Vragen over erkenning van ouderschap beantwoord



De commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) heeft antwoord gekregen van de regering en de Europese Commissie op vragen over het Europese voorstel voor de erkenning van ouderschap. Volgens het voorstel moet een afstamming die in een lidstaat van de EU is vastgesteld, zonder speciale procedure worden erkend in alle andere lidstaten. De commissie J&V besprak de antwoorden van de minister voor Rechtsbescherming en de Europese Commissie op 27 juni 2023 en besloot dat de leden op 11 juli 2023 vervolgvragen konden stellen.

Vragen aan de regering

De leden van de PVV-fractie vroegen de minister onder meer of er onderzoek is gedaan naar mogelijke oplossingen voor de problematiek rondom de erkenning van afstamming, waar geen EU-wetgeving aan te pas komt. De minister gaf aan dat er een expertgroep is aangesteld om de haalbaarheid van internationale afspraken over ouderschap en draagmoederschap te onderzoeken. Deze expertgroep heeft in zijn eindrapport geadviseerd om een werkgroep in te stellen die mogelijke verdragsbepalingen onder de loep neemt. De werkgroep is in maart 2023 gestart.

De fractieleden van de SGP vroegen onder andere of de minister kon aangeven welke meerwaarde hij ziet in het voorstel en waarom een aanvullende verordening nodig zou zijn. Ook wilden ze weten of de regering daarbij specifiek kon ingaan op concrete situaties die op dit moment voor problemen zorgen. De minister antwoordde dat de brede en inclusieve bescherming die de verordening biedt van meerwaarde is voor de Nederlandse regering. Als concrete situatie noemde de minister kinderen uit een regenbooggezin, waarvan de afstamming in Nederland is erkend, maar die in andere lidstaten geen toegang met beide ouders kunnen krijgen. Ook kan het gaan om adoptie die in Nederland erkend is, maar in andere lidstaten anders is vormgegeven.

Vragen aan de Europese Commissie

De leden van de PVV-fractie hadden ook vragen voor de Europese Commissie in het kader van de politieke dialoog. Zo wilden zij weten hoeveel casussen er de afgelopen vijf jaar in de EU zijn geweest, waarbij problemen hebben plaatsgevonden op het terrein van de erkenning van ouderlijke verantwoordelijkheid en omgangsrechten, erfrecht en naam. De Europese Commissie schreef dat de meeste lidstaten, waaronder Nederland, geen gedetailleerde gegevens over deze kwesties verzamelen. Burgers informeren de Europese Commissie en het Europees Parlement echter regelmatig over problemen waarmee zij te maken krijgen bij de erkenning van afstamming, waaruit de ouderlijke verantwoordelijkheid, het omgangsrecht of het erfrecht worden afgeleid.

Procedure

De verordening over de erkenning van ouderschap kan pas van kracht worden als zowel het Europees Parlement als de Raad van de Europese Unie, waarin de ministers van de lidstaten bij elkaar komen, het voorstel goedkeuren. De onderhandelingen in beide instellingen zijn nog niet afgerond. De Nederlandse regering kijkt nog kritisch naar een aantal aspecten van het voorstel. Zo is het volgens de regering wellicht niet noodzakelijk om Europees te regelen welke rechter bevoegd is voor de erkenning van ouderschap die is ontstaan in het buitenland, of welk nationaal recht de afstamming bepaalt.

Voor meer informatie:


Deel dit item: