Dit verzamelwetsvoorstel bevat onder andere het inkomensbeleid voor het jaar 2025 en fiscale maatregelen met (budgettaire) gevolgen die samenhangen met de begroting voor het jaar 2025, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers. In het wetsvoorstel is sprake van budgettaire samenhang. De opbrengst van bepaalde maatregelen wordt gebruikt als dekking voor andere maatregelen. Het volledige pakket Belastingplan 2025 bestaat uit tien wetsvoorstellen met daarin een breed palet aan (fiscale) maatregelen op verschillende terreinen. Naast maatregelen met een budgettair effect en technische wijzigingen, zijn er ook aanpassingen op het terrein van arbeid en inkomen, vereenvoudiging en klimaat.

Het pakket Belastingplan 2025 is qua aantal maatregelen zo veel mogelijk beperkt tot maatregelen die met ingang van 1 januari 2025 in werking moeten treden of vanwege de uitvoerbaarheid voor die datum in het Staatsblad moeten zijn opgenomen. Andere fiscale maatregelen die met ingang van 1 januari 2026 of later in werking kunnen treden, worden zo veel mogelijk als zelfstandige wetsvoorstellen ingediend of opgenomen in het nog in te dienen wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2026.


Stand van zaken

Schriftelijke voorbereiding
Eerste Kamer
Plenair
 
Afkondiging
Staatsblad(en)

De Tweede Kamer heeft het voorstel (EK, C) op 14 november 2024 aangenomen.

Voor: D66, NSC, ChristenUnie, SGP, CDA, VVD, BBB, JA21 en PVV.

Tegen: SP, GroenLinks-PvdA, PvdD, DENK, Volt en FVD.

Inbreng voor het verslag door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) vindt plaats op 26 november 2024. De commissie bespreekt dan tevens de brief van de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst over gevolgen van het niet aannemen van wetsvoorstel Belastingplan 2025 (EK, D met bijlagen).

Op 18 november 2024 vond een openbare technische briefing plaats over de wetsvoorstellen van het Pakket Belastingplan, inclusief het voorstel Vereenvoudiging van de huurtoeslag (36.311).

De Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) heeft op 9 juli 2024 de planning van de schriftelijke voorbereiding van het Pakket Belastingplan 2024 vastgesteld:

  • Op dinsdag 26 november 2024 levert de commissie inbreng voor het verslag en zal zij verzoeken de antwoorden van de eerste schriftelijke vragenronde te ontvangen op vrijdag 29 november 2024.
  • De inbreng voor een eventueel tweede verslag is voorzien voor dinsdag 3 december 2024.
  • De plenaire behandeling van de wetsvoorstellen zijn voorzien voor maandag 9 en dinsdag 10 december 2024 en de stemmingen voor dinsdag 17 december 2024.

De Eerste Kamercommissie voor Financiën heeft op 18 november 2024 de brief van de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst besproken over toezegging aan het Tweede Kamerlid Vijlbrief over voornemens kabinet ten aanzien van de btw-voorstellen (EK, B met bijlage) en besloten de brief te betrekken bij de behandeling van het Pakket Belastingplan 2025.

De commissie heeft op 22 oktober 2024 een mondeling overleg gevoerd met de staatssecretaris van Financiën - Fiscalilteit en Belastindienst in reactie op de motie-Van Meenen over een separaat wetsvoorstel verhoging btw-tarief (EK 36.600, E) en de kabinetsreactie op deze motie (EK 36.602 / 36.600, A met bijlage).

De Eerste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) heeft op 15 oktober 2024 besloten, in navolging van de Tweede Kamer, de behandeling van het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de huurtoeslag (36.311) over te laten aan de vaste commissie voor Financiën en te betrekken bij de behandeling van het Pakket Belastingplan 2025.


Kerngegevens

ingediend

17 september 2024

titel

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat:
  • a. 
    artikel I, onderdelen E en H, en artikel XLV voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot aanvragen die zien op milieubedrijfsmiddelen of milieu-investeringen die per 1 januari 2025 als zodanig zijn aangewezen op grond van artikelen 3.31, tweede lid, en 3.42a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
  • b. 
    artikel I, onderdelen P, onder 1, I en K, terugwerkt tot en met 1 januari 2023 terugwerkt tot en met 1 januari 2023 waarbij het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 4.13, zesde en zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor het kalenderjaar 2023 wordt genummerd als artikel 4.13, vierde en vijfde lid;
  • c. 
    artikel I, onderdelen J, L en R, onder 1, terugwerkt tot en met 1 januari 2023;
  • d. 
    artikel I, onderdeel Q, en artikel VIII, onderdeel C, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2025 zijn toegepast;
  • e. 
    artikel XV, onderdelen D, E, onder 1,3, en 4, H, J, K, onder 1, L, N, M en O, voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025;
  • f. 
    artikel XVI, onderdeel B, en artikel XXIX, onderdeel B terugwerken tot en met 1 januari 2024;
  • g. 
    artikel XXVII, onderdeel B, toepassing vindt voordat artikel XXVIIIB van de Wet uitwerking Autobrief II wordt toegepast;
  • h. 
    artikel XLII toepassing vindt voordat artikel I, onderdelen G, H, I en J, van de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw wordt toegepast;
  • i. 
    artikel XLI, onderdeel A, toepassing vindt voordat artikel XXVI, onderdeel A, onder 1 en 1a, van de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt toegepast;
  • j. 
    artikel LII toepassing vindt voordat artikel Vb van de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 wordt toegepast;
  • k. 
    artikel LV, onderdeel A, toepassing vindt voordat artikel XXIX, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, van het Belastingplan 2023 wordt toegepast;
  • l. 
    Artikel LVI, onderdeel C, toepassing vindt voordat artikel XXXV, onderdeel b, van het Belastingplan 2024 wordt toegepast;
  • m. 
    artikel LVI, onderdeel B, toepassing vindt voordat artikel XXIVA, onderdeel A, van het Belastingplan 2024 wordt toegepast;
  • n. 
    artikel XVA toepassing vindt voordat artikel I van de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling wordt toegepast.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen P, onder 2 tot en met 4, Q, S en T in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;
  • 3. 
    In afwijking van het eerste lid treedt artikel XXV, onderdeel A, in werking op het tijdstip waarop artikel 2, eerste lid, van de Wet vrachtwagenheffing in werking treedt.

Documenten

4