Dit voorstel voorkomt dat de Nederlandse Staat in verlegenheid wordt gebracht doordat in Nederland tegen een vreemde staat een civiele procedure wordt aangespannen of op zijn goederen beslag wordt gelegd, een en ander in een situatie waarin dit in strijd zou kunnen komen met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Staat.
Aanleiding hiervoor vormden gerechtelijke procedures waarin de vraag aan de orde was of aan de Nederlandse rechter de bevoegdheid toekomt om een vreemde staat failliet te verklaren.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 16 mei 2000 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 23 januari 2001 zonder stemming aangenomen.
Het voorstel werd gezamenlijk behandeld met het wetsvoorstel Gerechtsdeurwaarderswet (22.775).
ingediend
5 april 1993titel
Wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet ter nadere regeling van de gevolgen van ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders die in strijd zijn met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Staatschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- staatssecretaris van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
-
-Voor de gerechtsdeurwaarder wordt een informatieplicht voorgesteld, die inhoudt dat de regering via de persoon van de minister van Justitie direct door de deurwaarder wordt geïnformeerd zodra deze de opdracht krijgt een dagvaarding te betekenen aan een vreemde mogendheid.
-
-Er wordt een aparte voorziening opgenomen die inhoudt dat de regering ook wanneer het beslag al is gelegd, zelf maatregelen kan nemen waarvan het effect is dat het beslag verdwijnt.
-
-Zij kan dat doen door alsnog een aanzegging te richten aan de deurwaarder die dan verplicht is meteen via een nieuw exploit aan de beslagene te melden dat het eerdere beslag niet langer bestaat. De aanzegging werkt hier dus van rechtswege.