verleden.
Voorzitter. De diversiteit van onze samenleving en de verscheidenheid die onze samenleving verrijkt, zie ik in deze zaal helaas nog niet zo goed terug. Ik zie weinig terug van die prachtige diversiteit waar onze maatschappij voor staat. Ik weet dat deze Kamer nu al vele malen diverser is dan zij ooit was, maar het blijft nodig om haar nog diverser te maken. Onze taak als senator is om wetten te toetsen, en wetten gelden voor alle inwoners. Nog te vaak ondervinden mensen met een krappe portemonnee, mensen van kleur, mensen uit de lhbtiq-gemeenschap of mensen met een fysieke of mentale beperking dat zij vergeten worden in onze toets. Ik hoop dat wij ons daar bewust van worden en dat wij dat tij kunnen keren, zodat alle mensen baat hebben bij de keuzes die wij hier met elkaar maken.
Voorzitter. U zult zich misschien afvragen waarom ik dit allemaal met u deel, terwijl we het vandaag hebben over het klimaat. Voor mij is dat verband heel logisch. Wie beweert de gelijkheid en waardigheid van mensen echt te willen verdedigen, kan niet tegelijk een van de grootste dreigingen van onze leefomgeving en van ons bestaan negeren.
De gevolgen van klimaatverandering tekenen zich inmiddels af in Nederland, in Europa en wereldwijd. Overstromingen door hevige regenval onlangs in Italië, extreme hitte in Spanje en het wereldwijde risico van extreme hitte vertalen zich nu ook in Nederland in het gevaar op bosbranden, een dalend grondwaterpeil en minder biodiversiteit. In Caribisch Nederland zijn die effecten nog een stuk ingrijpender. Uit onderzoek van de Vrije Universiteit blijkt bijvoorbeeld dat Bonaire heel hard wordt getroffen door klimaatverandering, tenminste als we de wereldwijde opwarming niet beperken tot 1,4 graden. Hittegolven zullen toenemen en een vijfde deel van het eiland dreigt door zeespiegelstijging verloren te gaan. Daarnaast verdwijnt ook nog het koraal. Dat is niet alleen slecht voor de biodiversiteit, want koraalriffen werken ook als golfbrekers.
Voorzitter. Volt is van mening dat je beter te veel kan doen aan klimaatverandering dan te weinig of net aan voldoende. De realiteit is namelijk dat we al in 2040 nagenoeg klimaatneutraal zouden moeten zijn. De wetenschap en de dagelijkse realiteit wijzen uit dat we de klimaatcrisis al laten gebeuren en dat we dat blijven doen als we onze papieren klimaatdoelstellingen niet nu weten om te zetten in actie.
Het wetsvoorstel dat voorligt heet "Implementatie Europese klimaatwet". Het zal u niet verrassen dat Volt het opheffen van strijdigheden met Unierecht in onze nationale wetsbepaling heel belangrijk vindt en dat we blij zijn dat het nieuwe voorstel nu ook een horizon voor na 2050 bevat, een streven naar negatieve emissies. Maar verder is "implementatie" een groot woord, ten eerste omdat het bindende Europese doel voor 2030 niet volledig naar het Nederlandse doel zal worden vertaald. Voor 2050 neemt de minister de Europese norm van 0% emissie wel een-op-een over als een bindend nationaal doel, maar voor 2030, de 55%-reductie, durft de minister die verantwoordelijkheid niet aan, omdat we niet weten hoeveel procent Nederland precies moet bijdragen. Daar onderhandelen lidstaten namelijk nog over binnen de Fit for 55. En dus hanteert de minister zo lang twee normen naast elkaar: een niet-afdwingbaar streefdoel van 55% naast een Europees bindend doel, waarvan we het exacte percentage nog niet kennen. De Raad van State merkt in zijn advies al op dat dit onduidelijk is. Volt deelt die zorg.
Als Nederland de ingewikkelde "Fit for 55"-uitkomsten niet vertaalt naar een heldere norm waaraan het kan worden gehouden, dan valt het onderliggende beleid niet goed te toetsen en liggen er hoge drempels voor burgers, bedrijven en belangenorganisaties om hun rechten af te dwingen bij de rechter. Bovendien kunnen ondernemers onvoldoende gericht investeren in innovaties. Daarom vraag ik de minister of hij de impact op de rechtszekerheid en rechtsbescherming als we dit nu uitvoeren, kan toelichten. Volt is van mening dat de minister hierin duidelijkheid had kunnen creëren. Waarom heeft de minister het streefdoel nog niet bindend gemaakt? En denk ook aan het ophogen naar de 60% die in het coalitieakkoord staat, zodat de kans groter is dat we 2030 halen.
Ten tweede ligt vandaag uiteraard een papieren tijger voor. Deze wetswijziging past nu wat cijfers aan in de Nederlandse Klimaatwet, zodat we op papier voldoen aan wat we op Europees niveau hebben afgesproken, maar we zitten midden in een klimaatcrisis; volgens mij weet de minister dat ook. Het doel is niet om op papier te voldoen, maar om de wereldwijde temperatuurstijging te remmen tot het kantelpunt van 1,5 graad, zodat de klimaatschade beperkt blijft.
Wie nog twijfelde of dit ook de inzet was van het Europese reductiepercentage, kan in de eerste zin van de verordening lezen: "De existentiële dreiging van de klimaatverandering vereist meer ambitie en meer klimaatactie van de Unie en de lidstaten, dus ook van Nederland." Het klimaat trekt zich niks aan van onze cijfers en wetsvoorstellen. Om de klimaatcrisis te bezweren is een algehele klimaattransitie nodig die bovendien eerlijk, rechtvaardig en inclusief is.
Voorzitter. De Europese Commissie controleert in september 2023 niet alleen of we de cijfers hebben omgezet, maar ook of we voortgang hebben geboekt bij het behalen van de doelstellingen en of we als lidstaten genoeg doen om ons aanpassingsvermogen te vergroten. In de verordening staat: "Lidstaten zorgen voor voortdurende vooruitgang bij het vergroten van het vermogen tot aanpassing aan en het versterken van de veerkracht en het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering." Volt ziet dat die voortgang achterblijft.
Deze wet is een dusdanig uitgeklede kaderwet dat de uitvoerbaarheid en handhaafbaar zich vandaag moeilijk laten toetsen. De echte implementatie moet nog komen in stap 2 van de wetswijziging of in het nieuwe klimaatplan dat nog wordt besproken in de Tweede Kamer. Volt had op dit belangrijke onderwerp liever gezien dat er een integraal en ambitieus pakket was voorgelegd, zodat de implementatie beter toetsbaar is door het parlement en straks ook door de rechter. Daarnaast verplaatst de wet een paar ongelofelijk belangrijke rechten en waarborgen naar het onderliggend beleid, terwijl ze volgens Volt in de wet hadden moeten worden verankerd.
Dat geldt ten eerste voor de rechtvaardigheidsverdeling in het klimaatbeleid. De verordening schrijft een billijke en sociaal rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale en klimaatbestendige samenleving voor. Volgens de Europese Green Deal moet die transitie ook inclusief zijn, want niemand mag achterblijven. Als we hier geen aandacht aan besteden, maakt de klimaatcrisis alle kloven nog groter: tussen arm en rijk, tussen jong en oud, tussen Noord- en Zuid-Europa en tussen de Global North en de Global South. De mensen die het hardst worden geraakt, zijn vaak ook de mensen die de minste welvaart hebben. U begrijpt wel waarom dit onderwerp mij aan het hart gaat.
In de verordening staat dat maatregelen zich vooral moeten richten op de meest kwetsbare en getroffen bevolkingsgroepen en sectoren, maar dit wordt niet in onze Klimaatwet verankerd. Het wordt ook nergens genoemd, terwijl de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid dit jaar nog rapporteerde dat de aandacht voor de verdeelde rechtvaardigheid in klimaatbeleid ontoereikend is. De WRR zegt: maak hier een zelfstandig perspectief van, geef het stelselmatig meer aandacht en veranker het. Hoe gaat de minister hiervoor zorgen in de uitvoering van deze wet?
Ook ziet Volt de voorgeschreven participatie niet in het wetsvoorstel terugkomen. De klimaataanpak vergt een volledige transitie. De verordening wil krachtige, publieke en maatschappelijke betrokkenheid voor klimaatactie aanmoedigen en bevorderen — op alle niveaus. Burgers, maatschappelijk middenveld, ondernemingen: iedereen moet meedoen. Maar in de Nederlandse Klimaatwet blijft de minister slechts verplicht tot overleg met een lijstje overheidsinstanties en de container van "overige relevante partijen". Volt vraagt zich af waarom de minister bij deze gelegenheid niet zo veel mogelijk van deze relevante partijen expliciet heeft opgenomen in de wet. Dat versterkt hun positie en verantwoordelijkheid in het proces en dat vergroot weer het draagvlak voor het beleid en dus de haalbaarheid ervan. In dat kader vindt Volt het extra tekenend dat de internetconsultatie voor deze wet slechts tien dagen heeft opengestaan. Die consultatie mocht dan optioneel zijn, voor zo'n belangrijk onderwerp als de Klimaatwet lijkt tien dagen met daarin acht reacties een wassen neus. Ik zou de minister willen vragen op welke wijze participatie in de komende decennia aandacht krijgt in de klimaataanpak.
Voorzitter. Het laatste dat ik wil noemen is de Europese samenwerking. Het klimaat houdt zich niet aan landgrenzen. De Europese klimaatdoelstellingen zijn collectieve doelstellingen die de lidstaten met elkaar en in samenhang moeten halen. De Europese Rekenkamer heeft gisteren gerapporteerd dat het onzeker is of de Europese Unie de 55%-doelstelling voor 2030 gaat halen. In de te voorzichtige streefdoelstellingen en in de afwachtende houding op de Fit for 55 voor Nederland ziet Volt geen collectieve aanpak terug, terwijl we de samenwerking nu juist zouden moeten opzoeken. Wat Volt betreft neemt Nederland in Europa een leiderschapsrol op zich. Door generatieslang afwachten is een klimaatmarathon een inhaalrace geworden die we alleen kunnen finishen als we durven te kiezen voor een gezamenlijke Europese aanpak. Het is onze enige kans op een leefbare en rechtvaardige wereld voor huidige en toekomstige generaties.
Dank u wel, voorzitter.
Nonverbale uitingsvormen
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Perin-Gopie. Excuus dat ik uw naam verkeerd uitsprak. Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.
U studeerde sociale en organisatiepsychologie aan de Universiteit Leiden. Na uw afstuderen bent u begonnen als werkcoach bij UWV Werkbedrijf. Vervolgens werkte u als beleidsmedewerker en projectleider bij verschillende rijksoverheidsinstanties, zoals het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I-Interim Rijk en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In mei 2022 werd u voorzitter van CNV Zorg en Welzijn en bestuurslid van CNV Connectief. Daarmee bent u op 1 juni van dit jaar gestopt.
Door uw ervaring bij uitvoeringsorganisaties als UWV en DUO heeft u een goed beeld van de impact van wetswijzigingen op uitvoeringsorganisaties van de overheid, zegt u op de website van uw partij. Ook bij CNV Zorg en Welzijn zag u dagelijks wat de impact van veranderende wet- en regelgeving was en is op werknemers in de zorg.
Op 13 juni bent u geïnstalleerd als lid van deze Kamer namens Volt en bent u voorzitter van de fractie van Volt geworden. Binnen Volt was u de afgelopen jaren al actief als beleidscoördinator bij de afdeling in Den Haag en bestuurslid. Na de Provinciale Statenverkiezingen in maart van dit jaar zei u in dagblad Trouw dat uw fractie in de Eerste Kamer vooral zal kijken of wetgeving is zoals ze in de Europese afspraken is bedoeld. Veel wetgeving wordt in de EU gemaakt, waarna we daar in Nederland uitvoering aan geven. U zei: "Je ziet nu dat er onvoldoende met die blik naar wetgeving wordt gekeken. Doen we het zoals andere EU-lidstaten dat doen? Wat kan je daarvan leren?" In het debat van vandaag, waarin het gaat om de implementatie van een Europese verordening, bent u daarmee begonnen.
Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Prins namens het CDA.
Mevrouw Prins i (CDA):
Meneer de voorzitter. Graag begin ik met het bedanken van de nieuwe leden, de heer Panman, mevrouw Visseren-Hamakers, mevrouw Aerdts en mevrouw Perin-Gopie voor hun maidenspeech. Ik feliciteer hen daar ook mee. Ik wens de heer Baumgarten alvast veel succes bij zijn maidenspeech en natuurlijk ook alvast mijn felicitaties.
Voorzitter. Vandaag spreken we over een aanpassing van de Klimaatwet. In lijn met de Europese verordening is het voorstel om de ambities in de Klimaatwet te verhogen. Het streefdoel voor 2030 is om de reductie van de broeikasemissies te verhogen van 49% naar 55% en er is een resultaatverplichting om in 2050 klimaatneutraal te zijn en te werken aan negatieve emissies. Op deze wijze kan de Europese Unie haar afspraken in de overeenkomst van Parijs nakomen om opwarming van de aarde tot 1,5 graad te beperken.
Voorzitter. De CDA-fractie hecht grote waarde aan het verbeteren van het klimaat en met elkaar te werken aan schonere lucht, aan een betere balans tussen temperaturen en daarmee aan een minder wispelturig klimaat met grote uitwassen, aan een gezonde natuur en aan aandacht voor zeewaterbeheersing maar ook voor voldoende drinkwater, om maar enkele zaken te noemen. Wij vinden dat van groot belang. We moeten zorgen voor een gezond klimaat: voor Nederland en Europa, maar net zo goed voor onze planeet, zeker ook voor de generaties na ons. Toch geeft de behandeling van deze klimaatwet in de Eerste Kamer ons enig ongemak. Graag licht ik dat toe.
Het betreft hier een doorvertaling van een Europese verordening naar een nationale wet. Echter, of deze Eerste Kamer deze wet nu aanneemt of niet, de verplichting van de Europese verordening blijft bestaan en wij zullen ons als Nederland daaraan moeten conformeren. Laat het helder zijn: onze fractie steunt graag de verhoging van de klimaatdoelen, maar realiseert zich ook dat de behandeling in deze Kamer eigenlijk een formaliteit is.
Een tweede ongemak is dat de focus van de Eerste Kamer, naast toetsen op rechtsstatelijkheid, ligt op de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van een wet. Deze wet is niet meer en niet minder dan een kaderwet. Concreet kunnen wij nog niet vaststellen of de activiteiten die ontwikkeld worden om de doelen te behalen, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. De doelen zullen deels door nationale instrumenten en deels door EU-brede instrumenten moeten worden gerealiseerd. Hoewel de EU-instrumenten, met het programma Fit for 55, ons bekend zijn, wordt over de exacte plannen en doelstellingen nog steeds onderhandeld.
Wel weten we dat diverse onderdelen van dit programma grote consequenties kunnen hebben voor ons land, zoals de herziening van de energiebelasting, met het afschaffen van degressiviteit en gelijke tarieven voor gelijk gebruik. Dit geldt ook voor het door Europa voorgestelde transitiepad voor de industrie, waarbij Europa 50% groene waterstof wil verplichten terwijl het Nederlandse beleid inzet op tijdelijke afvang en opslag van CO2 en het gebruik van blauwe waterstof. Kan de minister aangeven welke uitgangspunten en criteria Nederland hanteert bij de onderhandelingen in dezen? De maatregelen van Fit for 55 zijn immers niet altijd in lijn met ons nationale beleid. Daarnaast heeft Nederland nog zijn eigen uitdagingen. We zijn een klein en dichtbevolkt land, deels gelegen onder de zeespiegel, met intensieve landbouw, met weinig bossen om CO2 op te vangen, maar wel met veel veengebied dat zorgt voor extra broeikasgasemissies. Ons uitdaging is dan ook groter dan die voor vele andere landen in Europa. Tegelijkertijd is het onze ambitie om bij de klimaatverandering een koplopersrol te vervullen.
Dan zijn gisteren ook nog de kritische kanttekeningen van de Europese Rekenkamer bekend geworden. Die zet duidelijke vraagtekens bij het realiseren van de gewenste doelen en is kritisch op de financiële onderbouwing. Graag een reactie van de minister.
In aanvulling op de "Fit for 55"-activiteiten zijn we gelukkig ook in ons eigen land al hard aan het werk om energiebesparing, hernieuwbare energie en de inzet van biogrondstoffen te stimuleren. Uit de verkenningen door het CPB en het PBL blijkt dat de verhoging van de doelen in de nieuwe klimaatwet ons dwingt tot een stevige extra opgave wat betreft CO2-emissie, van vele extra megatonnen. We hebben begrepen dat de minister werkt aan extra plannen om een en ander te realiseren. Voor de CDA-fractie is de grote vraag hoe uitvoerbaar deze plannen zijn. Wij constateren dat het CPB aangeeft dat de noodzakelijke extra inspanningen weinig effect op macro-economisch niveau zullen hebben, en zelfs kansen bieden. Wij constateren echter ook dat de vele regels en procedures de diverse projecten enorm vertragen en dat er nog steeds een groot tekort is aan mensen om deze projecten adequaat en professioneel uit te voeren. In hoeverre zou de Crisis- en herstelwet ook voor dit type projecten kunnen worden ingezet? Welke plannen zijn er om ervoor te zorgen dat de projecten straks daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden, en niet belemmerd worden door een gebrek aan arbeidskrachten? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Een andere zorg horen wij vanuit de provincies. Als partner van de landelijke overheid hebben zij ook een stevige rol bij de uitvoering van dit beleid, bijvoorbeeld bij het plaatsen van windturbines. De provincies zijn hard bezig met het opstellen en vaststellen van akkoorden, maar tegelijkertijd wordt in sommige provincies, bijvoorbeeld in Overijssel en Limburg, het beleid inzake het plaatsen van windturbines aangepast. Dit heeft het risico dat de ambities op landelijk niveau inzake windenergie niet worden gerealiseerd. Graag horen wij hoe de minister daarmee om wil gaan.
Voorzitter. Nog even terugkomend op het signaal van onder andere het CPB dat het klimaatbeleid onze economie ook kansen biedt, is onze vraag in hoeverre het kabinet groene werkgelegenheid, juist ook in de regio's van Nederland, wil stimuleren. Een voorbeeld — maar het gaat ons natuurlijk om het beleid — is om het produceren van kleine elektrische auto's, die veel minder energie vragen, te laten plaatsvinden in de autofabriek van Born. Graag een reactie van de minister.
Behalve aandacht voor de kansen voor zogenaamde groene economie, acht de CDA-fractie het ook van belang dat er een stevig draagvlak komt voor de te nemen energiemaatregelen. Welke criteria hanteert de minister bij het selecteren van de maatregelen, naast impact en kosten? Wordt ook aan de betaalbaarheid van de maatregelen voor burgers met lagere en middeninkomens gedacht? Wordt het juist voor die groepen aantrekkelijk gemaakt om hun steentje bij te dragen aan een beter klimaat?
Tot slot, meneer de voorzitter. Wij lazen afgelopen zaterdag in een uitgebreid artikel in Het Financieele Dagblad dat de elektriciteitsmarkt in disbalans is. Het gebruik van elektriciteit is in de afgelopen vijftien jaar niet gegroeid, zelfs licht afgenomen. Tegelijkertijd is het aanbod van groene stroom verdubbeld, zozeer dat het voor organisaties als scholen en bedrijven niet meer rendabel is om te investeren in zonnepanelen, gezien de opstelling van de elektriciteitsbedrijven. Toch is het van groot belang dat de markt voor groene stroom aantrekkelijk blijft dan wel weer wordt. Om de klimaatdoelen te halen, is het immers essentieel dat de grote gasverbruikers, zoals raffinaderijen, de chemische industrie en de metaalproducenten, overstappen op elektriciteit. Onze vraag aan de minister is hoe de regering deze situatie inschat. Overweegt de regering stappen te zetten richting de grootverbruikers? Welke maatregelen ziet de regering om ervoor te zorgen dat het elektriciteitsnetwerk de vraag van de grootverbruikers aankan? Immers, zoals gezegd heeft de transitie van de industrie wat ons betreft grote impact op het halen van de doelen in de klimaatwet.
Voorzitter, wij zijn benieuwd naar de antwoorden en de toelichting van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Prins. Dan is het woord aan de heer Baumgarten namens JA21 voor zijn maidenspeech.
De heer Baumgarten i (JA21):
Voorzitter, Excellentie, collega-senatoren, zeer gewaardeerde leden van de griffie en overige medewerkers van de Eerste Kamer, dames en heren op de publieke tribune. Allereerst wil ik de heer Panman en de dames Visseren- Hamakers, Aerdts en Perin-Gopie — ik hoop dat ik het goed uitspreek — feliciteren met hun maidenspeech. Ik ben zeer vereerd om hier te staan vandaag. Ik hoop me thuis te voelen in dit huis. Ik hoop zinvol en doordacht te kunnen bijdragen aan het belangrijke werk dat hier wordt gedaan. Dat betekent voor mij onder andere denken aan volgende generaties en rekenschap geven aan vorige generaties.
Laat ik beginnen met dat laatste. Het is bijzonder mezelf lid van de Eerste Kamer te mogen noemen. Het is slechts één generatie terug dat mijn grootouders en vader, als stateloze burgers op de vlucht voor vervolging, in Nederland onderdak kregen om vervolgens, na afloop van de Tweede Wereldoorlog, in 1948 bij wet in deze Kamer hun naturalisatieverzoek gehonoreerd te krijgen. Toeval of niet, er is een wet van Naftula Baumgarten, mijn grootvader, uit 1948, genoemd naar de alfabetisch eerste van twintig gegadigden en hun gezinnen voor naturalisatie tot Nederlander. Toentertijd vond die bij wet plaats. De liefhebbers van de parlementaire geschiedschrijving kunnen het vast opzoeken in de krochten van de Kamer. Overigens was er voor mijn grootouders bij aankomst in Nederland geen opvang of iets dergelijks beschikbaar. Men ging gewoon aan het werk, maakte zich snel de taal eigen en moest in het eigen onderhoud voorzien. Zo gek was dat eigenlijk niet, als we dat vergelijken met het huidige asielbeleid, dat improductiviteit eerder stimuleert dan afremt.
Enfin, we zijn hier vandaag bijeen om te debatteren over de doorvertaling en implicaties van de Europese klimaatwet. Mijn insteek voor vandaag en mijn gehele zittingsperiode in deze Kamer is om vooral niet te varen op niet-onderbouwde projecties of aannames, maar om zo veel als mogelijk hier het debat te voeren op basis van feiten. Mijns inziens is daar de Eerste Kamer voor. Ik ben een exacte benadering van zaken verplicht aan mijn eigen achtergrond als bèta en als medicus. Volgens mij is er thans geen wetenschapper te vinden, los van een enkele complotdenker, die het fenomeen van klimaatverandering en global warming ter discussie stelt. Ook voor mij persoonlijk geldt dat ik mijn inmiddels drie volwassen kinderen, en hopelijk ook mijn toekomstige kleinkinderen, een leefbare wereld wil achterlaten.
In Europees verband heeft men, in aansluiting op het klimaatakkoord van Parijs, Europese wetgeving opgesteld, die nu als nationale implementatiewetgeving bij ons voorligt. Laat ik beginnen met het geven van complimenten aan de minister. De vragen die mijn fractie heeft gesteld, zijn voor een deel beantwoord. Het is evenwel niet zo dat alle vragen goed zijn beantwoord. Op het moment dat we in de ogen van velen aan de vooravond van de grootste en misschien wel meest beslissende transformatie in de geschiedenis van de mensheid staan, is het een goed idee om eens te vragen wat het daadwerkelijk veronderstelde effect van de maatregelen zal zijn. Dan lezen we: "Met het ingezette beleid zal Nederland mooier, schoner en welvarender worden. De huizen zullen comfortabeler en goed geïsoleerd zijn, zodat we minder geld kwijt zijn aan energie. We kunnen ontspannen in een groenere leefomgeving, die natuur de ruimte geeft en verkoeling biedt tijdens hete zomers. En we verdienen ons geld in een economie die op duurzame activiteiten is gebaseerd, die minder afhankelijk is van een beperkt aantal fossiele energie exporterende landen, en die zo de welvaart ook voor toekomstige generaties zeker stelt. In de transitie zijn de uitdagingen van vandaag de verdienkansen voor morgen."
Ik ben onder de indruk van de ronkende teksten, maar waar zijn de aannames daadwerkelijk op gebaseerd? Hoe realistisch zijn de doelen? Wat is de economische impact van de voorgenomen keuzes? Kunnen we deze als maatschappij dragen, zonder onszelf op achterstand te zetten, mondiaal en binnen de EU?
Terug naar de Europese afspraken. In 2050 is Nederland onderdeel van een klimaatneutraal Europa. In 2030 willen we in Europees verband een reductie bewerkstelligen van 55% minder broeikasgassen ten opzichte van het ijkjaar 1990. In dat kader is het relevant om te melden dat we, uitgaande van huidig beleid, al afstevenen op een reductie van broeikasgassen tussen de 39% en 50%. Dat is bij een fors groeiende economie over de afgelopen decennia al een prestatie van formaat. In 40 jaar daalt de broeikasgasemissie dus al gemiddeld met 1 procentpunt per jaar. De delta — dat is een wiskundige term voor het verschil — in broeikasgassen waarmee we als land te dealen hebben tot aan 2030 bevindt zich, uitgaande van de eerder afgegeven bandbreedte 39% tot 50%, tot aan het doel van 55% dus in de range van 5% tot 16%. In het meest optimistische scenario moeten we dus nog 5% extra reductie realiseren tot aan 2030. In het meest pessimistische scenario moeten we nog 16% extra reductie realiseren tot aan 2030.
Tot grote schrik echter van menig burger en ondernemer doet de regering daar uit een soort onzekerheidsprincipe thans nog een schepje bovenop. In het regeerakkoord is een grens van 60% reductie in broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990 afgesproken. Dit terwijl de Europese Unie zelf verklaart dat de Unie wereldwijd koploper is, met de eerder aangehaalde 55% procent dus, in de transitie naar klimaatneutraliteit. Onoverkomelijk dringt zich dan de ongemakkelijke vraag op waar deze extra ambitie, waarbij we dus koploper van de koploper zouden moeten worden, vandaan komt. Belangrijker nog: hoe haalbaar is het beoogde doel? Wat is voor de samenleving op te brengen?
De aanleiding voor de extra ambitie van de regering laat zich niet moeilijk raden. Net zoals in het onzalige stikstofdossier, waar wensdenken en fabels door elkaar heen gebruikt worden, is de ecolobby ook doorgedrongen tot de haarvezels van het kabinetsbeleid. Tot schrik van menig econoom is het Klimaatfonds à 35 miljard opgericht om de beoogde ambitie te financieren. Wat is evenwel het geval? De daadwerkelijke onderverdeling en beoogde effecten van de miljardenpot zijn onnavolgbaar opgedeeld en aan het reguliere begrotings- en verantwoordingsproces onttrokken. Zo is voor de mobiliteitssector, die 20% van de beoogde reductie reeds voor zijn rekening moet nemen, slechts 1,7% van het Klimaatfonds beschikbaar. Belangrijker is vooral dat de effecten van de subsidies eerder op drijfzand en wensdenken zijn gebaseerd dan op goed onderbouwde onderzoeken en daarmee gegenereerde data. De regering rechtvaardigt de uitgave van extra miljarden door voor te spiegelen dat er een additionele reductie van broeikasgasuitstoot komt van 22 megaton. De regering baseert zich hierbij op recente gegevens van een interdepartementaal beleidsonderzoek, afgekort ibo. De ibo-rapportage maakt zelf echter het volgende, relevante voorbehoud: "De beleidsmatige lastenontwikkeling van burgers en bedrijven is nog niet in kaart gebracht. Ook ontbreekt een integrale kostendoorrekening." Kortom, los van de vraag of de ibo-ramingen niet ook extern getoetst hadden moeten worden, zijn de effecten voor burger, ondernemer, bedrijfsleven en samenleving ongewis.
Let wel, meneer de voorzitter, we vragen dus via deze implementatiewet en het Klimaatfonds zo'n €2.000 netto per Nederlander voor beleid met een onduidelijk resultaat, voor zover er al een resultaat is. Het is een nadelig materieel effect per Nederlander dat in de huidige tijd van oplopende inflatie mijns inziens hoogst onwenselijk is en de koopkracht verder uitholt. Immers, geld dat via belastingen wordt geïnd, wordt onttrokken aan consumptie van gezinnen en investeringen voor het bedrijfsleven. We plaatsen onszelf hiermee mondiaal en ook binnen Europa in een nadelige economische positie. Het geld moet wel verdiend kunnen worden voordat de overheid dit kan uitgeven.
Hoewel het kabinet in de laatste memorie van antwoord stellig opschrijft dat iedere procent reductie van emissie tussen de 590 en 720 miljoen euro kost, is er in deze ramingen geen rekening gehouden met de andere uitvoeringskosten voor de overheid, laat staan dat de impact op onze economie en het bruto binnenlands product in kaart is gebracht. Het is ronduit onthutsend om te lezen dat de regering stelt dat "de kosten van nietsdoen vele malen hoger zijn dan de kosten van het nemen van maatregelen", en voorts dat "de economische gevolgen zullen afhangen van hoe de doelen met klimaatbeleid worden ingevuld." In normaal Nederlands stelt de regering dus dat over de economische impact van doorgeschoten klimaatbeleid onvoldoende kwantitatief is nagedacht. Ik wil dan ook de regering vragen de structurele effecten van de klimaatwet op ons bruto binnenlands product inzichtelijk te maken en door te rekenen.
Ten slotte nog het volgende. In het dagelijks leven stuur ik een diagnostische organisatie aan. Een wijze managementles die ik zelf heb geleerd en graag overbreng aan de regering en de minister voor Klimaat en Energie in het bijzonder, is om je niet te laten leiden door tomeloze en onhaalbare ambitie. Stel realistische en haalbare doelen. Het neerleggen van realistische en haalbare doelen geeft burgers vertrouwen in beleid. Daar ontbreekt het heden ten dage volledig aan. Zonder paternalistisch of belerend te willen overkomen, zorgt het najagen van onrealistische doelen en ambitie voor het creëren van de eigen teleurstelling. Dat doet het vertrouwen in de politiek, waarbij we zonder de extra maatregelen in de implementatie van de klimaatwet al forse offers vragen van de burgers, bedrijven en ondernemers, geen goed. Ik voel mij in dit betoog gesteund door een citaat van het Planbureau voor de Leefomgeving, dat stelt dat Nederland en de EU met de doelstellingen aan de ambitieuze zijde zitten van het reduceren van de mondiale broeikasgasuitstoot. Het PBL stelt bovendien dat de nationale emissiedoelstelling van 55% voor 2030 passend is voor de temperatuurdoelstelling.
Kortom, geachte voorzitter, dit is een oproep van mij aan de regering en de minister voor Klimaat en Energie in het bijzonder om geen miljarden extra uit te geven aan het najagen van een utopie. De prijs voor wensdenken is voor mij en de fractie simpelweg te hoog, aldus: bezint eer ge begint. Ik heb gezegd.
Ik dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baumgarten. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.
U heeft geneeskunde gestudeerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, wat tussen ons een band schept, en u bent als medisch specialist gepromoveerd in de klinische chemie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In het Atrium Medisch Centrum in Heerlen werkte u als specialist klinische chemie en in ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede was u hoofd van de afdeling klinische chemie.
In die functie en daaropvolgende functies volgde u aan de Universiteit van Tilburg, Stanford University Graduate School of Business en INSEAD opleidingen tot management in de zorg. U werkte als directeur Diagnostische Diensten bij Sanquin Bloedvoorziening, was voorzitter van de Raad van bestuur van SHL Groep, directeur-bestuurder van de Stichting Accessibility en CEO van DynaCorts Group. Sinds 2017 bent u algemeen directeur van het Reinier Haga Medisch Diagnostisch Centrum, dat landelijk opereert. Bovendien bent u actief als toezichthouder bij verschillende zorginstellingen en u bent ook lead assessor bij de Raad voor Accreditatie, die ervoor zorgt dat burgers kunnen vertrouwen op de kwaliteit en veiligheid van producten en diensten.
Vóór u lid werd van JA21 was u betrokken bij de VVD, onder meer als lid van de commissie volksgezondheid van die partij. Omdat JA21 volgens u het Juiste Antwoord is op het huidige kabinetsbeleid, heeft u zich aangesloten bij die partij. In een filmpje waarin de nieuwe fractie zich voorstelt, zegt u dat u de Eerste Kamer bent ingegaan om wetten te toetsen op logica en toepasbaarheid, om zo misstanden te voorkomen. Vandaag heeft u daarvoor de eerste stap gezet. Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.
Dan geef ik tot slot in deze termijn het woord aan de heer Van Ballekom namens de VVD.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Voorzitter. Voorallereerst wil ik namens de VVD mijn collega's mevrouw Visseren, mevrouw Aerdts en mevrouw Perin van harte feliciteren met hun maidenspeeches. Dat geldt natuurlijk ook voor de heren Panman en Baumgarten. Afgaande op de inhoud van die speeches worden het vier interessante jaren aan het Voorhout. Eigenlijk is dit ook mijn maidenspeech, want ik heb nog nooit het woord mogen voeren over klimaat. Maar er is één groot verschil: ik mag wel geïnterrumpeerd worden en na afloop zijn er geen bloemen. Het leven is hard, maar toch zou ik namens de VVD nog enkele opmerkingen willen plaatsen.
Mijn fractie heeft niet deelgenomen aan de schriftelijke voorbereiding van dit debat. Dat is niet uit desinteresse of omdat we het een onbelangrijk onderwerp vinden, integendeel. We hebben om twee redenen niet deelgenomen aan de schriftelijke voorbereiding. In de eerste plaats omdat het in onze beleving voor de hand ligt dat bepalingen die opgenomen zijn in een Europese verordening, tot stand gekomen met goedkeuring van de Nederlandse regering, moeten worden verankerd in de Nederlandse Klimaatwet. Het is feitelijk de technische uitvoering van een Europeesrechtelijke verplichting.
Voorzitter. Nu weet ik wel dat EU-verordeningen rechtstreekse werking hebben en rechtstreekse rechtskracht, dus ook wanneer we de wet niet zouden hebben gewijzigd, dient hetgeen bepaald wordt in de verordening te worden nageleefd. In die zin heeft de SGP-fractie terecht een vraag gesteld over de toegevoegde waarde van de wet, maar mijn collega Schalk zal het met mij eens zijn dat het een beetje slordig staat als er sprake is van discrepantie. Kortom, het is goed dat de wet wordt aangepast. Dat is consistent en duidelijk. Het is ook goed dat we dit doen om daarmee het goede voorbeeld te geven aan de andere 26 lidstaten. Het is moeilijk om naleving elders te bekritiseren of van commentaar te voorzien als er in dezen nationaal sprake zou zijn van enige ambiguïteit.
Voorzitter. In de tweede plaats hebben wij ons niet geroerd omdat de wet niet ingaat op de wijze waarop de doelstellingen moeten worden gehaald. In onze visie is dat nog belangrijker, want de doelstellingen worden echt niet gehaald door de Europese Commissie, noch door de Nederlandse regering en ook niet door de mensen die schreeuwen of zich zinloos ergens aan vastplakken. Nee, de doelstellingen moeten worden gerealiseerd door burgers en bedrijven. In onze ogen moet dat beleid niet bestaan uit belasten en verbieden, maar uit stimuleren en faciliteren. Zoals gisteren ook in NRC Handelsblad is vastgesteld, zijn de bedrijven in Brabant niet bij machte om aan verduurzaming te doen, omdat de grid daar niet toereikend is. Dat is iets wat onze ambities kan frustreren. Kortom, de VVD kijkt er met bijzonder veel belangstelling naar uit en zal dit ook nauwgezet volgen omdat het verantwoord uitvoerbaar dient te zijn. In onze visie moeten de doelstellingen gehaald worden zonder onnodige bureaucratische rompslomp en zonder onverantwoorde aantasting van het Nederlandse investeringsklimaat, omdat vele maatregelen naar verwachting een substantieel beslag leggen op het budget én het geld wel moet worden verdiend om al die mooie en noodzakelijke plannen te kunnen realiseren. Dus kortom, de verduurzaming van onze economie moet hand in hand gaan met economische groei. Dat kan, als er vol ingezet wordt op technologische vernieuwing en innovatieve oplossingen voor bepaalde problemen.
In dit verband, met permissie, een zijdelingse opmerking. De VVD-fractie is zeer verheugd dat met het oog op het bereiken van de doelstellingen tussen 2030 en 2050 er in sommige akkoorden die onlangs zijn gesloten op provinciaal niveau, nadrukkelijk wordt ingezet op het bouwen van SMR-centrales. Dat zijn in serie gebouwde kerncentrales met de capaciteit van 300 tot 500 megawatt met een beperkt ruimtebeslag, die relatief goedkoop en veilig zijn en de hoogste energie-intensiteit hebben. Ze produceren koolstofvrije energie en zijn moduleerbaar. Ze zijn een ideale aanvulling op niet-reguleerbare hernieuwbare energieopwekking. Bovendien kan hiermee niet alleen elektriciteit worden geproduceerd maar ook warmte en waterstof. Ze worden gebouwd in China, Canada en het Verenigd Koninkrijk. Dus laten we alles op alles zetten om die goede voorbeelden te volgen. Met de te bouwen kerncentrales in Borssele met een capaciteit van ongeveer 1.500 megawatt per stuk brengen we tevens onze waterstofambities dichterbij. Dat is niet alleen in het belang van het klimaat en de klimaatagenda, maar bevordert en verbreedt ook onze energiebasis, waardoor we tegelijkertijd minder afhankelijk worden van landen die niet direct tot onze vriendenclub behoren.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
U wilde er een importeren uit China, hoorde ik zojuist. Maar mijn kernvraag is natuurlijk: waar staat al zo'n SMR?
De heer Van Ballekom (VVD):
Die worden op het ogenblik gebouwd.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Waar? Want ik lees overal dat ongeveer 80 modellen in ontwikkeling zijn, dus "in ontwikkeling", en dat er nog niet één echt draait, laat staan commercieel te kopen is. En Nederland heeft die kennis überhaupt niet. Dus ziet u dit als een uitsteloptie, in de zin van: dan doen we lekker niks want er komt een mooie toekomst? Dat vind ik erger dan doelstellingen nastreven die je niet zou kunnen halen. Of zegt u: dit is reële politiek en dat gaan we doen?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik denk dat dit reële politiek is. Tussen 2030 en 2050 moet dat realiseerbaar zijn. Die SMR-centrales worden op het ogenblik al gebouwd in China. De techniek is zo ver gevorderd dat de verwachting is dat ze in 2030 operationeel kunnen zijn. Dus ik denk dat we alles op alles moeten zetten om dat goede voorbeeld te volgen, want ik denk dat het een goede bijdrage kan zijn voor de klimaatneutraliteit op de lange termijn.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik lees overal dat ze op z'n vroegst in 2035, misschien, gereed zijn. Dan moet er vervolgens nog een hele procedure plaatsvinden, want je kunt pas een vergunning aanvragen als je weet wat voor techniek je gaat toepassen. Dus voor 2040 zou al heroïsch zijn, en waarschijnlijk wordt het 2050, als het al kan. Stel dat het kan, vindt u dan dat we overige maatregelen moeten nemen of dat we de doelstellingen dan maar opzij moeten zetten?
De heer Van Ballekom (VVD):
We moeten alles op alles zetten om die doelstellingen te halen. Daar heb ik ook in mijn bijdrage de nadruk op gelegd. Wij zullen de maatregelen die de regering zal voorstellen om die doelstellingen te halen, zeer kritisch volgen. Dat staat niet in deze wet. Vandaar ook dat wij niet aan die schriftelijke voorbereiding hebben meegedaan; niet omdat het klimaat onbelangrijk is, maar omdat de invulling veel belangrijker is dan deze feitelijk technische omzetting.
De heer Panman i (BBB):
Meneer Van Ballekom, het is jammer dat u de schriftelijke voorbereiding hebt gemist, want volgens mij heeft de minister in de beantwoording aangegeven dat het gaat om Europese afspraken voor een Europees gemiddeld resultaat. Dus gemiddeld in 2050 CO2-neutraliteit en geen een-op-eendoorvertaling naar landen. Ik ben heel benieuwd waar u het vandaan haalt dat dit slechts een technische exercitie zou zijn en dat er geen ruimte zou zijn voor een afwijking.
De heer Van Ballekom (VVD):
Meneer Panman, als u even geduld hebt … De vragen die ik nog aan de minister wil stellen, gaan juist hierover.
De heer Panman (BBB):
Ik ben blij dat we op één lijn zitten met de VVD.
De heer Van Ballekom (VVD):
Al lezend toch nog een enkele vraag aan de minister, wellicht ook uit onwetendheid. In de schriftelijke voorbereiding antwoordt de minister dat de 55% reductieverplichting een streefdoel is voor 2030. Hierbij mag worden vastgesteld dat wij meer doen dan strikt genomen van ons wordt verwacht. Het zou mooi zijn als het gehaald wordt, maar het Planbureau voor de Leefomgeving heeft aangegeven dat de grenzen van de haalbaarheid in zicht zijn. Dat heeft de heer Baumgarten ook in zijn maidenspeech verwerkt. Dit is eveneens bevestigd door de Europese Rekenkamer. Dan moeten we alert zijn, minister, want we mogen geen ingebakken desillusies verkopen. Dat helpt het klimaat niet en evenmin de onder druk staande politieke geloofwaardigheid van het overheidsbeleid. Gaarne een reflectie hierop.
Maar nu terugkomend op de vraag wat er juridisch exact gebeurt wanneer ondanks alle inspanningen de doelstelling van 55% niet wordt gehaald in de Europese Unie of in Nederland. Zoals gezegd spreekt de minister in de beantwoording van "streefdoelen". Dit zou inhouden dat het hier gaat om een inspanningsverplichting. De doelstelling moet op Europees niveau gehaald worden. Wat gebeurt er wanneer de overige landen deze doelstellingen niet halen? Zou dat impliciet of expliciet kunnen betekenen dat de percentages in Nederland verhoogd moeten worden? De beantwoording van de schriftelijke vragen is bijzonder gecompliceerd en in mijn beleving niet eenduidig uitlegbaar, maar daar kan de minister als expert vast een antwoord op geven op zo'n manier dat ook deze leek het begrijpt.
Voorzitter. Ik kijk uit naar de gevraagde reflectie en de beantwoording van de vragen. Ik dank u voor de spreektijd.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. De heer Schalk.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ah, meneer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb nog een vraag aan de heer Van Ballekom, namelijk over de rechtstreekse werking van de Europese regelgeving. De heer Van Ballekom gebruikte de formulering dat het streefdoelen zijn: 55% is een streefdoel. Hij gaf ook aan dat we inmiddels weten dat we nog niet precies weten of het zo meteen misschien wel 50% of 60% moet zijn voor Nederland. Eén: is het dan wel verstandig om nu een percentage in de wet te zetten? Twee: vindt de heer Van Ballekom dat we, zodra we weten dat het minder zou kunnen zijn of dat het meer zou moeten zijn, hier opnieuw een wet zouden moeten hebben om dat aan te passen? Met andere woorden, is het niet te vroeg om met een percentage en een jaartal te komen?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik vind dit een technische omzetting van een verplichting die we al zijn aangegaan, maar ik heb de minister ook specifiek gevraagd wat dit juridisch exact betekent. Enerzijds wordt er gesproken van "streefdoelen". Dan is het een inspanningsverplichting. Dat is iets heel anders dan een juridisch afdwingbare verplichting. Vandaar die vraag aan de minister.
De heer Schalk (SGP):
Dat vind ik een hele goede aanvulling van de heer Van Ballekom, maar als we dat vinden en als we zo meteen zouden horen dat het inderdaad streefdoelen zijn en dergelijke, betekent dat dat we extra alert moeten zijn op wat we in de wet zetten. Dan leggen we immers iets wettelijk vast waar we enorm tegen aan kunnen lopen. Of heeft de VVD-fractie het idee dat die 55% haalbaar is?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik denk dat dat haalbaar is als we inspanningen plegen, erg innovatief bezig zijn en ook inzetten op technologische vernieuwing, maar ik ben niet de enige, collega Schalk, die de nadruk met name heeft gelegd op de haalbaarheid van onze ambities. Daar moeten we heel erg zorgvuldig mee omgaan, want als we nu al op voorhand weten dat het moeilijk of niet haalbaar is, moeten we ons twee keer achter de oren krabben. De geloofwaardigheid van de Nederlandse politiek staat immers toch al onder druk.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De beantwoording door de minister zal later vanmiddag plaatsvinden. Ik geef thans de collega's de gelegenheid om diegenen die een maidenspeech hebben gehouden te feliciteren met hun maidenspeech. Ik verzoek u zich op te stellen voor het rostrum voor de felicitaties. Voordat ik overga tot het feliciteren, verzoek ik u nog even op uw plaats te blijven, want ik wil graag kort nog iets toelichten. Traditiegetrouw worden bij een redenaarsdebuut bloemen overhandigd. Niet ieder lid voelt zich echter comfortabel bij een bos bloemen, omdat voor hen de impact ervan op het klimaat zwaar weegt. Dat respecteren we natuurlijk. Voor die collega's is er vanaf nu de mogelijkheid om een duurzame plant te krijgen. Het verheugt mij daarom zeer dat ik vandaag de eerste Eerste Kamerplant mag overhandigen aan collega Visseren-Hamakers.
Ik schors de vergadering tot 13.30 uur voor de lunchpauze.
De vergadering wordt van 12.10 uur tot 13.30 uur geschorst.