Verslag van de vergadering van 21 januari 2025 (2024/2025 nr. 15)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 17.14 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik het over verslaving ga hebben en dat ik grote zorgen heb over verslaving. Op de agenda staat een wet die iets met drugs van doen heeft. Drugsgebruikers associëren we — ik hoorde het net mevrouw Van Toorenburg alweer naar voren brengen — met verslaving, ook als het om middelen gaat waarvan vaststaat dat ze niet lichamelijk verslavend zijn. Dan schieten we door in angst en in beschermingsreflexen, vooral als ouders van kinderen; ook ik. Als parlementsleden die wetten kunnen maken, schieten we ook door in een soort overheidsverslaving: de gedachte dat je, als je iets wil voorkomen, het moet verbieden. Dat hoorde ik eigenlijk ook weer in het verhaal van mevrouw Van Toorenburg over de normstelling.
Voorzitter. De wet die we vandaag behandelen, gaat niet over drugs die tot een lichamelijke verslaving leiden. Het wetsvoorstel is wel een illustratie van die andere verslaving: het gedrag verbieden, waardoor je als overheid het probleem hebt opgelost. Nee dus, zal blijken. We besteden onze wetgevende energie aan een non-probleem. Als de meerderheid van deze Kamer straks het groene licht geeft voor deze wet, is dat gegrond op angst, die nu eenmaal de kop opsteekt als het gaat om drugsgebruik en onze voorstelling van de daarmee verbonden gevaren. We laten ons dan ook nog eens op sleeptouw nemen door verhalen over de nodige strijd tegen het criminele drugscircuit, terwijl de drugs waarover de wet gaat, op dit moment juist geen deel uitmaken van dat circuit. Sterker nog, door ze te verbieden schept de overheid een extra verdienmodel voor de onderwereld en criminaliseert zij festivalgangers en andere twintigers die experimenteren met partydrugs. Gebruikers worden ineens criminelen, terwijl zij zich ver houden van de criminele handel in werkelijk verslavende drugs. Het is bekend — en dat zal mevrouw Van Toorenburg ook weten — dat je die gewoon via apps kunt bestellen. Binnen een halfuurtje krijg je die bezorgd door koeriertjes die deel uitmaken van de door het criminele kapitaal beheerste drugshandel. Dat moeten we vermijden, die criminele drugshandel. En wat scheppen we hier? We scheppen hier criminele drugshandel. Ik kom daarop terug.
Voorzitter. We moeten onze kinderen en kleinkinderen beschermen. Dat doen we niet met dit wetje, dat de aandacht afleidt van de noodzaak om een enorme verslavingsgolf af te wenden die we over onze jeugd laten spoelen. Het gaat om iets veel ergers dat aan de gang is. Artsen, verslavingsinstellingen, journalisten: allen trekken aan de bel. Maar straks merken wij, parlementariërs die beter zouden moeten weten, dat we alweer te laat zijn en dat we de tabaksindustrie de ruimte hebben gegeven om haar, in de visie van onze fractie, criminele verdienmodel op te tuigen.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Ik ga echt mezelf bedwingen om hier geen filosofisch debat van te maken, maar is het niet juist de kern van het probleem van het Nederlandse drugsbeleid dat we er iedere keer zo gemakkelijk over praten? Alsof er niet zo'n groot probleem is, alsof we niet zo moeilijk moeten doen. Te veel wetenschappers hebben aangegeven dat dat de reden is waarom in Nederland het drugsprobleem zo enorm groot is en zo verschrikkelijk moeilijk te beteugelen is. Mensen van aanzien, zoals mijn geachte collega, blijven iedere keer maar weer zeggen: het valt allemaal wel mee. De burgemeester van Amsterdam geeft een interview over een coffeeshop. Het is gekmakend. Ik zou zo graag willen dat we daarmee stoppen. Natuurlijk kan er heel erg kritisch worden gekeken naar deze wet, maar alstublieft, bagatelliseer het gebruik en de ellende daarvan niet meteen ook. Dat maakt zo veel kapot.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik weet niet op welke gegevens mevrouw Van Toorenburg zich baseert als ze zegt dat we in Nederland een enorm drugsprobleem hebben. Weet u wat het probleem is? De criminele onderwereld is het probleem. Hoe hebben we die geschapen? Door drugs te verbieden, door een verdienmodel voor de criminele onderwereld te scheppen. Vervolgens is de criminele onderwereld het onroerend goed ingegaan, enzovoort enzovoort. We moeten als leden van de Eerste Kamer voortdurend vertellen aan wie we een gift hebben gegeven en dit en dat met witwaspraktijken. Dat heeft allemaal te maken met het steunen van de criminele wereld met beleid. Er zijn genoeg deskundigen die zeggen: the war on drugs is lost. Dat weet mevrouw Van Toorenburg ook en dat is niet bagatelliseren. Daar zijn deskundigen het over eens. Er zijn ook heel veel deskundigen die zeggen: door het te verbieden, los je niks op. Maar emoties en angsten en verhalen die niet deugen, brengen teweeg dat we als overheid verkeerd omgaan met de drugsproblematiek.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan mevrouw Van Aelst.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Dank, voorzitter. Ik wilde de heer Nicolaï niet onderbreken in zijn gepassioneerde betoog. De SP herkent in dit debat best wel veel van het debat dat is gevoerd over online gokken. Daarbij is in deze Kamer uiteindelijk een besluit genomen dat online gokken gelegaliseerd zou moeten worden om mensen weg te krijgen van de illegale goksites. Dat zou verslaving tegengaan en vanzelfsprekend die onderwereld aanpakken. In alle eerlijkheid moet ik u bekennen dat met dat in gedachten en met de resultaten daarvan in gedachten, legalisering heeft geleid tot een enorme toename in verslaving aan online gokken. Ik ben wel benieuwd hoe de heer Nicolaï daarop reflecteert, ook in relatie tot het betoog over wat je verbiedt en of je het erger maakt door het te verbieden, en wat je legaal houdt omdat je de onderwereld tegen wilt houden. Ik ben heel benieuwd hoe de heer Nicolaï daarnaar kijkt.
De voorzitter:
Maar dan vraag ik de heer Nicolai wel om kort te reageren. Een interruptie is niet een statement en een pleidooi. Het is een korte opmerking met een korte reactie. En dan gaan we weer door met uw inbreng.
De heer Nicolaï (PvdD):
Online gokken gaat over verslaving. In de schriftelijke vragen die ik gesteld heb aan de minister heb ik erop gewezen dat nu legaal, via keurige sites, middelen beschikbaar zijn, die tot die designerdrugs gerekend worden. Daar staat niet dat gevaarlijke middel op waar u het over hebt. Er staan 40 middelen op. Welke middelen zijn verslavend, zoals gokken verslavend is? Van welke van die middelen staat vast dat zij schadelijk zijn voor de volksgezondheid? Dat heb ik gevraagd. Het antwoord van de regering is: van 3 van de 40 middelen staat dat vast. Praten we dan over een probleem? Praten we over een probleem dat je kunt vergelijken met gokken, terwijl van gokken wel degelijk wetenschappelijk is vastgesteld dat het verslavend is? Of zijn we bang voor designerdrugs en voor partydrugs? Als het over drugs gaat, gaat het meteen over verslaving. Maar nee, dat is niet zo. Dat is een beperkte groep drugsgebruikers, die je heel goed kunt informeren …
De voorzitter:
Dank u wel. Heeft u nog een vervolgvraag, mevrouw Van Aelst?
De heer Nicolaï (PvdD):
… en die je op die manier kan helpen …
De voorzitter:
U heeft nog 25 minuten spreektijd, dus u komt er vast nog op terug. Heeft u nog een korte aanvullende vraag, mevrouw Van Aelst? Daarna gaan we weer door, want anders komen we er niet doorheen. Nee? Dank u wel. Vervolgt u uw betoog; de klok gaat weer aan.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik was bezig met waar we volgens artsen, verslavingsinstellingen, journalisten en anderen echt naar moeten kijken als we het hebben over verslaving en over gevaren die onze volksgezondheid bedreigen.
Er is al gesproken over alcohol. Ik heb het nu over nicotine, namelijk over het vapen met e-sigaretten die nicotine bevatten. Ik citeer: "Nicotine is een van de meest verslavende stoffen die er bestaan. Iemand kan al na een paar dagen verslaafd zijn aan nicotine". Dat zegt het Trimbos-instituut. In de Volkskrant van 20 juli 2024 kwam de epidemioloog Esther Kroes aan het woord over nicotine. De voorzitter is arts, dus die zal belangstellend luisteren. Ik citeer: "via één vape krijg je soms meer nicotine binnen dan via een heel pakje sigaretten". Tot overmaat van ramp maakt nicotine kinderen supersnel verslaafd, doordat hun brein nog niet is gerijpt. Dat kan binnen dagen tot weken gebeuren, volgens wetenschappelijke studies. Zo waarschuwt de journalist van de Volkskrant, die erop wijst dat een speciale zoutvorm in nicotine, die vaak in wegwerpvapes zit, daaraan bijdraagt. Hij tekent uit de mond van Esther Kroes, deskundige van het Trimbos-instituut op: "Die is een stuk milder voor je keel en geeft je geen hoestreflex. Je merkt bijna niet eens dat je het binnen krijgt. Die vorm is echt bedoeld om jongeren aan de nicotine te krijgen".
We stevenen af op een gezondheidsramp. Volgens de gezondheidsmonitor jeugd van het RIVM en de ggd's vapet ruim 9% van de 12- tot 16-jarigen wekelijks; meisjes vaker dan jongens. Het leger verslaafden wordt enorm. En dan hebben we het nog niet eens over de schadelijke effecten voor de hersenen van jongeren en kinderen. Ik citeer de informatie van het Trimbos-instituut: "Tussen de 10 en 25 jaar zijn de hersenen van kinderen volop in ontwikkeling, vooral de delen van de hersenen die iemand nodig heeft om goed te kunnen plannen, organiseren en gevolgen op lange termijn in te schatten. Nicotine houdt deze ontwikkeling tegen. Die ontwikkeling is na iemands 25ste levensjaar niet meer in te halen". Eén op de tien jongeren gaat dit meemaken! Dat voltrekt zich onder onze ogen, terwijl we vandaag de indruk krijgen dat we met dit wetje bijdragen aan de strijd tegen drugsgebruik en verslaving. Het is een strijd die wordt opgetuigd met een verhaal over het criminele circuit, waarmee we de strijd moeten aanbinden, terwijl voor vrijwel de gehele productie en verkoop van de zogeheten designerdrugs geldt dat deze juist niet, dus nóg niet, in handen is van de onderwereld!
De heer Van Knapen i (BBB):
Ik vraag me af of u bekend bent met de vrijwel acute hersenschade door dit soort drugs, die uitgebreid beschreven is in de Amerikaanse medische literatuur. Dat we daar hier nog niet zo veel last van hebben, betekent nog niet dat we daar niet wereldwijd een gigantisch volksgezondheidsprobleem mee hebben, met name in het neurale gebied. U heeft helemaal gelijk over nicotine, maar daar hebben we het helemaal niet over. Dat vind ik dus een slechte vergelijking.
De heer Nicolaï (PvdD):
Maar dan weet mijn collega hier meer dan de minister. Want ik heb gevraagd of er van die meer dan 40 producten die op dit moment legaal in de handel zijn vaststaat of er een volksgezondheidsgevaar is. En als het zo is als er beweerd wordt, dat al die drugs hersenschade veroorzaken of verslaving, dan had ik dat in de antwoorden van de minister verwacht. Maar de minister zegt: nee, van drie van die producten is iets vastgesteld, maar van de rest niet. Leest u maar de antwoorden op mijn vragen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Nicolaï (PvdD):
Even terug, want de staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport is aanwezig. Ik ben over vapen begonnen. Daar gaat die wet niet over, maar het is een zorg die we hier allemaal vreselijk delen: een op de tien jongeren die naar de vernieling gaat. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij daar eens op zou willen reageren. Ook verneem ik dan graag van de staatssecretaris of hij het met mij eens is dat de omvang van die groep vapende jongeren niet in verhouding staat tot de relatief kleine groep gebruikers van de zogeheten designerdrugs. Dat is een niche, zoals een van de door onze Kamer geraadpleegde deskundigen het noemt.
Voorzitter. Onze Kamer noemt zichzelf soms trots een chambre de réflection. Hier regeert niet de angst of emotie, maar het verstand. Laten we dat nou eens op deze wet toepassen. Een juridische analyse in het licht van de strafrechtelijke beginselen leidt tot het oordeel dat er van alles mis is. Ik kom daar straks op terug. Daar komt geen angst of emotie aan te pas.
Een analyse in het kader van de doelmatigheidsvragen vergt ook een nuchterheid. Het vergt een bereidheid om even afstand te nemen van het appèl om mee te werken aan de strijd tegen de criminele onderwereld en de witwaspraktijken die met criminele geldstromen zijn verbonden. Alsof dat hier aan de orde is — integendeel. Wie nuchter kijkt naar de productie en verkoop van de zogeheten designerdrugs in Nederland, komt — ik zeg het maar eerlijk — op keurige websites terecht. De producenten en leveranciers hanteren gedeponeerde algemene voorwaarden, hebben een klachtenlijn en een retourbeleid en zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Alles is transparant en keurig en er is niets dat ook met welke criminele onderwereld dan ook te maken heeft. Toen we daarnaar hebben gevraagd aan de ambtsvoorganger van de minister hier, heeft de voorgaande minister geen onderbouwing kunnen geven van de suggestie dat de producenten en leveranciers van de designerdrugs deel uitmaken van een crimineel netwerk.
De suggestie dat als de designerdrugs niet verboden zouden worden, de georganiseerde criminaliteit de productie en handel zou overnemen, is evenmin met enig bewijs hard gemaakt. Dan hebben we het over verstand, en niet over angst. Iedereen zal met zijn gezonde verstand kunnen bedenken dat als de productie en handel strafbaar worden gemaakt, terwijl de vraag naar partydrugs volgens de deskundigen zal blijven bestaan — leest u maar de antwoorden van de deskundigen die wij in de Eerste Kamer geraadpleegd hebben — dat voor de georganiseerde criminaliteit juist aanleiding zal zijn om de productie en handel over te nemen. Dat de illegale drugsindustrie zich dan op deze drugs zal gaan richten, wordt juist in het leven geroepen door deze wet en de criminalisering van productie, handel en gebruik. Dus, over angst gesproken, wie bang is dat de criminele onderwereld zich zal gaan richten op partydrugs, moet juist niet deze wet aannemen. En wie bang is voor eventuele schadelijke gevolgen van het gebruik van de designerdrugs, voorkomt die niet door het gebruik te criminaliseren. Nee, dat voorkom je door goede voorlichting, door testfaciliteiten te ondersteunen en door een toegankelijk waarschuwingssysteem dat door instellingen als de Jellinek kan worden gerund. Dat waarschuwingssysteem heeft er ook voor gezorgd dat dat ene gevaarlijke middel inmiddels echt verboden is.
Voorzitter. Onze fractie is benieuwd of de bewindslieden daar ook zo tegen aankijken. Graag krijgen wij een reactie op de volgende vragen. De eerste vraag. Zijn de bewindslieden bereid om de Jellinek of vergelijkbare instellingen extra te ondersteunen, zodat telkens snel en adequaat voorlichting kan worden gegeven over NPS'en die nieuw op de markt worden gebracht? De tweede vraag. Zijn de bewindslieden bereid om te bevorderen dat door Jellinek of vergelijkbare instellingen testmogelijkheden worden aangeboden waar gebruikers drugs kunnen laten testen, en dat die mogelijkheden ook bij festivals op locatie worden aangeboden?
De derde vraag. Hebben de bewindslieden wetenschappelijk onderbouwde aanwijzingen dat het gebruik van drugs waarop het ontwerp betrekking heeft, betekenisvol zal afnemen als de productie en het gebruik verboden worden? Bij xtc is dat aantoonbaar niet het geval geweest; lees de rapporten van de deskundigen die wij geraadpleegd hebben. Beschikken de bewindslieden over wetenschappelijk onderbouwde gegevens waaruit blijkt dat het gebruik van de NPS'en waarop deze wet betrekking heeft, anders dan het gebruik van xtc, wél zal afnemen als gevolg van een wettelijk verbod? Dat zijn vragen die wij als Eerste Kamer in het kader van onze doelmatigheids- en uitvoerbaarheidstoetsing aan de bewindslieden dienen te stellen.
Voorzitter. Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen heeft de minister moeten toegeven dat voor vrijwel alle NPS'en geldt dat niet is vastgesteld — ik begon daarmee — dat die bij juist gebruik schadelijk voor de volksgezondheid zijn. Die middelen kunnen ook schade toebrengen; dat klopt, bij een verkeerd gebruik. Maar — en daar gingen mijn vragen in de schriftelijke rondes ook over — dat geldt ook voor ibuprofen. Van een ibuprofen van 400 milligram mag je er op een dag maximaal vier innemen. Maar als je zwanger bent of rugpijn hebt en je er twaalf gaat innemen, dan moet je eens even kijken wat er met je lijf gebeurt. Toch kun je die ibuprofen gewoon bij de Etos kopen. Gelukkig lezen de mensen de bijsluiter. Waarom zou je niet een bijsluiter van Jellinek of een andere instelling, of van de websites die deze partydrugs verkopen, bij die middelen kunnen doen? Ik krijg daar geen antwoord op. Ik vraag het nogmaals: waarom is er vanuit het belang van de volksgezondheid wel een overwegend belang om de NPS te verbieden, in plaats van informatie aan de gebruiker te verschaffen over de wijze van gebruik die gezondheidsschade voorkomt, terwijl middelen als ibuprofen van 400 milligram verkrijgbaar zijn, welk middel bij onjuist gebruik ook tot grote gezondheidsschade kan leiden?
Voorzitter. Als niet aantoonbaar is dat de volksgezondheid in betekenisvolle mate wordt geschaad bij een juist gebruik van die NPS'en, en er geen onderbouwde aanwijzingen zijn dat het verbod van NPS'en tot gevolg zal hebben dat aan de illegale criminele drugsindustrie een noodzakelijke klap wordt toegebracht, komt toch de vraag op wat dan toch het achterliggende doel is van deze wet.
In de schriftelijke vragen is onze fractie ingegaan op het vermoeden dat het doel van het verbod is om landen buiten Nederland tegemoet te komen, omdat die zich storen aan de vrije verkrijgbaarheid in Nederland. Een aantal passages in de memorie van toelichting gaf daartoe aanleiding. De minister, reagerend op onze vragen, lijkt te erkennen dat de Nederlandse wetgever niet het belang van andere landen als grondslag mag hanteren voor een beperking van vrijheden van degenen die in Nederland gevestigd zijn, tenzij daartoe Europeesrechtelijke of verdragsrechtelijke verplichtingen bestaan. We moeten de volksgezondheid van de Nederlanders in Nederland beschermen. Het is constitutioneel niet toegestaan om belangen van andere landen te dienen die ertoe leiden dat dingen in Nederland worden verboden terwijl daar geen Nederlands belang voor bestaat.
De minister heeft in zijn antwoorden steeds ontkend dat buitenlandse druk de regering ertoe heeft gebracht om NPS'en in Nederland te verbieden. Maar na een Woo-verzoek — we hebben daar een mail over gekregen met het rapport erbij — is inmiddels gebleken dat in de periode van voorbereiding van de onderhavige wet het Nederlands Forensisch Instituut onderzoek heeft gedaan en een presentatie heeft gegeven op het ministerie. In die presentatie wordt ingegaan op het onderwerp volksgezondheid. Wat staat er, als je die slides leest? Interessant is dat het NFI daarin het volgende naar voren brengt. Ik spreek niet, maar de adviseur van het ministerie spreekt. Ik citeer: "nauwelijks gegevens over toxiciteit", "evenmin nauwelijks gegevens over langetermijneffecten en risico's" en "gebruik in Nederland beperkt". U kunt het lezen. Dat roept natuurlijk de vraag op waarom Nederland dan toch tot het verbieden van de productie van, de handel in en het gebruik van NPS zou moeten overgaan. Op de betreffende pagina van die NFI-presentatie is vervolgens het volgende te lezen. Ik citeer: "Waarom is er behoefte aan NPS-wetgeving? Handel vanuit Nederland, gebruik in het buitenland! Rechtshulpverzoeken!" Dat waren exact de gronden waarover ik schriftelijke vragen stelde, waarop de minister antwoordde dat die gronden helemaal niet gespeeld hadden.
Uit de documenten die via de Woo-procedure boven water zijn gekomen, blijkt een geheel andere gang van zaken. Mijn vraag aan de bewindslieden is: kunnen zij bevestigen dat de aanleiding voor het in gang zetten van de wetgeving over NPS wel degelijk is geweest dat Nederland tegemoet wilde komen aan de belangen van andere landen, om te voorkomen dat hun onderdanen de beschikking krijgen over NPS die in Nederland geproduceerd worden en om de afhandeling van rechtshulpverzoeken te kunnen faciliteren? En kunnen de bewindslieden bevestigen dat die belangen naar constitutioneel recht op zich geen grond mogen vormen voor een strafbaarstelling van in Nederland verrichte handelingen die betrekking hebben op het produceren, verhandelen en gebruiken van NPS?
Voorzitter. Met die vraag komen we op het terrein van de juridische analyse van het ontwerp. Juridisch deugt de wet om twee redenen niet. Door de wijze waarop de strafbaarstelling is geformuleerd, is het produceren en verhandelen van allerlei producten die niets met drugs te maken hebben, ineens verboden. De senatoren hebben allerlei mailtjes gekregen van burgers die zich daarover zorgen maken. Mijn collega's weten dat. We kregen zelfs dozen met producten die op grond van deze wet, als die zonder wijziging in werking treedt, verboden zijn. Hoe het komt dat die gevolgen niet voorzien zijn, is onze fractie een raadsel. Strafrechtelijk doet zich wel een probleem voor, omdat burgers nu de kans lopen strafbare feiten te begaan terwijl dat niet met deze wet beoogd is. De juiste weg is natuurlijk dat eerst nog eens goed in kaart wordt gebracht welke producten nu onbedoeld onder dit wettelijke verbod vallen en dat die alsnog van dat verbod worden uitgezonderd. Mijn vraag op dit punt aan de bewindslieden luidt: erkennen zij dat allerlei producten nu verboden worden terwijl dat niet beoogd is? De tweede vraag is: erkennen zij dat deugdelijke wetgeving vereist dat producten waarvoor het verbod niet dient te gelden door middel van een wettelijke voorziening dienen te worden uitgezonderd?
Een tweede, veel fundamenteler probleem — er werd al op gewezen — is dat burgers die een pilletje kopen dat niet op een lijst van verboden middelen voorkomt, niet kunnen weten of dat in strijd is met het wettelijke verbod dat met deze wet in het leven wordt geroepen. De rechtsbeginselen die het strafrecht beheersen, en ook de verdragsbepalingen die zien op de grenzen die de wetgever in acht moet nemen als hij handelingen strafbaar stelt, vereisen dat voor een burger op grond van de wettelijke bepaling kenbaar is welke handelingen toelaatbaar zijn, en welke verboden en strafbaar. Aan die eis voldoet het ontwerp niet. Sterker nog, zelfs de opsporingsdiensten en de ambtenaren van de politie en de Douane weten niet wat de verboden middelen zijn en zijn afhankelijk van apparatuur om te kunnen bepalen of een middel onder de verbodsbepaling valt. Leest u maar de memorie van toelichting en leest u maar de antwoorden op onze vragen. De minister heeft erkend dat niet alle diensten over zulke apparatuur beschikken.
Dat roept de vraag op of bij aanhouding of onderzoek zich een situatie van strafrechtelijke verdenking zou kunnen voordoen als er op voorhand werkelijk geen uitspraken mogelijk zijn over de vraag of het bezit van het middel dat wordt aangetroffen, strafbaar is. Voor de burger die een pilletje koopt, of gekocht heeft, is het nog meer ongewis. Die heeft namelijk geen toegang tot apparatuur waarmee kan worden vastgesteld of het middel onder de verboden stofgroepen valt. In de handhaving — dat is typisch iets waar we als Eerste Kamer op moeten letten — lopen we dus aan tegen grote problemen. De strafrechtelijk deskundige aan wie de Kamer advies heeft gevraagd, erkent dat er geen rechtspraak is waaruit volgt dat van een burger die een pilletje koopt en die niet als een marktpartij bij de handel betrokken is, verlangd kan worden dat hij stappen onderneemt om vast te stellen of het om een verboden pil gaat. De deskundige wijst er overigens wel op dat het anders zou kunnen zijn als de burger toegang heeft tot een testfaciliteit bij een instelling of een festival.
In het licht daarvan leg ik de bewindslieden de volgende vragen voor. Hebben zij met het OM overlegt over het feit dat het bezit van sommige producten onbedoeld strafbaar is en dat burgers die in het bezit zijn van een welbedoeld verboden middel, niet kunnen weten dat het middel onder de verboden middelen valt als die middelen niet op een lijst zijn aangewezen? De volgende vraag. Zou het van overheidswege faciliteren van testmogelijkheden een oplossing kunnen bieden en zijn de bewindslieden bereid dat te bevorderen? De daaropvolgende vraag. Zijn de bewindslieden bereid om toe te zeggen dat de inwerkingtreding van het ontwerp wordt uitgesteld totdat er duidelijkheid is verkregen over de vraag of de strafbaarstelling voldoet aan het zogeheten lex-certabeginsel, en over de vraag hoe kan worden opgelost dat er onbedoeld allerlei producten onder het verbod vallen? Mogelijk kan het overleg met het OM daar ook wegen voor openen.
Voorzitter. De deskundigen op het gebied van de verslavingszorg die de Kamer hebben geïnformeerd, zijn allemaal kritisch over het ontwerp; we hebben de rapporten allemaal kunnen lezen als Kamerleden. Als zij gelijk krijgen, dan gaat het om een verbod dat niet de belangen van de volksgezondheid dient, dat op geen enkele wijze zal leiden tot het terugdringen van het gebruik, en dat leidt tot criminalisering van de gebruiker, die uitgaande van het gegeven dat het gebruik wordt voortgezet — dat is een vaststaand gegeven — in aanraking gaat komen met het criminele circuit. Dan gaat het om een verbod dat een verdienmodel voor de drugsonderwereld zal creëren.
Voorzitter. Mijn slotvraag aan de bewindslieden luidt: wat klopt er niet aan de kritische conclusies van de deskundigen? We hebben het over verstand en niet over emotie. Ik zie de reactie van de bewindslieden met belangstelling tegemoet.
Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is het woord aan mevrouw Perin-Gopie namens Volt.