E090148 - Verordening tot wijziging Vo 1683/95 betreffende invoering van een uniform visummodel (wijziging COM(2001)157-1)
De uitbreiding van de bevoegdheid tot het vaststellen van geheime specificaties heeft in dit voorstel ook betrekking op de integratie van een volgens hoge veiligheidsnormen vervaardigde foto van de houder van een visum, de mogelijkheid om kleuren van het visum te veranderen indien dit dringend noodzakelijk is om vervalsingen tegen te gaan. Om begrotings- en technische redenen wordt de lidstaten een ruimere termijn (vijf jaar) gegund voor de foto bij alle consulaten moeten kunnen worden aangebracht.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
Europees
Verordening (EG) nr. 334/200 is gepubliceerd in Pb EG L 53 van 23 februari 2002.
document Europese Commissie
COM(2001)577, d.d. 9 oktober 2001
commissie Eerste Kamer
beleidsterreinen
verwant dossier
Voor kennisgeving aangenomen op 18 december 2001.
Voor kennisgeving aangenomen.
De regering gaf aan het voorstel van de EC tot de volledige harmonisatie van de lay-out van Europese documenten en hun veiligheidskenmerken te steunen.
De uitbreiding van de bevoegdheid tot het vaststellen van geheime specificaties heeft in dit voorstel ook betrekking op de integratie van een volgens hoge veiligheidsnormen vervaardigde foto van de houder van een visum, de mogelijkheid om kleuren van het visum te veranderen indien dit dringend noodzakelijk is om vervalsingen tegen te gaan. Om begrotings- en technische redenen wordt de lidstaten een ruimere termijn (vijf jaar) gegund voor de foto bij alle consulaten moeten kunnen worden aangebracht.
In 1995 is - onder de werking van het Verdrag van Maastricht - verordening 1683/95 vastgesteld waarin niet-geheime specificaties voor een uniform visummodel werden vastgelegd en waarin de EC de bevoegdheid kreeg - bijgestaan door een comité genoemd in artikel 6 - de geheime specificaties verder uit te werken. Verder werd vastgelegd dat - uit veiligheidsoverwegingen - iedere lidstaat maximaal één (bekend te maken) organisatie zou belasten met het drukken van het uniforme visummodel. Mits verwarring zou worden voorkomen werd het lidstaten toegestaan het model ook gebruiken voor andere visa dan de transitvisa en de driemaanden-visa.
De EC heeft daarna op 7 februari 1996 en 27 december 1997 besluiten met aanvullende technische specificaties goedgekeurd. Om echter een nadere regels te kunnen stellen m.b.t. het invullen van visa en het aanbrengen en bewaren van visumbladen, diende het mandaat van het art. 6 comité verruimd te worden. Daartoe heeft de EC voorstel COM(2001)157 ingediend. Daarbij stelde de EC ook een algemene bepaling voor om een bevoegdheid te creëren voor maatregelen die nog niet te voorzien waren.
Gezien de rechtsbasis, artikel 62, lid 2b, punt iii VEG, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten (dus geen instemmingsrecht!) en geldt de verordening niet voor het VK, Ierland. Het VK of Ierland kunnen gebruiken maken van "opt-in". Het VK heeft dit bij brief van 3 juli 2001 bevestigd. Volgens de EC houdt art. 62, lid 2b, iii geen wezenlijke verandering in t.o.v. art. 100C Verdrag van Maastricht, waardoor Denemarken deel zal nemen aan de wetgevingsprocedure. De Schengenpartners Noorwegen en IJsland worden betrokken bij de benadeling van deze ontwerpverordening.
In de werkgroep visa werd overeenstemming bereikt over een aangepaste tekst, zoals neergelegd in raadsdocument 14362/01. Dit werd voorgelegd aan beide kamers bij brief van 14 december 2001, namelijk als bijlage bij agendapunt 6 gemengd comité in het verslag van de JBZ-Raad van 6/7 december 2001. Instemming was echter niet nodig, gelet op art. 4, lid 2 van de instemmingswet Verdrag van Amsterdam.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
Op 12 december 2001 heeft het EP advies uitgebracht. Het EP benadrukte dat er een zone moest komen voor een foto, dat een visum niet alleen als kleefblad maar ook als afzonderlijk document verstrekt zou moeten kunnen worden. Ook werd een artikel voorgesteld om de benadrukken dat het recht van lidstaten om staten of gebiedsdelen te erkennen, en dientengevolge ook hun reis- of identiteitsdocumenten te erkennen, blijft bestaan. Het EP wenste de invoeringstermijn terug te brengen van vijf jaar naar twee jaar.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.