Op 20 april sprak de Eerste Kamer tijdens de Algemene Europese Beschouwingen (AEB) met de ministers Hirsch Ballin van Justitie en Verhagen van Buitenlandse Zaken over de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). In het op 1 december 2009 inwerking getreden Verdrag van Lissabon is vastgelegd dat de EU zal toetreden tot het EVRM.
Leden van de Eerste Kamer hebben in het verleden met regelmaat gepleit voor een snelle toetreding van de Europese Unie. Volgens fractievoorzitter Kox van de SP gaat met de toetreding een lang gekoesterde wens van het Huis in vervulling. Hij refereerde aan de inspanningen die de senatoren in de Eerste Kamer en in Straatsburg hebben geleverd om een zo spoedig mogelijke toetreding te bewerkstelligen; een motie opgesteld in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa door de oud PVdA-senator Van Thijn en de heer Kox zelf, heeft geleid tot een deskundig advies van Kamerlid Bemelmans-Videc, dat op zijn beurt mede richtinggevend is voor de Assemblee bij de onderhandelingen van de Raad van Europa en de EU over de toetreding.
Twee hoven naast elkaar
De meeste fracties in de Eerste Kamer zien het naast elkaar bestaan van het Hof van Justitie van de EU en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens echter niet als een breekpunt met betrekking tot de toetreding. Wel stelden diverse woordvoerders vragen over het naast elkaar bestaan van twee hoven. In de EU bestaat nu al het Hof van Justitie, dat tot nu toe als hoogste rechtscollege geldt. Het Hof is opgericht in 1952 en heeft als taak te waarborgen dat EU-recht in alle EU-lidstaten dezelfde uitleg krijgt. Minister van Buitenlandse Zaken Verhagen gaf aan dat ook na de toetreding van de EU tot het EVRM het Hof van Justitie gezien moet worden als het hoogste rechtscollege binnen de Unie, zoals de Hoge Raad het hoogste college is in Nederland.
CDA-woordvoerder Bemelmans-Videc bracht naar voren dat er nog steeds een grondige verbetering is gewenst op het gebied van de selectieprocedure van de rechters voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Maar daar voegde ze aan toe: “Toch heb ik problemen met de in de Verklaring van het Comité van Ministers van de Raad van Europa uitgesproken suggestie dat de Assemblee haar werk niet goed zou doen bij de voordracht en vervolgens de verkiezing van rechters, en daarmee de implicatie dat die procedure niet zorgvuldig zou verlopen.” Daar voegde zij aan toe: “Ook suggereert de tekst van de Verklaring dat er mogelijkerwijs kanttekeningen worden geplaatst bij de rol van de Assemblee zoals die haar is gegund in artikel 22 van het EVRM.” In artikel 22 is bepaald dat de Parlementaire Assemblee nauw wordt betrokken bij de benoeming van de rechters. De Verklaring is onlangs afgegeven in Interlaken door het Comité van Ministers van de Raad van Europa, tijdens een bijeenkomst die plaatsvond op 18 en 19 februari 2010.
De minister van Justitie gaf aan dat hij nog zal kijken naar de Verklaring die afgegeven is in Interlaken door het Comité van Ministers. De Nederlandse regering heeft daar een belangrijke input voor geleverd maar het is altijd het resultaat van meerdere personen en onder de invloed van meerdere landen. De minister was zelf niet bij de conferentie van het Comité aanwezig vanwege “een verhoogde frequentie van contacten en aanwezigheidsvereiste in en om de Trèveszaal” door zaken die op dat moment speelden.
Rechters ingeklemd
VVD-woordvoerder Broekers-Knol merkte op dat onduidelijk is hoe de Europese Unie na toetreding tot het EVRM-verdrag zelf wordt vertegenwoordigd in het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, in de parlementaire vergadering op het moment dat de rechters worden benoemd en in het comité van de ministers die toezicht houden op de uitvoering van arresten. Dit kan volgens Broekers-Knol problematisch worden in een zaak waarbij het recht van de Europese Unie een rol speelt, terwijl de klager zich richt tot een enkele lidstaat. ‘Dan kunnen lidstaten en nationale rechters ingeklemd raken tussen de hoven van Luxemburg en Straatsburg, hoewel de tendens is dat Straatsburg het overwicht heeft’, aldus de woordvoerder van de VVD.
Ook woordvoerder Strik van GroenLinks vroeg zich af wat dan de juiste handelswijze is in een situatie dat er geen prejudiciële vraag is gesteld door de nationale rechter en de burger dan niet bij het Hof van Justitie terecht is gekomen. Als het Hof van Justitie als de hoogste rechter wordt gezien, kan er met dit inzicht geen beroep aanhangig worden gemaakt bij het EHRM, omdat het een vereiste is dat alle rechtsmiddelen zijn uitgeput.
De minister van Justitie antwoordde hierop dat deze vraag de wenselijkheid van de samenwerking tussen de twee hoven onderstreept. Het oordeel hierover zal volgens de minister van Justitie echter bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens liggen.
Bijdrage aan Europese rechtscultuur
D66-woordvoerder Engels ziet de toetreding van de EU tot het EVRM-verdrag als een historische stap. “Mijn fractie juist het toe dat daarmee een extra rechterlijke controle op de bescherming van de grondrechten in de EU ontstaat. Dat zal een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een Europese grondrechtencultuur.” Engels wilde wel van de minister horen hoe een samenhangende interpretatie van de grondrechten in de EU tot stand komt, en hoe rechtzoekenden in afwachting van een uitspraak niet de dupe worden van interpretatiegeschillen en als gevolg daarvan procedurele vertragingen.
Fractievoorzitter Kox van de SP bracht naar voren dat hij hoopt dat door deze stap te zetten gaandeweg de pijnlijke concurrentie tussen beide Europese organisaties vermindert en de praktische samenwerking verbetert. Minister Hirsch Ballin van Justitie voerde aan dat er consequent wordt bezien of een nieuw instrument dat wordt voorgesteld in het kaderbesluit, thans richtlijn, op het terrein van vrijheid, veiligheid en recht een toegevoegde betekenis heeft ten opzichte van een verdrag van de Raad van Europa. Aan de orde kwam ook de problematiek rond de grote werklast die op het EHRM rust. De minister van Justitie gaf de Kamerleden de toezegging dat hij hier aandacht aan zal besteden en dat het als richtsnoer zou dienen voor het verder te voeren beleid van de regering.
PvdA-woordvoerder Eigeman sprak in dit verband van een ‘rechterlijke competentiestrijd’ die in de toekomst kan ontstaan tussen beide hoven. “Dat er haken en ogen zitten aan deze toetreding is helder. Toch zien wij meerwaarde voor burgers, en verwachten wij dat hun beschermingsgraad wordt verhoogd. Is de regering bereid om ook in die zin de betekenis van de toetreding actief over het voetlicht te brengen?”, vroeg Eigeman aan de ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken.
Overlapping tegengaan
CDA-Senator Van Bijsterveld vroeg de regering hoe moet worden omgegaan met doublures in de wetgeving van de EU en de Raad van Europa. “Overlappingen zijn natuurlijk niet altijd een probleem, maar naarmate de normen concreter en gedetailleerder zijn, zien wij het met gemengde gevoelens aan, omdat dit leidt tot onnodige complexiteit en onoverzichtelijkheid, ook bij de nationale implementatie en in de status van de geïmplementeerde normen.” Het CDA Kamerlid wilde graag weten of de minister dit ook als een probleem zag.
Volgens Hirsch Ballin van Justitie zijn de problemen die men soms ziet bij het naast elkaar bestaan van het Hof van Justitie en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens minder erg dan soms wordt geschetst. De minister van Justitie gaf aan dat er wat hem betreft zo veel mogelijk protocollen geratificeerd zullen worden: “Hoe minder protocollen we ratificeren hoe meer we blijven hangen in de oude situatie.” Daar wordt, aldus de minister, echter niet eenduidig over gedacht binnen de EU. De protocollen zijn toevoegingen op een verdrag die niet opgenomen hoeven te worden om toe te mogen treden tot het verdrag. In zijn beantwoording benadrukte Hirsch Ballin dat hij blij was met de bijzondere aandacht die aan het Verdrag werd besteed tijdens de Algemene Europese Beschouwingen in de Eerste Kamer.
Deel dit item: