De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 5 oktober met minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het wetsvoorstel Betaald ouderschapsverlof. De Kamer stemt dinsdag 12 oktober over het wetsvoorstel en een motie van senator Van Gurp (GroenLinks) om het doorbetalingspercentage bij verlof te verhogen van 50 procent in het voorliggende wetsvoorstel naar 70 procent. Minister Koolmees ontried de motie.
Het wetsvoorstel wijzigt de Wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enkele andere wetten in verband met de implementatie in de Nederlandse wetgeving van afspraken op Europees niveau om evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers beter te regelen. Het wetsvoorstel beoogt onder meer een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen en het verschil tussen vrouwen en mannen in inkomsten en loon weg te nemen. De moeilijkheid om werk en zorgtaken in het gezin of mantelzorg voor een familielid op een evenwichtige manier te combineren is een belangrijk oorzaak van de ondervertegenwoordiging van vrouwen op de arbeidsmarkt. De Europese afspraken betreffen maatregelen op het gebied van verlof voor zorgtaken en flexibel werken die door moeten werken in de Nederlandse wetgeving.
Tijdens het debat hield een groot deel van de aan het debat deelnemende woordvoerders een pleidooi voor een hoger percentage van doorbetaling dan in het wetsvoorstel is opgenomen (50 procent) van het loon van de ouder die het verlof opneemt. De woordvoerders van GroenLinks, D66, ChristenUnie, PvdA, PvdD, SGP, CDA en SP maakten zich zorgen dat 50% doorbetaling voor mensen met lagere inkomens te weinig zal zijn om voor het ouderschapsverlof te kiezen. Zij bepleitten een percentage van 70 procent. Daarmee kan volgens hen ook voorkomen worden dat alleen vrouwen kiezen voor het betaald ouderschapsverlof. Vrouwen verdienen over het algemeen minder en werken minder dan mannen, dus het verlies van hun inkomen is dan makkelijker te ondervangen voor gezinnen, zo redeneerden de woordvoerders. De VVD wees op de kleine ondernemer die moeilijk zeven maanden een werknemer kan missen. Ook de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel baarde de Kamer zorgen. Dit wetsvoorstel voegt een nieuwe regeling toe aan een al complex systeem van verlofregelingen en daarom zou een vereenvoudiging van het stelsel gewenst zijn, aldus de Kamer.
Motie
GroenLinks-senator Van Gurp diende een motie in voor een hoger doorbetalingspercentage bij verlof. Artikel 6:10a van de wet bepaalt dat het doorbetalingspercentage voor de datum van inwerkingtreding van de wet bij Koninklijk Besluit kan worden in gewijzigd naar 70 procent. Volgens Van Gurp komt een doorbetalingspercentage van 70 procent zeer ten goede aan het realiseren van de met deze wet beoogde doelen. Hij roept de regering daarom op om het doorbetalingspercentage voor de inwerkingtreding van de wet te verhogen naar 70 procent. De motie is door de minister ontraden. Op verzoek van senator Sent wordt op 12 oktober voorafgaand aan de stemming over het wetsvoorstel eerst over deze motie gestemd.
Impressie van het debat
GroenLinks-senator Van Gurp zei dat het wetsvoorstel een goed voorbeeld is dat de Europese Unie ook op sociaal terrein lidstaten aanzet tot goed sociaal beleid. Hij noemde het wetsvoorstel een stap in de goede richting. Hij maakte zich wel zorgen over de hoogte van het doorbetalingspercentage. Volgens hem kan niet iedereen zich een tijdelijk inkomensverlies van 50 procent veroorloven: "Of het komt bij de vrouw te liggen omdat in de meeste huishoudens de vrouw het minst verdient." Van Gurp zei dat dit effect zich bij 70 procent doorbetaling in mindere mate zal voordoen. Met een percentage van 50 procent dreigt de wet zijn doel mee te missen, aldus Van Gurp.
D66-senator Stienen sprak de hoop uit dat met dit wetsvoorstel een cultuuromslag wordt bereikt waarbij ook mannen vanaf het begin een actieve rol kunnen spelen bij het zorgen voor de kinderen. Ze vroeg de minister wat de wet gaat betekenen voor de eerste duizend dagen van een kind. Ze sloot zich aan bij de vragen van GroenLinks over de betekenis van het doorbetalingspercentage voor mensen met een lager inkomen: "Iemand met een minimuminkomen zal eerder afzien van dit verlof omdat het financieel niet mogelijk is." Stienen bepleitte verder een vereenvoudiging van het aanvraagsysteem voor verlof. Tot besluit vroeg zij de minister de houding van de werkgevers mee te nemen in de evaluatie. Sommigen van hen vormen een belemmering, met name ten aanzien van verlof voor mannen, aldus Stienen.
ChristenUnie-senator Ester zei dat de periode kort na geboorte van een kind van groot belang is. De overheid komt daarbij in beeld om dienstbaar te zijn en het ouderschapsverlof te faciliteren. Volgens Ester is het een beetje raar dat Nederland nog geen betaald ouderschapsverlof kent. Hij wilde wel weten waarom Nederland dit eigenlijk niet zelf bedacht heeft en waar de Europese bemoeienis in het sociale domein eindigt: "Sociaal beleid was altijd soeverein beleid. Dit wetsvoorstel markeert een kentering." Ook Ester wees op het versnipperde verlofsysteem en vroeg hoe het met de vereenvoudiging van het verlofstelsel staat. Hij sloot zich tot besluit aan bij de vraag om aandacht voor onvoordelige inkomenseffecten van de regeling.
PvdA-senator Sent zei dat zij twijfelt of de inzet van de regering voldoende is om het doel van het wetsvoorstel te realiseren. Ze zette vraagtekens bij de effectiviteit van een uitkeringspercentage van 50 procent: "Op basis van welke gegevens maakt de regering de afweging dat het niet zoveel uitmaakt, 50 of 70 procent?" Ook vroeg zij of de regeling wel voor iedereen toegankelijk. Het lijkt volgens haar mogelijk om onder het minimumkinkomen uit te komen voor de laagste inkomens bij het opnemen van ouderschapsverlof. Sent wees daartoe op onderzoek van dagblad NRC waaruit lijkt dat zorgverlof duurder uitvalt voor mensen met een minimumloon dan voor mensen met een modaal inkomen vanwege de negatieve belastingeffecten.
PvdD-senator Prast deelde de mening van de eerdere woordvoerders dat ouderschapsverlof in het eerste jaar erg belangrijk is voor het welzijn van de kinderen en de samenleving in het algemeen. Zij sloot zich aan bij de zorgen over het doorbetalingspercentage en vroeg de minister uit te leggen waarom hij voor 50 procent kiest en waarom hij van mening is dat dit juiste uitwerking van de Europese afspraken is. Volgens Prast kost cultuurverandering tijd. Ze vroeg of de minister een beeld heeft van het effect van betaald ouderschapsverlof op het aantal kinderen dat mensen krijgen. Prast concludeerde dat het wetsvoorstel onvoldoende lijkt bij te dragen aan een gelijkere verdeling van de zorgtaken van ouders.
SGP-senator Schalk zei dat zijn fractie vindt dat de bemoeizucht van de overheid moet worden ingedamd. Volgens hem heeft de gewone burger er geen weet van hoezeer zijn leven wordt beïnvloed door de overheid. De SGP-fractie maakt zich in het algemeen zorgen dat eenverdieners meer belasting betalen dan tweeverdieners. Ook ten aanzien van dit wetsvoorstel heeft Schalk deze zorgen: "Eenverdieners zullen op 50 procent doorbetaling afknappen. Kan de regering hen hierin tegemoetkomen?"
CDA-senator Oomen-Ruijten zei dat het sociale systeem van gelijke behandeling van mannen en vrouwen te danken is aan Europa: "Niet alleen in richtlijnen vanuit de Europese Commissie, maar ook via uitspraken van het Europees Hof van Justitie." Volgens Oomen stelt dit wetsvoorstel partners in theorie in staat op gelijkwaardige manier zorgtaken te vervullen, maar in praktijk ziet zij nog bezwaren. Daarbij komt ook nog het complexe verlofstelsel, aldus Oomen. Ze vroeg de minister verder waarom voor 50 procent doorbetaling is gekozen.
VVD-senator De Blécourt-Wouterse zei dat haar fractie nog niet overtuigd is of een van de doelen van het wetsvoorstel wordt bereikt, namelijk het langer of meer werken door vrouwen. Ze vroeg de minister hoe een kleine ondernemer zijn of haar bedrijf op een effectieve manier kan leiden als een werknemer zeven maanden betaald ouderschapsverlof opneemt: "en al helemaal niet als een andere werknemer langdurig ziek is." Ze wilde verder weten welke landen de Europese afspraken al hebben geïmplementeerd. Tot slot vroeg ze de minister waarom hij kiest voor implementatie van de Europese afspraken op dit moment in plaats van te wachten tot een samenhangende wijziging van het verlofstelsel wordt doorgevoerd.
SP-senator Janssen zei dat het voorstel geen gelijke kansen voor iedereen biedt: "Mensen worden voor de keuze gesteld om verlof op te nemen of te zorgen voor voldoende inkomsten. Mensen worden uitgesloten." Volgens Janssen lijkt het kabinet te denken dat de lagere inkomens alleen mensen met een uitkering betreffen. Hij zei dat ouderschapsverlof geen luxe is, maar een noodzaak voor de ontwikkeling van kind én ouders. Over de uitvoering van de wet vroeg Janssen of naar de mening van de minister mensen tussen wal en schip dreigen te vallen, waarvoor bijvoorbeeld het UWV waarschuwt. Hij noemde het wetsvoorstel een 'lelijk compromis'.
Beantwoording door de minister
Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zei in zijn beantwoording dat Nederland momenteel nog geen wettelijke betalingsverplichting bij verlof kent. Hij noemde dit wetsvoorstel dan ook een fundamentele stap. Hij beaamde dat Nederland hierin ten opzichte van andere, ons omringende landen achterloopt. Het is volgens Koolmees aan een volgend kabinet om desgewenst percentages aan te pakken binnen de structuur die met dit wetsvoorstel is neergezet. De minister ontried daarom de motie van senator Van Gurp. Wel erkende Koolmees dat met dit wetsvoorstel niet meteen de ongelijkheid in de verdeling van zorgtaken tussen mannen en vrouwen wordt oplost. Met betrekking tot de zorgen over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel antwoordde Koolmees dat het UWV nauw betrokken is en dat er een uitvoeringstoets is aangedaan. Het wetsvoorstel sluit nauw aan bij bestaande verlofregelingen, aldus de minister.
Over de door sommige leden benoemde 'bemoeienis' vanuit de Europese Unie met het sociale beleid van de lidstaten zei Koolmees dat een zogenoemde gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor deze afspraken hebben gestemd. Alleen Denemarken en Nederland stemden tegen vanwege het principe van subsidiariteit: nationaal regelen wat nationaal kan, Europees regelen wat Europees moet. Hij ziet dezelfde discussie bij het Europees minimumloon. Koolmees wees er wel op dat het vaak gaat over grensoverschrijdende effecten waar Nederland volgens hem een constructieve rol in moet spelen.
Deel dit item: