1.Vaststellen agenda
2.Commissieagenda onderdeel VRO
3.36600 XXII
Begrotingsstaat Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 2025
Beslispunt
Hoe wenst de commissie het begrotingswetsvoorstel te behandelen?
Toelichting
De commissie heeft de keuze uit de volgende behandelopties:
-
1)een datum bepalen voor het leveren van inbreng voor het verslag;
-
2)volstaan met een blanco verslag -> geen schriftelijke voorbereiding in commissieverband, en het wetsvoorstel ter besluitvorming aan de plenaire vergadering voorleggen als hamerstuk of door middel van stemming;
-
3)volstaan met een verslag onder voorbehoud van plenaire behandeling -> geen schriftelijke behandeling in de commissie, wel een plenair debat.
NB: Mocht de commissie besluiten tot optie 2 (blanco verslag en stemming/afdoen als hamerstuk), dan wordt in principe het goede gebruik gevolgd dat aan het einde van de laatste plenaire vergadering voor het kerstreces eventuele hamerstukken en stemmingen over wetsvoorstellen, waartoe diezelfde dag is besloten door de commissies, worden afgehandeld, tenzij de commissie aangeeft het begrotingsvoorstel pas in een volgende plenaire vergadering te willen afhandelen.
Achtergrond
-
-Op 12 december jl. heeft de Tweede Kamer gestemd over alle begrotingswetsvoorstellen Hierdoor is de behandeling in deze Kamer een week doorgeschoven. In CvF is het onderstaande procedurele kader aan de orde geweest.
-
-In artikel 2.25 Comptabiliteitswet 2016 is is een regel opgenomen voor het geval een begroting niet voor de start van het kalenderjaar is goedgekeurd.
-
-Lopend beleid dat ten grondslag ligt aan de begroting kan met terughoudendheid in uitvoering worden genomen. Voor nieuw beleid geldt in principe "niet, tenzij". Voor dit "tenzij" is vereist dat uitstel naar de mening van de betreffende minister niet in het belang is van de Staat en dat hij de Kamers daarover moet hebben geïnformeerd.
-
-In de Europese Verordening met begrotingsregels (1) staat dat de begroting jaarlijks uiterlijk voor de jaarwisseling wordt vastgesteld. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de overheid in staat blijft haar essentiële plichten te vervullen. Voor het geval behandeling voor de jaarwisseling niet lukt ("omwille van objectieve redenen buiten de macht van de overheid"), dienen lidstaten te beschikken over uitgestelde begrotingsprocedures.
-
-Met de hiervoor genoemde bepalingen uit de Comptabiliteitswet is in zo'n uitgestelde begrotingsprocedure voorzien.
-
-In 2024 zijn, vanwege de TK-verkiezingen, slechts enkele begrotingen (5 van de 23) voor de jaarwisseling in de EK afgehandeld. De rest is behandeld in het lopende begrotingsjaar.
-
-In de Tweede Kamer wordt altijd over alle begrotingen gezamenlijk gestemd. De reden daarvoor is gelegen in het recht van amendement. Een wijziging van de ene begroting kan dan desgewenst worden gedekt met middelen op een andere begroting. Als al over een begrotingsvoorstel zou zijn gestemd door de Tweede Kamer, is die optie niet meer beschikbaar.
-
(1)Verordening EU nr. 473/2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone. Zie artikel 4, lid 3 en overweging 15.
Procedure
4.Stand van de Uitvoering Ministerie van VRO
Beslispunt
Welke fracties wensen heden inbreng voor schriftelijk overleg met de minister van VRO te leveren?
Toelichting
Bij de vergadering van 5 november 2024 was de notitie 'uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en doenvermogen' ter kennisneming bijgevoegd. Deze notitie is opgesteld door een werkgroep van de Kamer. De notitie bevat vijf voorstellen voor acties in de Kamercommissies. Voorstel 4 luidt:
De jaarlijkse standen van de uitvoering van de uitvoeringsorganisaties (die ten grondslag liggen aan het generieke rapport Staat van de Uitvoering) ter bespreking agenderen in de verantwoordelijke commissie(s).
De voor de commissie I&W/VRO relevante standen van de uitvoering op het gebied van VRO zijn:
-
-Dienst Huurcommissie;
-
-Kadaster;
-
-Rijksvastgoedbedrijf;
-
-Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (ZBO).
De commissie besloot op 19 november jl. om n.a.v. de Stand van Uitvoering van VRO heden gelegenheid te bieden voor het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg met de minister van VRO.
NB. Bij uitgaande brief van 10 december jl. zijn door de leden van de fracties van de BBB en de SP eveneens vragen gesteld over de standen van uitvoering op het gebied van I&W.
Inbreng voor schriftelijk overleg
5.32127, AT
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over de laatste Voortgangsrapportage Crisis- en herstelwet (Chw); Crisis- en herstelwet
Beslispunt
Geeft de brief van 4 december 2024 aanleiding tot het leveren van inbreng voor nader schriftelijk overleg met de minister van VRO? Zo ja, op welke termijn?
Toelichting
Bij brief van 10 september 2024 heeft de minister van VRO de laatste Voortgangsrapportage Crisis- en herstelwet (Chw) aan de Kamer aangeboden. Hierin worden de praktijkervaringen met de Chw beschreven. Deze wet is per 1 januari van dit jaar in de Omgevingswet opgegaan. De toezending van de voortgangsrapportages vloeide voort uit de doorlopende toezegging Blijven zenden jaarlijkse voortgangsrapportages (33.135) (T01718). Deze toezegging is reeds als voldaan aangemerkt. De commissie IWO besloot op 24 september jl. om in schriftelijk overleg te treden met de minister. Bij uitgaande brief van 22 oktober 2024 zijn de minister vragen gesteld, gebaseerd op inbreng van de leden van de fractie van de BBB en de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en de PvdD gezamenlijk. De antwoordbrief van de minister van VRO van 4 december jl. is heden ter bespreking bijgevoegd.
Bespreking verslag van een schriftelijk overleg
6.34453, AX
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over stand van zaken Wet kwaliteitsborging voor het bouwen; Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Beslispunten
-
-Wenst de commissie naar aanleiding van de brief van 10 december 2024 in (nader) schriftelijk overleg te treden met de minister van VRO? Zo ja, op welke termijn?
-
-Hoe wenst de commissie te oordelen over de toezeggingen T03712 en T03729?
Toelichting
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is per 1 januari 2024 in werking getreden, tegelijk met de Omgevingswet. Dit is bepaald bij Koninklijk Besluit van 5 april 2023. Na het slaan van de het KB is de discussie echter niet verstomd. De inmiddels nieuwgekozen Eerste Kamer heeft bij diverse gelegenheden de wenselijkheid van de Wkb aan de orde gesteld. De commissie heeft op verzoek van het lid Van Langen-Visbeek (BBB) op 15 oktober 2024 besloten tot het stellen van vragen aan de minister van VRO over de invoering en werking van de Wkb. Bij uitgaande brief van 30 oktober jl. zijn vragen aan de minister gesteld, gebaseerd op inbreng van de leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA en het CDA. De antwoordbrief van de minister van VRO van 10 december jl. is heden ter bespreking bijgevoegd. Overigens bestaat het grootste gedeelte van de brief uit informatie over de mogelijke invoering van verbouwactiviteiten onder kwaliteitsborging. Pas aan het slot van de brief wordt op de vragen vanuit de commissie ingegaan.
De brief van de minister raakt aan twee toezeggingen aan de Kamer, te weten:
T03712 - Toezegging Monitoring en tussenevaluatie Wkb
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rietkerk (CDA), toe dat de kostenontwikkeling, het effect op de consumenten, dus de koper van een huis, het effect op mkb-bedrijven en in het bijzonder het effect op de kleinere bedrijven zal worden meegenomen bij de monitoring en tussenevaluatie. De minister zegt ook toe dat er een jaarlijkse monitoring zal plaatsvinden. De minister zal de Kamer over die monitoring berichten. Ook wordt toegezegd dat een jaar na ingang van de Wkb de eerste tussenevaluatie aan de Kamer wordt toegekomen. (Huidige status: openstaand)
T03729 - Toezegging Wkb verbouwactiviteiten niet voor 1 januari 2025
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Kemperman (BBB) en Rietkerk (CDA), toe dat de verbouwactiviteiten van de Wkb niet eerder dan 1 januari 2025 in werking zullen treden en dat een onafhankelijke partij de invoering en werking van de Wkb zal monitoren. Uit deze monitor zal moeten blijken of er voldoende kwaliteitsborgers zijn voor de verbouw. (Huidige status: openstaand)
Ten aanzien van T03712 schrijft de minister: "In de zomer van 2025 zal ik de eerste resultaten daarvan aan uw Kamer toesturen. Jaarlijks zult u een update van de monitoring ontvangen met een eindevaluatie zoals toegezegd na 3 jaar, in 2027. Met de monitoring zal ik samen met alle betrokkenen nauwlettende de vinger aan de pols houden zodat we zo nodig aanvullende maatregelen kunnen nemen." Omdat de Kamer de eerste resultaten nog moet ontvangen, kan de toezegging als openstaand worden beschouwd.
Ten aanzien van T03729 schrijft de minister: "In antwoord op uw vraag ben ik – met u – echter al tot de conclusie gekomen dat de Wkb in zijn huidige vorm onvoldoende aansluit bij verbouwprojecten. Ik zal verbouw dan ook niet onder gevolgklasse 1 laten vallen totdat duidelijk is dat sprake is van een passende systematiek die leidt tot een betere kwaliteit tegen aanvaardbare kosten. De mogelijkheid om via een koninklijk besluit te bepalen dat de uitzondering van verbouw voor gevolgklasse 1 komt te vervallen, zal ik bij eerste gelegenheid schrappen, zodat een eventueel aangepast voorstel op basis van de hiervoor beschreven acties opnieuw aan de beide Kamers zal worden voorgelegd voordat het eventueel kan worden ingevoerd." De Kamer kan dus minimaal 1 wetsvoorstel tegemoet zien. In afwachting daarvan kan de toezegging als openstaand worden beschouwd.
Bespreking verslag van een schriftelijk overleg
7.36410 VII, J
Brief van de minister van VRO over Nationale prestatieafspraken woningcorporaties 2024; Begrotingsstaten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
Beslispunten
-
-Wenst de commissie naar aanleiding van de brief van 11 december 2024 in overleg te treden met de minister van VRO? Zo ja, op welke termijn?
-
-Hoe wenst de commissie te oordelen over de uitvoeringsstatus van de Motie-Kemperman (BBB) c.s. over het verduurzamen van woningen?
Toelichting
Bij brief van 11 december jl. licht de minister van VRO de Kamer voor over de nieuwe Nationale Prestatieafspraken 2024 die de regering in samenwerking met Aedes en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft vastgesteld om de woningcrisis aan te pakken. In de brief wordt de motie-Kemperman (BBB) c.s. over het verduurzamen van woningen in voetnoot 1 genoemd. De motie werd ingediend in het themadebat over Wonen en Bouwen in Nederland op 23 april 2024. De minister geeft in dit kader het volgende aan:
"Met de motie Kemperman (BBB) c.s. (Kamerstuk 36410, nr. 7) heeft uw Kamer de regering verzocht om de sector volkshuisvesting meer tijd en ruimte te gunnen voor de verduurzaming van de bestaande voorraad, zodat er meer ingezet kan worden op het bouwen van nieuwe duurzame woningen. In de Nationale prestatieafspraken heb ik uitvoering gegeven aan deze motie door prioriteit te geven aan de nieuwbouwopgave en de verduurzamingsopgave anders in te richten zodat corporaties meer ruimte hebben om maatregelen te nemen die passen bij hun mogelijkheden en opgave ."
Bespreking
8.Commissieagenda onderdeel I&W
9.36600 XII
Begrotingsstaten Infrastructuur en Waterstaat 2025
Beslispunt
Hoe wenst de commissie het begrotingswetsvoorstel te behandelen?
Toelichting
De commissie heeft de keuze uit de volgende behandelopties:
-
1)een datum bepalen voor het leveren van inbreng voor het verslag;
-
2)volstaan met een blanco verslag -> geen schriftelijke voorbereiding in commissieverband, en het wetsvoorstel ter besluitvorming aan de plenaire vergadering voorleggen als hamerstuk of door middel van stemming;
-
3)volstaan met een verslag onder voorbehoud van plenaire behandeling -> geen schriftelijke behandeling in de commissie, wel een plenair debat.
NB: Mocht de commissie besluiten tot optie 2 (blanco verslag en stemming/afdoen als hamerstuk), dan wordt in principe het goede gebruik gevolgd dat aan het einde van de laatste plenaire vergadering voor het kerstreces eventuele hamerstukken en stemmingen over wetsvoorstellen, waartoe diezelfde dag is besloten door de commissies, worden afgehandeld, tenzij de commissie aangeeft het begrotingsvoorstel pas in een volgende plenaire vergadering te willen afhandelen.
Achtergrond
-
-Op 12 december jl. heeft de Tweede Kamer gestemd over alle begrotingswetsvoorstellen Hierdoor is de behandeling in deze Kamer een week doorgeschoven. In CvF is het onderstaande procedurele kader aan de orde geweest.
-
-In artikel 2.25 Comptabiliteitswet 2016 is is een regel opgenomen voor het geval een begroting niet voor de start van het kalenderjaar is goedgekeurd.
-
-Lopend beleid dat ten grondslag ligt aan de begroting kan met terughoudendheid in uitvoering worden genomen. Voor nieuw beleid geldt in principe "niet, tenzij". Voor dit "tenzij" is vereist dat uitstel naar de mening van de betreffende minister niet in het belang is van de Staat en dat hij de Kamers daarover moet hebben geïnformeerd.
-
-In de Europese Verordening met begrotingsregels (1) staat dat de begroting jaarlijks uiterlijk voor de jaarwisseling wordt vastgesteld. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de overheid in staat blijft haar essentiële plichten te vervullen. Voor het geval behandeling voor de jaarwisseling niet lukt ("omwille van objectieve redenen buiten de macht van de overheid"), dienen lidstaten te beschikken over uitgestelde begrotingsprocedures.
-
-Met de hiervoor genoemde bepalingen uit de Comptabiliteitswet is in zo'n uitgestelde begrotingsprocedure voorzien.
-
-In 2024 zijn, vanwege de TK-verkiezingen, slechts enkele begrotingen (5 van de 23) voor de jaarwisseling in de EK afgehandeld. De rest is behandeld in het lopende begrotingsjaar.
-
-In de Tweede Kamer wordt altijd over alle begrotingen gezamenlijk gestemd. De reden daarvoor is gelegen in het recht van amendement. Een wijziging van de ene begroting kan dan desgewenst worden gedekt met middelen op een andere begroting. Als al over een begrotingsvoorstel zou zijn gestemd door de Tweede Kamer, is die optie niet meer beschikbaar.
-
(1)Verordening EU nr. 473/2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone. Zie artikel 4, lid 3 en overweging 15.
Procedure
10.36600 A
Begrotingsstaat Mobiliteitsfonds 2025
Beslispunt
Hoe wenst de commissie het begrotingswetsvoorstel te behandelen?
Toelichting
De commissie heeft de keuze uit de volgende behandelopties:
-
1)een datum bepalen voor het leveren van inbreng voor het verslag;
-
2)volstaan met een blanco verslag -> geen schriftelijke voorbereiding in commissieverband, en het wetsvoorstel ter besluitvorming aan de plenaire vergadering voorleggen als hamerstuk of door middel van stemming;
-
3)volstaan met een verslag onder voorbehoud van plenaire behandeling -> geen schriftelijke behandeling in de commissie, wel een plenair debat.
NB: Mocht de commissie besluiten tot optie 2 (blanco verslag en stemming/afdoen als hamerstuk), dan wordt in principe het goede gebruik gevolgd dat aan het einde van de laatste plenaire vergadering voor het kerstreces eventuele hamerstukken en stemmingen over wetsvoorstellen, waartoe diezelfde dag is besloten door de commissies, worden afgehandeld, tenzij de commissie aangeeft het begrotingsvoorstel pas in een volgende plenaire vergadering te willen afhandelen.
Achtergrond
-
-Op 12 december jl. heeft de Tweede Kamer gestemd over alle begrotingswetsvoorstellen Hierdoor is de behandeling in deze Kamer een week doorgeschoven. In CvF is het onderstaande procedurele kader aan de orde geweest.
-
-In artikel 2.25 Comptabiliteitswet 2016 is is een regel opgenomen voor het geval een begroting niet voor de start van het kalenderjaar is goedgekeurd.
-
-Lopend beleid dat ten grondslag ligt aan de begroting kan met terughoudendheid in uitvoering worden genomen. Voor nieuw beleid geldt in principe "niet, tenzij". Voor dit "tenzij" is vereist dat uitstel naar de mening van de betreffende minister niet in het belang is van de Staat en dat hij de Kamers daarover moet hebben geïnformeerd.
-
-In de Europese Verordening met begrotingsregels (1) staat dat de begroting jaarlijks uiterlijk voor de jaarwisseling wordt vastgesteld. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de overheid in staat blijft haar essentiële plichten te vervullen. Voor het geval behandeling voor de jaarwisseling niet lukt ("omwille van objectieve redenen buiten de macht van de overheid"), dienen lidstaten te beschikken over uitgestelde begrotingsprocedures.
-
-Met de hiervoor genoemde bepalingen uit de Comptabiliteitswet is in zo'n uitgestelde begrotingsprocedure voorzien.
-
-In 2024 zijn, vanwege de TK-verkiezingen, slechts enkele begrotingen (5 van de 23) voor de jaarwisseling in de EK afgehandeld. De rest is behandeld in het lopende begrotingsjaar.
-
-In de Tweede Kamer wordt altijd over alle begrotingen gezamenlijk gestemd. De reden daarvoor is gelegen in het recht van amendement. Een wijziging van de ene begroting kan dan desgewenst worden gedekt met middelen op een andere begroting. Als al over een begrotingsvoorstel zou zijn gestemd door de Tweede Kamer, is die optie niet meer beschikbaar.
-
(1)Verordening EU nr. 473/2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone. Zie artikel 4, lid 3 en overweging 15.
Procedure
11.36600 J
Begrotingsstaat Deltafonds 2025
Beslispunt
Hoe wenst de commissie het begrotingswetsvoorstel te behandelen?
Toelichting
De commissie heeft de keuze uit de volgende behandelopties:
-
1)een datum bepalen voor het leveren van inbreng voor het verslag;
-
2)volstaan met een blanco verslag -> geen schriftelijke voorbereiding in commissieverband, en het wetsvoorstel ter besluitvorming aan de plenaire vergadering voorleggen als hamerstuk of door middel van stemming;
-
3)volstaan met een verslag onder voorbehoud van plenaire behandeling -> geen schriftelijke behandeling in de commissie, wel een plenair debat.
NB: Mocht de commissie besluiten tot optie 2 (blanco verslag en stemming/afdoen als hamerstuk), dan wordt in principe het goede gebruik gevolgd dat aan het einde van de laatste plenaire vergadering voor het kerstreces eventuele hamerstukken en stemmingen over wetsvoorstellen, waartoe diezelfde dag is besloten door de commissies, worden afgehandeld, tenzij de commissie aangeeft het begrotingsvoorstel pas in een volgende plenaire vergadering te willen afhandelen.
Achtergrond
-
-Op 12 december jl. heeft de Tweede Kamer gestemd over alle begrotingswetsvoorstellen Hierdoor is de behandeling in deze Kamer een week doorgeschoven. In CvF is het onderstaande procedurele kader aan de orde geweest.
-
-In artikel 2.25 Comptabiliteitswet 2016 is is een regel opgenomen voor het geval een begroting niet voor de start van het kalenderjaar is goedgekeurd.
-
-Lopend beleid dat ten grondslag ligt aan de begroting kan met terughoudendheid in uitvoering worden genomen. Voor nieuw beleid geldt in principe "niet, tenzij". Voor dit "tenzij" is vereist dat uitstel naar de mening van de betreffende minister niet in het belang is van de Staat en dat hij de Kamers daarover moet hebben geïnformeerd.
-
-In de Europese Verordening met begrotingsregels (1) staat dat de begroting jaarlijks uiterlijk voor de jaarwisseling wordt vastgesteld. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de overheid in staat blijft haar essentiële plichten te vervullen. Voor het geval behandeling voor de jaarwisseling niet lukt ("omwille van objectieve redenen buiten de macht van de overheid"), dienen lidstaten te beschikken over uitgestelde begrotingsprocedures.
-
-Met de hiervoor genoemde bepalingen uit de Comptabiliteitswet is in zo'n uitgestelde begrotingsprocedure voorzien.
-
-In 2024 zijn, vanwege de TK-verkiezingen, slechts enkele begrotingen (5 van de 23) voor de jaarwisseling in de EK afgehandeld. De rest is behandeld in het lopende begrotingsjaar.
-
-In de Tweede Kamer wordt altijd over alle begrotingen gezamenlijk gestemd. De reden daarvoor is gelegen in het recht van amendement. Een wijziging van de ene begroting kan dan desgewenst worden gedekt met middelen op een andere begroting. Als al over een begrotingsvoorstel zou zijn gestemd door de Tweede Kamer, is die optie niet meer beschikbaar.
-
(1)Verordening EU nr. 473/2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone. Zie artikel 4, lid 3 en overweging 15.
Procedure
12.36412
Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing
Beslispunt
Wenst de commissie:
-
-een datum te bepalen voor het leveren van inbreng voor een derde verslag?
-
-het wetsvoorstel af te doen als hamerstuk of na stemming?
-
-aan de Kamervoorzitter een datumvoorstel voor een plenair debat te doen?
Toelichting
De commissie heeft op 23 september 2024 met betrekking tot dit wetsvoorstel verslag uitgebracht. De nota naar aanleiding van het verslag met de reactie van de minister van I&W op de vragen van de leden van de fracties van de BBB, de fracties van GroenLinks-PvdA en OPNL gezamenlijk, D66, het CDA en de ChristenUnie is op 17 oktober 2024 ontvangen. De commissie heeft op 12 november 2024 een tweede verslag uitgebracht, waarbij vragen zijn gesteld door de leden van de fractie van de BBB en de fracties van GroenLinks-PvdA en OPNL gezamenlijk. De nota naar aanleiding van het tweede verslag is op 11 december jl. door de Kamer ontvangen.
Nadere procedure
13.31936, BH
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van I&W over de 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau' (NRD); Luchtvaartbeleid
Beslispunt
Geeft de brief van 25 november 2024 - al dan niet in samenhang met de brieven bij de agendapunten 14 en 15 - aanleiding tot het leveren van inbreng voor nader schriftelijk overleg met de minister van I&W? Zo ja, op welke termijn?
Toelichting
Bij brief van 27 juni 2024 heeft de minister van I&W de Kamer de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) aangeboden, die is opgesteld in het kader van de voorgenomen wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB). Achtergrond van de wijziging is de civiele procedure die de stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder (RBV) tegen de Staat heeft aangespannen. De wijziging van het LVB moet uiterlijk eind maart 2025 in werking treden. Een van de stappen die in het kader van de wijzging van het LVB moeten worden genomen is het opstellen van een milieueffectrapport (MER). Als startdocument voor het mer-proces is bedoelde notitie opgesteld. Ook wordt beschreven voor welke voorgenomen maatregel de milieueffecten worden onderzocht en in het MER in kaart worden gebracht. De Commissie voor de milieueffectrapportage werd gevraagd te adviseren over de reikwijdte en het detailniveau van het MER.
De commissie besloot op 9 juli 2024 om in schriftelijk overleg te treden en bij brief van 16 september 2024 zijn vragen aan de minister gesteld, gebaseerd op inbreng van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD en de SP gezamenlijk. De antwoordbrief van 25 november 2024 stond op 3 december jl. ter bespreking geagendeerd. De commissie besloot op 3 december jl. om het agendapunt aan te houden en heden opnieuw ter bespreking te agenderen, nadat het kennismakingsgesprek met de bewindslieden van I&W (ook op 3 december) had plaatsgevonden. De commissie wenste namelijk van de minister te vernemen wanneer de voorhang van het nieuwe ontwerp-LVB zou plaatsvinden (zie onder 'Voorgeschiedenis').
Terwijl de commissie nog in afwachting was van voormelde antwoordbrief, werd de Kamer bij brief van de minister van I&W van 12 november 2024 (31936, BG) een reactienota met het advies van het bevoegd gezag aangeboden. Deze is heden geagendeerd onder agendapunt 12.
Vanwege het uitblijven van antwoorden besloot de commissie eerder de brief van de minister van I&W (33936, BC) ter aanbieding het advies van de Commissie mer voorlopig aan te houden. Deze brief is heden geagendeerd onder agendapunt 13.
Voorgeschiedenis
Bij brief van 16 februari 2021 (31936, Y) heeft de toenmalige minister van I&W de Kamer het ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB) en het daarbij behorende MER in verband met de invoering van het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel (NNHS) aangeboden. De minister van I&W is bij brief van 4 maart 2021 verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten totdat de behandeling van het ontwerpbesluit in de Kamer was afgerond. Sinds maart 2021 is er weinig gebeurd rondom het ontwerpbesluit. Het ontwerp-LVB uit 2021 zal worden ingetrokken op het moment dat het nieuwe ontwerp-LVB en de bijbehorende MER in voorhang aan de Kamer worden aangeboden. De voorhangprocedure was voorzien voor november/december 2024. Tijdens het kennismakingsgesprek met de minister van I&W op 3 december jl. deelde deze echter mee dat dit nu op z'n vroegst rond de zomer van 2025 wordt.
Bespreking verslag van een schriftelijk overleg
14.31936, BG
Brief van de minister van I&W over reactienota reikwijdte en detailniveau milieueffectrapport (MER) ter voorbereiding op wijziging Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB); Luchtvaartbeleid
Beslispunt
Geeft de brief van 12 november 2024 - al dan niet in samenhang met de brieven bij de agendapunten 13 en 15 - aanleiding tot het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg met de minister van I&W? Zo ja, op welke termijn?
Toelichting
Bij brief van 12 november 2024 informeert de minister van I&W de Kamer over de reactienota over de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen milieueffectrapport (MER) ter voorbereiding op de wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB). De reactienota is als bijlage bij deze brief opgenomen. Zie voor een verdere toelichting de toelichting bij agendapunt 13. De commissie besloot op 3 december jl. om het agendapunt aan te houden en heden opnieuw ter bespreking te agenderen, nadat het kennismakingsgesprek met de bewindslieden van I&W (ook op 3 december) had plaatsgevonden.
Bespreking
15.31936, BC
Brief van de minister van I&W ter aanbieding advies Commissie mer ter voorbereiding op ontwerpbesluit tot wijziging Luchthavenverkeerbesluit Schiphol; Luchtvaartbeleid
Beslispunt
Geeft de brief van 10 september 2024 - al dan niet in samenhang met de brieven bij de agendapunten 13 en 14 - aanleiding tot het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg met de minister van I&W? Zo ja, op welke termijn?
Toelichting
Bij brief van 10 september 2024 heeft de minister van I&W de Kamer het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage over de Notitie Reikwijdte en Detailniveau van het milieueffectrapport ter beoorbereiding op het ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol aangeboden. Zie voor een verdere toelichting de toelichting bij agendapunt 13. De commissie besloot op 3 december jl. om het agendapunt aan te houden en heden opnieuw ter bespreking te agenderen, nadat het kennismakingsgesprek met de bewindslieden van I&W (ook op 3 december) had plaatsgevonden.
Bespreking
16.27625/30015, K
Brief van de minister van I&W over de visie van het kabinet op water en bodem; Waterbeleid
Beslispunt
Wenst de commissie naar aanleiding van de brief van 2 december 2024 met de minister van I&W in overleg te treden?
Toelichting
Bij brief van 2 december 2024 heeft de minister van I&W de Kamer een afschrift gezonden van de brief over Water en Bodem die op 22 oktober 2024 aan de Tweede Kamer is verzonden. Met deze brief doet de minister de door de minister van VRO tijdens het kennismakingsgesprek met de Kamer van 26 november jl. gedane toezegging gestand.
De brief kan desgewenst betrokken worden bij het vervolg van de deskundigenbijeenkomsten water. De commissie besloot in haar vergadering van 3 december jl. naar aanleiding van de gehouden deskundigenbijeenkomsten over water en de brieven van de minister van I&W verband houdend met water (27625, H / 27625, I / 27625, J / 32698, C) de verslagen van de bijeenkomsten en de brieven opnieuw te agenderen voor inbreng voor schriftelijk overleg nadat de Tweede Kamer de behandeling van het onderwerp ‘Water en Bodem’ heeft afgerond. Daarover kan het volgende worden gemeld:
-
-het volgende commissiedebat water is voorzien voor 19 februari 2025;
-
-na het commissiedebat zal waarschijnlijk een tweeminutendebat volgen voor het indienen van moties;
-
-over de moties wordt dan in een latere vergadering gestemd;
-
-de vier genoemde brieven verband houdend met water zijn alle reeds betrokken bij commissiedebatten en wetgevingsoverleggen in de Tweede Kamer;
-
-dat geldt ook voor de thans geagendeerde brief.
Bespreking
17.34287/29383/34986, AF
Brief van de staatssecretaris van I&W over stand van zaken toezeggingen milieueffectrapportage; Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
Beslispunten
-
-Wenst de commissie naar aanleiding van de brief van 3 december 2024 met de minister in overleg te treden? Zo ja, op welke termijn?
-
-Hoe wenst de commissie te oordelen over toezeggingen T03578, T03579, T03580 en T02859?
Toelichting
Bij brief van 3 december 2024 informeert de staatssecretaris van I&W de Kamer over een aantal toezeggingen verband houdend met het onderwerp milieueffectrapportage. Het betreft de toezeggingen T03578, T03579, T03580 en T02859.
T03578 - Verbetering kwaliteit MER
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Fiers (PvdA), toe dat de verbetering van de kwaliteit van de milieueffectrapporten een onderdeel wordt van het verbeterplan voor het VTH-stelsel en dat de Kamer de tweejaarlijkse evaluaties zal ontvangen. In het geval uit deze tweejaarlijkse evaluaties blijkt dat er nog aanvullende zaken nodig zijn om de kwaliteit van de milieueffectrapporten te verbeteren, dan zal de staatssecretaris de Kamer hierover informeren tegen de tijd dat die rapportage bekend is . (huidige status: openstaand)
T03579 - Toezegging Inrichting rapportage VTH, kwaliteit MER
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat bij de tweejaarlijkse rapportage van VTH, waar ook de (kwaliteit van de) MER onderdeel van uitmaakt, verschil wor dt aangebracht tussen de verschillende bestuurslagen, zodat duidelijk wordt bij welke milieueffectrapporten van de bevoegde gezagen ruimte voor verbetering is. (huidige status: openstaand)
T03580 – Toezegging Toezending VTH-rapportages aan Kamer
De staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat de rapportages betreffende de kwaliteit van de MER’s aan de Kamer worden gestuurd . (huidige status: openstaand)
Reactie staatssecretaris van I&W op voormelde toezeggingen:
“Deze toezeggingen zijn gerelateerd aan vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Als onderdeel van de kwaliteitsborging binnen het VTH-stelsel vindt iedere twee jaar een onderzoek plaats naar de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Zoals toegezegd, is in 2023 de verbetering kwaliteit MER meegenomen in het tweejaarlijks VTH-onderzoek ‘Omgevingsdiensten in beeld’, dit rapport is reeds aangeboden aan de Kamer. Dit tweejaarlijkse onderzoek gaat over in de zogenoemde ‘Staat van VTH’. De eerste editie van de ‘Staat van VTH’ is nu in ontwikkeling, bezien wordt hoe de vragen met betrekking tot milieueffectrapportage hierin kunnen worden meegenomen.
Toezegging TO3579 kan worden gezien als verdieping op toezegging TO3578. Toegezegd is dat in het VTH-onderzoek ook verschil wordt aangebracht tussen de verschillende bestuurslagen, zodat duidelijk wordt bij welke milieueffectrapporten van de bevoegde gezagen ruimte voor verbetering is. Deze vraag wordt ook meegenomen in de hierboven genoemde ontwikkeling van de ‘Staat van VTH.”
Ambtelijk voorstel: met de door de staatssecretaris gegeven informatie kunnen toezeggingen T03578, T03579 en T03580 mogelijk als “deels voldaan” worden aangemerkt.
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat in de loop van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en daarna gemonitord zal worden op de ontwikkeling van het aantal, de kwaliteit en de onafhankelijke toetsing van milieueffectrapportages (m.e.r.). Deze monitoring heeft ook betrekking op m.e.r.-beoordelingen . (huidige status: openstaand)
Reactie staatssecretaris van I&W:
“(…) Helaas is recent uit contacten met dat ministerie gebleken dat het niet mogelijk is om de cijfers omtrent milieueffectrapportage voor 2024 op te leveren. Er wordt in gezamenlijk overleg bezien wanneer deze monitoring alsnog kan starten.
(…) Cijfers over de opvolging van de adviezen voor 2023 zullen verschijnen in het milieueffectrapportage jaarverslag van 2024, dat zal worden gepubliceerd in 2025. De informatie zoals toegezegd in TO2859 zal, zodra deze beschikbaar komt, in komende edities van het jaarverslag milieueffectrapportage worden meegenomen. Hiermee beschouw ik toezegging TO2859 als afgehandeld.”
Ambtelijk voorstel: met de door de staatssecretaris gegeven informatie kan de toezegging mogelijk als “deels voldaan” worden aangemerkt.
Bespreking
18.21501-33, P
Beslispunt
Welke leden wensen heden inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg met de bewindslieden van I&W?
Toelichting
Op 18 september 2024 heeft de Kamer van de bewindslieden van I&W een afschrift ontvangen van de beantwoording van vragen in het schriftelijk overleg met de Tweede Kamer naar aanleiding van de Informele Transportraad op 19-20 september 2024. Het afschrift was bij de mededelingen van de commissievergadering IWO van 24 september 2024 gevoegd. De commissie besloot op verzoek van het lid Van Langen-Visbeek (BBB) het stuk voor inbreng voor schriftelijk overleg te agenderen op 15 oktober 2024. Bij brief van 22 oktober zijn vragen aan de regering gesteld, gebaseerd op inbreng van de leden van de fractie van de BBB. Op 3 december jl. besloot de commissie op verzoek van het lid Van Langen-Visbeek (BBB) inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg.
Inbreng voor nader schriftelijk overleg
19.21501-33, Q
Brief van de minister van I&W en de Staatssecretaris van I&W - Openbaar Vervoer en Milieu over de geannoteerde agenda van de Transportraad van 5 december 2024; Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Beslispunt
Welke leden wensen heden inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg met de minister van I&W?
Toelichting
Op 20 november jl. heeft de Kamer van de minister van I&W een de geannoteerde agenda ontvangen van de Transportraad op van 5 december 2024. Het verslag was bij de mededelingen van de commissievergadering I&W/VRO van 3 december jl. gevoegd. De commissie besloot op verzoek van het lid Van Langen-Visbeek (BBB) het stuk voor inbreng voor schriftelijk overleg te agenderen op 17 december 2024. Tevens heeft de Kamer op 4 december 2024 van de minister van I&W een afschrift van een schriftelijk overleg met de Tweede Kamer over de Transportraad van 5 december ontvangen. Dit afschrift is ter informatie aan dit agendapunt gevoegd.
Inbreng voor schriftelijk overleg
20.Mededelingen en informatie
Ter informatie zijn bijgevoegd enige documenten betreffende de Milieuraad van 17 december 2024. Eveneens is bijgevoegd een brief over de voornaamste budgettaire mutaties van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat sinds de tweede suppletoire begroting 2024.