Verslag van de vergadering van 15 juni 2021 (2020/2021 nr. 41)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.46 uur
De heer Ton van Kesteren i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Dit wetsvoorstel beoogt de bevordering van actief burgerschap en sociale cohesie met respect voor en kennis van de democratische rechtsstaat en de fundamentele rechten en vrijheden van de mens. Scholen in het funderend onderwijs geven invulling aan deze burgerschapsopdracht door bij leerlingen sociale en maatschappelijke competenties te ontwikkelen die hen in staat stellen om deel te nemen aan onze pluriforme en democratische samenleving. Dat zijn belangrijke waarden, zoals vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit, maar die gelden allesbehalve in de islamitische ideologie, want die staat voor ongelijkheid, onverdraagzaamheid en repressie.
Handhaving en sanctionering bij niet naleving van de burgerschapsopdracht blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig. Als een leraar of een leerling zich bedreigd of onveilig voelt, is volgens de regering de school niet verantwoordelijk, maar moeten degenen die zich bedreigd of onveilig voelen aangifte doen. De minister heeft getracht om scholen met antidemocratische tendensen te sanctioneren, maar helaas werd hij door de rechter teruggefloten. De scholen krijgen ruimte voor een eigen invulling van de burgerschapsopdracht, maar onder voorwaarde van respect voor gemeenschappelijke basiswaarden: vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Doen scholen dat niet door deze basiswaarden consequent en actief af te wijzen, dan kunnen zij daar niet of nauwelijks op worden afgerekend. De onderwijsinspectie zou dus adequater in de handhaving moeten zijn. Het enkel bespreekbaar maken of scholen inspireren tot het juiste is niet altijd de oplossing. Duidelijk zijn en sanctioneren horen daar ook bij.
Voorzitter. De minister geeft aan dat deze wetswijziging leidt tot verbetering in de toetsing, naleving en handhaving op correcte uitvoering van de burgerschapsopdracht. Ook gaf de minister in zijn beantwoording aan dat hij niet weet of deze wetswijziging zal kunnen voorkomen dat de rechter in de toekomst de minister niet wederom zal terugfluiten als hij wil handhaven op grond van antidemocratische tendensen in de uitvoering van de burgerschapsopdracht.
Voorzitter. Alles op een rijtje zettend constateer ik dat er met betrekking tot de invulling van de burgerschapsopdracht ook met deze wetswijziging niet of nauwelijks kan worden gehandhaafd als deze strijdig is met de gemeenschappelijke basiswaarden van onze democratische rechtsstaat. Daarom de volgende motie, die de minister stimuleert om op correcte uitvoering en naleving van de burgerschapsopdracht te gaan handhaven.
De voorzitter:
Door de leden Ton van Kesteren, Faber-van de Klashorst, Van Strien, Van Hattem en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat scholen de burgerschapsopdracht zelf in mogen vullen, mits de inhoud niet strijdig is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de fundamentele rechten en vrijheden van de mens;
overwegende dat scholen op islamitische grondslag de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en fundamentele rechten en vrijheden van de mens niet delen;
overwegende dat de onderwijsinspectie en de minister in het toezicht op uitvoering van de burgerschapsopdracht niet handhavend op kunnen treden;
verzoekt de regering om er alles aan te doen om scholen te sluiten die antidemocratisch gedachtegoed verspreiden en daarmee onze vrijheid en westerse waarden ondermijnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter F (35352).
Dank u wel. Vervolgens geef ik het woord aan de heer Pijlman van de fractie van D66.