De Voorzitter van de Eerste Kamer, Jan Anthonie Bruijn, heeft in weekblad EW Magazine een essay gepubliceerd over de rol en positie van de Eerste Kamer. Hij gaat daarin onder meer in op de rol van de Eerste Kamer in het parlementaire stelsel en de werkwijze van de Eerste Kamer, als ook op veranderingen ten gevolge van actuele kwesties als de Toeslagenaffaire en het feit dat recente kabinetten geen meerderheid hadden in de Eerste Kamer. Het huidige kabinet steunt bijvoorbeeld op slechts 32 van de 75 zetels in de Eerste Kamer.
"Discussies over nut en noodzaak van de Eerste Kamer lijken vaak de kop op te steken wanneer de Eerste Kamer als lastig wordt ervaren, bijvoorbeeld als coalitiepartijen er een minderheid hebben, zoals nu het geval is, en het kabinet voor elk voorstel apart een meerderheid in de senaat moet zien te vinden, of - tegenovergesteld - als de senaat juist het verwijt krijgt als een mak schaap het kabinet te volgen", aldus de Eerste Kamervoorzitter, die daarop vervolgt:
"Veelgehoorde klacht in het eerste geval is dat de Eerste Kamer politieker zou zijn geworden en het werk van de Tweede Kamer, waar het politieke primaat ligt, nog eens overdoet. Daar wordt door anderen tegenin gebracht dat de Eerste Kamer nu eenmaal uit politici, namelijk gekozen volksvertegenwoordigers bestaat, en, juist als het kabinet geen meerderheid heeft, niet-coalitiepartijen meer invloed krijgen. Dit kan ook juist als democratisch worden gezien", zo meent Bruijn.
De Eerste Kamervoorzitter gaat in zijn essay ook in op de discussie over de uitvoerbaarheid en gevolgen van wetgeving. Hij haalt daarbij aan dat de Eerste Kamer, in navolging van de Raad van State en de Raad voor de Rechtspraak, met een eigen commissie van senatoren onder leiding van Jeroen Recourt (PvdA) onderzoek heeft gedaan naar haar eigen rol in de Toeslagenaffaire en de behandeling in de Eerste Kamer van alle relevante wetgeving tussen 2003 en 2019 heeft bekeken.
De commissie concludeerde in deze zelfevaluatie dat de problemen die hebben geleid tot de Toeslagenaffaire destijds bij de Eerste Kamer niet op de radar stonden. "Er werden wel zorgen geuit, die met de kennis van nu de vinger precies op de zere plek legden, maar geregeld kregen wetsvoorstellen bij de eindafweging het voordeel van de twijfel en werden ze door een politieke meerderheid aanvaard", aldus de Eerste Kamervoorzitter in het essay, waarin hij ook schrijft dat de Kamer toezeggingen, mede als gevolg van Kamerwisselingen, snel uit het oog verloor en evaluaties niet in behandeling nam.
De Eerste Kamer debatteert op dinsdag 27 september over de conclusies en aanbevelingen van de werkgroep-Recourt. Eerste Kamervoorzitter Bruijn wil daar in zijn essay niet op vooruitlopen. Wel vraagt hij aandacht voor de aanbeveling van de werkgroep om bij de beoordeling van wetgeving meer aandacht te besteden aan het burgerperspectief, in aanvulling op deskundigen die nu al geregeld door de Eerste Kamer worden geraadpleegd bij wetsvoorstellen. Ook constateert Bruijn dat ten aanzien van twee andere aanbevelingen van de werkgroep - een grondiger toets op uitvoerbaarheid en meer aandacht voor de evaluaties van wetten na de invoering ervan - bijvoorbeeld in het Europees Parlement wordt gewerkt met rapporteurs. Ook de Tweede Kamer stelt zo nu een dan een rapporteur - een collega-Kamerlid - om zich ten dienste van de hele Kamer grondig te verdiepen in een bepaald onderwerp, zoals ten tijde van Brexit. "Hierdoor komt voor alle parlementariërs tegelijkertijd meer en betere informatie beschikbaar, die zij kunnen gebruiken bij hun eigen inhoudelijke en politieke afweging tijdens de feitelijke behandeling van een wetsvoorstel", aldus de Eerste Kamervoorzitter.
Een ander instrument waarmee de Eerste Kamer haar taken uitvoert, is dat van het parlementair onderzoek. Zo heeft op initiatief van GroenLinks en VVD een parlementaire onderzoekscommissie (POC) onder voorzitterschap van Ruard Ganzevoort (GroenLinks) het afgelopen jaar onderzoek gedaan naar de effectiviteit van antidiscriminatiewetgeving. In het eindrapport wordt onder meer een afwegingskader voor regering en parlement voorgesteld dat met enige regelmaat kan worden geëvalueerd en bijgesteld. Op 13 september debatteert de Eerste Kamer over het eindrapport van de POC.
Jan Anthonie Bruijn: "Het middel van een parlementair onderzoek is een nuttig aanvullend instrument met wel als nadeel dat het vaak pas plaatsvindt wanneer de wetgeving gepasseerd is. Het is vooral ook zaak om te komen tot betere controle van wetgeving vooraf, zoals de POC voorstelt."
Lees meer:
Deel dit item: