Verslag van de vergadering van 10 februari 2015 (2014/2015 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.42 uur
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Voorzitter. Het is prettig om vandaag weer een debat te voeren met minister Kamp over het belangwekkende onderwerp van energie en alles wat daarmee te maken heeft. We bespreken de EU-richtlijn energie-efficiëntie.
Energiebesparing is vaak de effectiefste manier om minder uitstoot van broeikasgassen te realiseren en grondstoffen te besparen, terwijl je tegelijkertijd kosten bespaart. Er is dus sprake van een enorme win-win-winsituatie. En er valt nog enorm veel te winnen door energiebesparing. Je kunt nogal wat maatregelen nemen die je heel snel terugverdient. Dat heet "laaghangend fruit" maar ook die laaghangende vruchten worden vaak nog niet geplukt. Daarom is het belangrijk dat overheden een actieve rol spelen op dit gebied, met stimulerende maatregelen, financiële wortels en stokken, verplichtingen, handhaving en voorlichting. Met de Europese richtlijn energie-efficiency hebben de lidstaten van de EU gezamenlijk afspraken gemaakt voor energiebesparing, waar elk land zijn bijdrage aan zal moeten leveren. Dat is een verplichting waar niet aan te ontkomen valt, die duidelijkheid schept, een inspiratiebron vormt voor maatregelen en een level playing field schept.
Toch was het Nederlandse kabinet in het begin helemaal niet zo enthousiast over dit idee van een gemeenschappelijke, bindende afspraak op het gebied van energiebesparing. Het heeft geprobeerd deze richtlijn van tafel te krijgen, daartoe overigens geïnspireerd vanuit de Tweede Kamer. Toen bleek dat dit verzet geen schijn van kans had, is Nederland meegegaan, en heeft het zich ingezet voor meer keuzevrijheid bij het invullen van de verplichtingen uit de richtlijn. Nu ligt de wetgeving ter implementatie van deze richtlijn voor.
De minister stelt, en dat is zo, dat het energieakkoord het belangrijkste wapen is bij de uitvoering van de richtlijn. Het kabinet geeft aan dat gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar voldoende is om de doelen van de richtlijn te halen. Dat komt volgens het kabinet neer op 100 PJ extra energiebesparing, de afspraak uit het energieakkoord. De minister heeft het volste vertrouwen in een succesvolle uitvoering en het behalen van de doelen. Hij vond het dan ook niet nodig om de motie-Van Ojik van september 2014, aangenomen in de Tweede Kamer, waarin werd gevraagd om extra energiebesparingsmaatregelen, uit te voeren. Hij stelde dat hij al voldoende doet en dat het allemaal al gebeurt met het energieakkoord; dit, ondanks de wake-up call in de Nationale Energieverkenning 2014, waaruit blijkt dat op basis van de concrete maatregelen en plannen in 2020 slechts 60% van de doelstelling voor energiebesparing wordt behaald. Waar baseert de minister zijn optimisme op en tot wanneer geeft hij zichzelf de tijd om te geloven in een goede afloop? Wanneer komt het moment dat hij gaat ingrijpen, als dat nodig blijkt?
Dit jaar komt er weer een Nationale Energieverkenning. Die komt in september. Als in die energieverkenning wederom wordt gewaarschuwd dat de doelstelling voor 2020 niet gehaald gaat worden, en dat er meer concrete maatregelen nodig zijn, komt de minister dan wel met een aanvullend pakket? Graag een toezegging van de minister op dit punt.
Wij hebben een aantal kritische vragen over de uitvoering van de richtlijn, allereerst over de energiebesparing in de industrie en in de bedrijven. De gewone bedrijven moeten voldoen aan de Wet milieubeheer, die voorschrijft dat een bedrijf elke besparingsmaatregel moet nemen die zich binnen vijf jaar terugverdient. Dat is natuurlijk een sterk punt in de wet, maar de handhaving is een andere zaak en valt vies tegen. Ik weet uit eigen ervaring, toen ik wethouder was in Amsterdam, hoe ingewikkeld het is. Toen het college aankondigde dat het echt zou gaan handhaven, stond het lokale en regionale bedrijfsleven op de achterste benen. Wij troffen elkaar direct voor de rechter, omdat moest worden bewezen dat er inderdaad veel meer maatregelen te nemen waren die binnen vijf jaar konden worden terugverdiend. Kortom, het was in mijn periode nogal een opgave om tot handhaving te komen. Dus is het heel goed dat het kabinet nu ook via het energieakkoord zegt: wij gaan een lijst maken met erkende maatregelen die een bedrijf kan nemen. Daarmee zal in ieder geval dat type juridische strijd en bureaucratie verminderen. Dat is een belangrijk pluspunt. Ook komt er een energiebesparingskeuring, waarbij een keuringsbedrijf aan de hand van de lijst met erkende maatregelen gaat bezien of een bedrijf wel alles doet wat het kan. Dit jaar zullen er pilots plaatsvinden en volgt er een evaluatie. Mijn vraag aan de minister is: is hij bereid om het systeem van de energiebesparingskeuring door een onafhankelijk keuringsbedrijf verplicht te stellen? Is hij ook bereid om het tempo van het vaststellen van de erkende maatregelen op te voeren?
De grotere bedrijven vallen onder het MEE-convenant. Het zijn de bedrijven die onder het ETS, het emissiehandelssysteem, vallen. Deze bedrijven moeten een energiebesparingsplan opstellen waarin zij aangeven wat zij eraan gaan doen. Als zij dat netjes uitvoeren, krijgen ze een fiscaal voordeel. Tot voor kort werd dat voordeel zelfs al uitgekeerd voordat duidelijk was of men eigenlijk wel deed wat men had beloofd. Gelukkig maakt het kabinet nu aan die praktijk een einde. Uit onderzoek bleek dat 80 van de 110 bedrijven die aan dit convenant meededen, hun energiebesparingsprogramma niet volledig uitvoerden. De vraag van mijn fractie is, wat het kabinet daarom nu gaat doen om ervoor te zorgen dat de naleving echt van de grond gaat komen, naast de inderdaad terechte wijziging dat je pas het fiscale voordeel krijgt als je hebt bewezen dat je doet wat je hebt beloofd. Ik krijg graag een antwoord van de minister op de vraag wat hij nu gaat doen om ervoor te zorgen dat de besparingen wel van de grond gaan komen. De Nationale Energieverkenning (NEV) liet zien dat de besparing in de industrie het komende decennium een stuk trager zal verlopen. De groep bedrijven waarover wij het hebben, moet samen 9 petajoule extra besparing gaan opleveren. Dat is afgesproken in het energieakkoord. Maar wat zijn nu de concrete afspraken die worden gemaakt? Mij bereiken steeds geluiden dat het buitengewoon moeizaam gaat en dat de concretisering van deze afspraak eigenlijk niet van de grond komt. Steekt de minister er zijn hand voor in het vuur dat deze besparing er ook echt gaat komen? Energiebesparing in de industrie is immers vaak nog steeds goedkoper dan in de gebouwde omgeving. De vraag is dus echt: waar wachten wij nu op? Dit moet gewoon gebeuren.
Het ETS is nu niet helemaal een onderwerp van discussie, maar het is natuurlijk wel een groot punt van zorg. De CO2-prijzen zijn veel te laag. Er is een enorm overschot aan emissierechten. De prikkel tot besparing en duurzame energie wordt stelselmatig ondermijnd. Willen wij ook op het gebied van besparing succes boeken, dan zal er ook aan dit systeem iets moeten gebeuren. Wat gaat het kabinet doen om het weer tot leven te wekken?
Ik heb in algemene zin een vraag over de handhaving. Uit rapporten blijkt dat een echt goede handhaving van alle maatregelen die in de wet staan en die zijn afgesproken, een grote energiebesparingswinst zou kunnen opleveren. Er wordt zelfs gesproken van 35 petajoule. Wat gaat het kabinet nu doen om de handhaving echt aan te scherpen? Welke concrete maatregelen zullen er komen? Wat zal de inspanning van de overheid zijn om dit te gaan doen?
Binnen het energieakkoord is ook afgesproken dat al in 2016 een behoorlijk deel van de opgave van 100 petajoule moet zijn binnengehaald, namelijk 35 petajoule. Zal de minister aan de hand van het nationale energieverkenningsrapport van dit jaar al een beoordeling maken van de noodzaak tot aanvullende maatregelen? Ik vroeg daar zojuist overigens ook al naar. Het gaat erom dat wij in ieder geval zeker weten dat er maatregelen worden genomen en dat wij in 2016 die afspraak van 35 petajoule hoe dan ook gaan realiseren. Op dit punt wil ik heel graag helderheid van de minister.
Ik heb nog een aantal opmerkingen en vragen rond de gebouwde omgeving. Er komen — en dat is heel belangrijk — twee fondsen met geld voor de stimulering van de energiebesparing in de woningsector. Er is een fonds voor de particuliere eigenaar en er is een fonds voor verhuurders in de sociale sector. Het is jammer dat er tot nu toe weinig voortgang is geboekt. Er zijn nog weinig concrete resultaten. Is de minister het met ons eens dat een versnelling op dit punt echt noodzakelijk is om snel flink wat energiebesparing van de grond te krijgen?
Mijn fractie signaleert een ander punt. Veel mensen willen gewoon zekerheid. Zij willen weten waar zij aan toe zijn met hun woning en wat zij straks zullen moeten doen. Wij vragen ons af of het niet nu al echt noodzakelijk is om met meer regelgeving op dit punt te komen en om verplichtingen aan mensen op te leggen, maar natuurlijk wel in combinatie met financiële stimulansen, ondersteuningen en fiscale voordelen. GroenLinks is van mening dat dit veel meer zoden aan de dijk zal zetten. Zie bijvoorbeeld de hele discussie rond de energielabels van de woningen. Dat ligt overigens ook op het terrein van de collega van deze minister, minister Blok. Ik spreek echter graag het kabinet aan. De EU verplicht in feite via de richtlijn om van elke woning die verkocht of verhuurd gaat worden, met een label duidelijk te maken waar de koper of de verhuurder aan toe is. Toch voert Nederland die verplichting niet in. Alle eigenaren hebben wel een verklaring in de brievenbus gekregen met het label waarop staat waar de woning aan voldoet, maar daar is veel kritiek op van allerlei onafhankelijke experts. Zij zeggen: het is nogal willekeurig, want er is gewoon gekeken naar het bouwjaar en er is verder niet gekeken naar wat er in die woning allemaal al is gebeurd. Kortom, wat mensen in hun brievenbus krijgen, is voor hen eigenlijk een heel onduidelijk papier. De vraag is of het kabinet nu niet echt aan die richtlijn moet gaan voldoen en verplicht moet stellen dat je, wanneer je je woning verkoopt, je label oplevert naar de laatste stand van zaken. Datzelfde geldt voor huurwoningen. Het label moet ook worden vastgesteld door een onafhankelijke instelling, die dat doet op basis van hoe de woning er dan aan toe is.
Ik maak even een uitstapje naar Groningen. Ik denk dat er heel veel warmte en dus gas kan worden bespaard in onze Nederlandse woningen. Dan gaan wij de Groningers echt helpen, in plaats van alleen een halfjaar, zoals de minister heeft beloofd. De gasbehoefte zal enorm omlaag moeten in Nederland. Dat kan ook en het is bijzonder jammer als wij die kansen laten liggen.
CE Delft heeft in oktober 2014 in opdracht van het Topconsortium voor Kennis en Innovatie in de gebouwde omgeving een buitengewoon interessant rapport opgeleverd, waarin verschillende transitiescenario's worden geschetst tot 2030, waaronder ook een transitiescenario voor de gebouwde omgeving. Dat rapport schetst dat met een forse investering van 2,3 miljard euro per jaar er jaarlijks een enorme hoop energie kan worden bespaard. Interessant is dat die impuls ook leidt tot een enorm bruto werkgelegenheidseffect van gemiddeld 24.000 arbeidsjaren, een verbetering van de handelsbalans met gemiddeld 1,7% en een verbetering van het bruto nationaal product met gemiddeld 0,7% per jaar, oftewel 4,3 miljard euro. Ook wordt naar verwachting in die periode 20 miljard euro uitgespaard aan energie-import. Dit zijn cijfers waarbij je denkt: dit is dermate interessant dat het kabinet dit zou moeten oppakken. Betekent dit niet dat wij ons hele energiebesparingsprogramma fors moeten gaan aanscherpen? Ik hoor graag een reactie van de minister op dit rapport en vraag hem of dit niet een aanleiding is om het energiebesparingsbeleid in de gebouwde omgeving fors aan te scherpen.
Hoe staat het met de extra maatregelen voor energiebesparing in het verkeer? Welke concrete nieuwe maatregelen voorziet het kabinet in het kader van het energieakkoord en de energiebesparingsafspraken?
Ten slotte vraag ik de minister hoe het zit met een aantal effecten van ons energiebelastingsysteem. Als we het dan toch hebben over die echte energietransitie: er zit iets vreemds in het systeem zoals dat er nu is. Naar het idee van mijn fractie, wordt een aantal partijen nauwelijks gestimuleerd om echt het onderste uit de kan te halen wat betreft energiebesparing. Ik noem graag een voorbeeld waarover ik laatst hoorde. Het is vreemd dat IKEA, een grote keten in Nederland, die behoort tot de grootverbruikers, over de hoogste schijf nauwelijks energiebelasting betaalt en in elk geval veel minder betaalt dan de Nederlandse concurrenten. Die concurrenten zijn vaak de kleinere meubelzaken en winkelketens. IKEA heeft naar mijn idee een oneigenlijk concurrentievoordeel in Nederland omdat hij toevallig als heel grote keten dat grootverbruikersvoordeel mag incasseren. Het gaat er daarbij helemaal niet meer om of er energie wordt bespaard of niet. Op voorhand staan de kleinere winkels gewoon al op achterstand vergeleken met IKEA. Dat is toch een gekke situatie? Ik hoor graag wat de minister daarvan vindt. Is dit niet aanleiding, naast tal van andere voorbeelden, om toch eens heel fundamenteel te kijken naar het energiebelastingsysteem en om eens te kijken naar een manier waarop we kunnen komen tot eerlijke prikkels die echt tot energiebesparing leiden, voor iedereen?
Er is, kortom, nog een wereld te winnen op het terrein van energiebesparing. Als er ergens iets te winnen valt, dan is het hier wel, in relatie tot het milieu, de werkgelegenheid en grote kostenbesparingen. Het zorgt ervoor dat we minder afhankelijk worden van gas en olie uit het buitenland. Bovendien kunnen we ook nog eens tegemoetkomen aan de Groningers. Ik vraag het kabinet om de ambities te verhogen, maar wacht graag ook de antwoorden van de minister af.